Genesis: De zondeval + het doel van de schepping van de mens

- 'Goedkope antwoorden' over het grote heilsplan van God
- Beginnen bij Genesis 1
- Vervanging of restauratie?
- Derde mogelijkheid
- Het grote doel van de schepping van de mens
- De plaats van de zondeval
- Lang leerproces
- Worden als Jezus
'Goedkope antwoorden' over het grote heilsplan van God
Deze antwoorden kwamen hierop neer: In genesis 3 valt de mens in zonde, maar godzijdank gaf God zijn Zoon als offer, waardoor iedereen die gelooft behouden is. Ouweneel schrijft dat dit natuurlijk waar is, zie Johannes 3:16. Maar het is de vraag of dit – het zondeprobleem en de oplossing daarvan – nu de kwintessens van Gods heilsplan is. De mens valt in een onbezonnen ogenblik in zonde en God is er vervolgens eeuwen druk mee bezig om de zaak weer vlot te trekken. Een vlugge zonde en een schier eindeloos herstel. Is dat waar het heilsplan van God over gaat, vraagt Ouweneel zich af.Beginnen bij Genesis 1
Vervanging of restauratie?
Hoe stellen christenen de nieuwe hemel en aarde voor: als vervanging, als restauratie of is er een derde mogelijkheid? Bij vervanging heeft satan uiteindelijk toch een zeker overwinning behaald. De opvatting dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde een restauratie zijn van de oude, impliceert dat de mens door de zondeval de schepping heeft bedorven en dat God vervolgens duizenden jaren nodig heeft om de zaak te repareren. In beide gevallen is Gods almacht in het geding.
Derde mogelijkheid
Ouweneel komt met een derde mogelijkheid. Hij stelt daarbij dat we niet moeten beginnen bij Genesis 3, de zondeval, willen we Gods heilsplan begrijpen. We moeten volgens hem beginnen bij Genesis 1, het scheppingsverhaal. Traditionele westerse christenen gaan, als het om Gods grote heilsplan gaat, uit van de zondeval, bij de vaststelling dat de mens een 'zondaar' is. Maar Jezus Christus is gekomen om voor onze zonden te sterven aan het kruis en daarom mogen we eeuwig leven. Dankzij kerkvader Augustinus (354-430) draait het westerse christendom allemaal om de zonde en de oplossing ervan. Voor Oosterse christenen ligt dat anders.Het grote doel van de schepping van de mens
De Oosterse traditie begint bij genesis 1, het verhaal van de schepping. Ze beginnen niet bij de vaststelling dat de mens een zondaar is die verlossing behoeft, maar dat de mens een schepsel is van God die tot ontplooiing gebracht moet worden. Ouweneel schrijft dat het hele heilsplan van God eruit bestaat om het grote doel van de schepping van de mens waar te maken. Tegen deze achtergrond onderscheidt Ouweneel drie delen in genesis 1 (en 2):- De mens is geschapen om te heersen over Gods schepping (Genesis 1:26, 28). De mens heeft voor de zondeval de heerschappij gekregen over het geschapene. Ouweneel schrijft dat Gods grote doel eerst en vooral is om deze heerschappij van de mens tot volle werkelijkheid te brengen, en dat noemt de Bijbel 'koninkrijk Gods'. Aan Jezus Christus, de tweede Adam (of tweede mens), wordt de heerschappij over de schepping toevertrouwd. Jezus Christus zal als Koning heersen. Het is Jezus die als Heer en Koning heel de schepping regeert en wij zullen met Hem heersen.
- De mens is gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God (Genesis 1:26v.). De mens is Gods beelddrager. Dit ten volle te verwerkelijken is het tweede doel van de schepping. Door de Ruach HaKodesh (Heilige Geest) wil God ons heiligen en tot beelddrager van God omvormen. "Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is" (Matteüs 5:48), vgl. 4:24; Efeziërs 5:1; 2 Petrus 1:4). Of beelddrager van Christus – het vleesgeworden Woord van God – die het beeld van God is (2 Korintiërs 4:4).Christus is het beeld van de onzichtbare God (Kolossenzen 1:15). Wij zijn leesbare brieven van Christus, waarvan de tekst in onze harten door de Heilige Geest is opgeschreven (2 Korintiërs 3:2-3).
- God schiep de mens als man én vrouw, naar het beeld van God (Genesis 1:27). "En de HERE God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past" (Genesis 2:18). De man is pas compleet of volledig met zijn complement, de vrouw. In het koninkrijk Gods zal naast de 'laatste Adam' een 'laatste Eva' staan, dat is de Gemeente, die zijn bruid, zijn lichaam is (zie 2 Korintiërs 4:4; Efeziërs 5:25-31; Openbaring 19:6-9).
