Drie-eenheid: Vader, Zoon & Heilige Geest in Oude Testament
Drie-eenheid: de onderscheiden Personen, Vader, Zoon en Heilige Geest in het Oude Testament (Tenach). We bespreken de plaatsen in het Oude Testament waarin God zich aan ons in drie personen, als Vader, als Zoon, als Heilige Geest, afzonderlijk openbaart. In het Oude Testament worden de drie Personen ook heel vaak onafscheidelijk van elkaar genoemd.
Drie-eenheid in het Oude Testament
God openbaart zich in de bijbel in drie personen, als Vader, Zoon en Heilige Geest. In het Oude Testament tonen sommige plaatsen Hem als Vader, soms wordt er gesproken van de komende Zoon en op talloze Schriftplaatsen komt de Heilige Geest voor. We bespreken de Schriftplaatsen waarin de drie Personen afzonderlijk voorkomen.
God als Vader
Diverse Oudtestamentische verzen vertellen ons dat
God onze Vader is:
- Is dit uw antwoord aan de HEER? Hoe komt u zo dwaas? Waar is uw verstand? Is hij niet uw vader, uw schepper? Hij heeft u gemaakt, hij riep u tot leven. (Deuteronomium/D'varim 32:6)
- Hij zal tot mij roepen: “U bent mijn vader, mijn God, de rots die mij redt! (Psalm/Tehillim 89:27)
- Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. (Jesaja/Yesha'Yahu 9:6)
- U bent toch onze vader? Abraham heeft ons niet gekend en Israël zou ons niet herkennen, maar u, HEER, bent onze vader, van oudsher heet u Onze beschermer. (Jesaja 63:16)
- Toch, HEER, bent u onze vader, wij zijn de klei, door u gevormd, wij zijn het werk van uw handen. (Jesaja 64:7)
- Maar nú roep je mij aan. Je zegt "vader" tegen mij, en zegt: "U bent de geliefde van mijn jeugd..." (Jeremia/YirmeYahu 3:4)
- Ik dacht: Hoe kan ik je een plaats tussen mijn kinderen geven en je een begeerlijk land schenken, een sieraad voor de hele wereld? En ik dacht: Jullie zullen “vader” tegen mij zeggen, jullie keren je niet van mij af. (Jeremia 3:19)
God als Zoon
In Spreuken (Mishlei) 30:4 wordt de vraag gesteld:
- "Wie is naar de hemel geklommen en weer afgedaald? Wie heeft de wind met zijn handen gevangen? Wie heeft het water in zijn mantel gebonden? Wie heeft de grenzen van de aarde bepaald? Noem mij zijn naam, en de naam van zijn zoon, als je die kent."
Psalm 2:7 spreekt over de
Zoon van God:
- Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt.
Dit besluit van de Heer kan op vier manieren uitgelegd worden:
- Christus is van alle eeuwigheid de Zoon van God;
- In Handelingen 13:33 wordt dit vers in verband gebracht met de menswording van Christus;
- In Kolossenzen 1:18 lezen we dat Christus in zijn opstanding de 'eerstgeborene van de doden' is;
- 'Heden' lijkt ten slotte te verwijzen naar de toekomst, op het moment dat Christus als Koning gekroond zal worden. (William MacDonald, 2005, p.18).
Vers 12 van Psalm 2 dringt erop aan dat we ons aan die Zoon onderwerpen.
In Daniël (Dani'el) 7:13-14 lezen we:
- In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
God als Heilige Geest
Op zeer veel plaatsen in het Oude testament, treffen we de de
Heilige Geest aan:
- Genesis (B'resheet) 1:2; 6:3
- Exodus (Sh'mot) 31:3; 35:31
- Numeri (B'midbari) 11:7; 11:25; 11:26; 11:29; 24:2; 27:18
- Richteren/Rechters (Shof'tim) 3:10; 6:34; 11:29; 13:25; 14:6;14:19; 15:14
- 1 Samuel (Sh'mu'El Alef) 10:6; 10:10; 11:6; 16:13; 16:14; 19:20; 19:23
- 2 Samuel (Sh'mu'El Bet) 23:2
- 1 Koningen (M'lakhim Alef) 18:12; 22:24
- 2 Koningen (M'lakhim Bet) 2:16
- 1 Kronieken (Divrei-HaYamim Alef) 12:18
- 2 Kronieken (Divrei-HaYamim Bet) 15:1; 18:23; 20:14; 24:20
- Nehemia (NechemYah) 9:20; 9:30
- Job (Iyov) 33:4
- Psalmen (Tehillim) 51:11; 104:30; 106:33; 139:7; 143:10
- Jesaja (Yesha'Yahu) 11:2; 30:1; 32:15; 34:16; 40:13; 42:1; 44:3; 48:16; 59:21; 61:1; 63:10; 63:11; 63:14
- Ezechiël (Yechezk'El) 2:2; 3:12; 3:14; 3:24; 8:3;11:1; 11:5; 11:24; 36:27; 37:1; 37:14; 39:29; 43:5
- Joël (Yo'El) 2:28; 2:29
- Micha (Mikhah) 2:7; 3:8
- Haggai (Hagai) 2:5
- Zacharia (Z'kharYah) 4:6; 7:12; 12:10
- Maleachi (Maol'akhi) 2:15
Conclusie
In de Tenach worden de drie Personen ook
heel vaak onafscheidelijk van elkaar genoemd.
Lees verder