In dit driedelige portret wordt nergens over zonde of over de oplossing van het zondeprobleem gesproken. Ouweneel benadrukt dat het doel van God zijn Gemeente is en de gemeente bestaat uit beelddragers van God c.q. van Christus en deze zullen samen met Christus tot in eeuwigheid heerschappij oefenen (vgl. Openbaring 22:5).
De plaats van de zondeval
De plaats van de zondeval in het geschetste beeld is volgens Ouweneel deze:'Dankzij' de zondeval is God met de schepping op weg naar een wereld die zónder de zondeval nooit mogelijk zou zijn geweest, zelfs niet voor God. De zondeval is een wezenlijk onderdeel van de geschiedenis van deze wereld, op weg naar de voleinding.
God haat de zonde, zo maakt Hij duidelijk in de Bijbel. God heeft de zonde(val) dus niet gewild of gepland. Het is Hem echter ook niet 'overvallen', want niets gebeurt buiten Hem om. Augustinus zei dat wat tegen Gods wil gebeurt, daarom nog niet buiten Zijn wil om gebeurt. God heeft de zondeval niet gewild, maar wel toegelaten en in dienst gesteld van Zijn plannen. God heeft de zondeval niet geënsceneerd, de val van de mens is diens eigen verantwoordelijkheid. Maar God gebruikt deze gebeurtenis wel om de mens op een hoger plan te brengen, welke zonder de zondeval nooit bereikt had kunnen worden. Het beeld van God wordt in de mens bewerkt en verwerkelijkt door een lang en moeizaam leerproces, waarin de zondeval een belangrijke rol speelt.
Ouweneel stelt dat de geschiedenis van de mens niet begint met een heilige, rechtvaardige mens. Als dat zo was, dan was er geen sprake geweest van een ontwikkeling in de heilsgeschiedenis, maar van het herstellen van de oude situatie. Nou, dat schiet dus niet op. Daar is niets mee gewonnen. De geschiedenis begint met een onschuldig mens, die tegelijk zo onwetend is als een boreling. Adam was een tabula rasa, een onbeschreven blad. Hij wist van toeten noch blazen. Hij kon niet terugvallen op een collectieve dan wel een persoonlijke geschiedenis met leerervaringen. Hij was naïef en volstrekt onwetend.
Lang leerproces
Door te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad (let op goed en kwaad), leerde hij het kwaad en daarmee ook het goed kennen. Deze twee zaken zijn alleen in contrast met elkaar te kennen door middel van een lang leerproces. De heilsgeschiedenis is dan, zo bezien, het noodzakelijke leerproces waardoor de mens zal volstromen met Gods volkomenheid (vgl. Efeziërs 3:19). Dit is zoveel meer dan Adam en Eva verloren hebben in het paradijs. God brengt niet de dingen terug in de oude staat, maar we worden naar een hoger plan getild. De nieuwe schepping is een verheffing van de oude schepping, zo maakt Ouweneel duidelijk. De heilsgeschiedenis is niet circulair waarmee men terugkeert naar de beginsituatie, maar is als een spiraal die eindigt in een volmaakte wereld waarin de mens kennis heeft van goed en kwaad en is wat Adam niet was, namelijk heilig en rechtvaardig. Via deze weg wordt een situatie bereikt waarin de mens niet meer opnieuw in zonde kan vallen. Het gaat dus niet om een herstel van Genesis 2, want het paradijs was slechts een schaduw van wat in de voleinding werkelijkheid wordt.Worden als Jezus
In het heil draait het dus om zoveel meer dan 'zonde en genade'. Ouweneel drukt het als volgt uit: "We moeten de zaak veel positiever benaderen. Het gaat God om Christus – niet alleen om wat Christus als onze Verlosser gedaan heeft, maar om wie Christus als persoon is, en vervolgens ook om Christus als gereproduceerd in de gelovigen." Het gaat dan vooral om de vraag hoe Christus in ons gestalte krijgt (Galaten 4:19). Rechtvaardiging en heiliging betekenen dan volgens Ouweneel niet allereerst 'afwezigheid van zonde', maar Christus in ons en dat impliceert uiteraard afwezigheid van zonde. In Romeinen 8:29 staat dat God ons heeft voorbestemd om in overeenstemming gebracht te worden met het beeld van Zijn Zoon. Ons einddoel is te worden als Jezus. Op weg daarnaartoe zijn wij als iemand die de heerlijkheid van Jezus met zich meedraagt. In en door Jezus Christus mogen wij tot volle wasdom komen. Wij mogen steeds meer zijn beeld weerspiegelen.Noot
[OLIST]Dr. Willem J. Ouweneel: Moet het altijd over zonde gaan? Soφie, 1e jaargang nr. 2 - april 2011.[/OLIST]