Gods verbond met Abraham: fundament van Joodse identiteit
Gods verbond met Abraham is het fundament van de Joodse identiteit. De Messiaanse Jood Michael L. Brown schrijft ergens dat bij veel Joden die Jesjoea (Jezus) hebben leren kennen als hun Messias, hun Jood-zijn is (her)ontwaakt op een diepe, krachtige en intense manier. Dit is ook wat God wil. De Messiaanse rabbi Mottel Baleston zegt dat Joodse gelovigen herkenbaar moeten blijven als Joden. De Joden zijn Gods uitverkoren volk. De afstammelingen van Abraham, Izaak en Jacob hadden én hebben een speciale plaats in Gods heilshandelen.
Gods verbond met Abraham
Het ontwaken van het Joodse bewustzijn
De Messiaanse Jood Michael L. Brown schrijft in het boek
Answering Jewish Objections to Jesus: General and Historical Objections dat bij veel Joden die Jesjoea (Hebreeuws voor Jezus) hebben leren kennen als hun Messias, hun Jood-zijn is (her)ontwaakt op een diepe en intense manier. Velen hunner hebben allerlei aspecten van een Bijbelse Joodse levensstijl ontdekt en zijn deze gaan praktiseren en toe gaan passen in hun leven. Weer anderen maakten
aliyah (de terugkeer van Joden naar het beloofde land, Israël) en hun kinderen zitten op Israëlische scholen en vervullen hun militaire dienstplicht in het Israëlische leger. Michael L. Brown schrijft dat sommigen op zo'n diepe en intense manier hun Jood-zijn ervaren, dat zij hun naam hebben veranderd, bijvoorbeeld van Martin naar Moishe. En weer anderen hebben hun naam veranderd om de 'christelijke' antisemitische leugen te weerleggen, die zegt dat je niet Joods kan zijn en tegelijk kan geloven in Jezus.¹
Het Abrahamitische verbond is het fundament van de Joodse identiteit
De Messiaanse rabbi Mottel Baleston zegt dat Joodse gelovigen herkenbaar moeten blijven als Joden. De Joden zijn Gods uitverkoren volk. De afstammelingen van Abraham, Izaak en Jacob hadden én hebben een speciale plaats in Gods heilshandelen. Door de jaren heen heeft satan vele pogingen in het werk gesteld om het Joodse volk te vernietigen, zo schrijft Mottel Baleston. Daarom zegt hij vastbesloten: "
Am Yisrael Chai - De Joden zullen voortleven! We zijn trots op onze Joodse identiteit!"² De rabbi stelt dat het verbond van Abraham de basis is van de Joodse identiteit. Het verbond tussen God en Abraham wordt ook wel het
Beriet-Avraham (soms ook
Berieth-Avraham) genoemd. De besnijdenis op de achtste dag is een teken van dat verbond, zoals te lezen in Genesis 9:9-14. Mottel Baleston noemt 7 redenen waarom het Abrahamitische verbond de basis is van de Joodse identiteit, welke we hieronder in vogelvlucht zullen bespreken.
1. Gods verbond met Abraham is onvoorwaardelijk en eeuwigdurend
Abrahamitische verbond
De God van de Bijbel is voor eeuwig de God van Abraham en zijn zaad (Genesis 12:1-3, 15:1-21, 17:1-21). Het Abrahamitische verbond toont de bijzondere relatie tussen een soevereine God en het volk dat Hij heeft uitverkozen: 'Ik zal hen tot een God zijn'. Het is een onvoorwaardelijk Verbond die God aan Abraham gegeven heeft. Het verbond is dus niet voorwaardelijk gebaseerd op Abrahams werken of zijn nakomelingen. Israël (d.w.z. de nakomelingen van Abraham, Izaäk en Jakob) namen en nemen in het historische plan van God een belangrijke plaats in. Simpelweg omdat God d'Almachtige zelf Zijn naam aan het volk van Israël verbonden heeft.
Gelovigen uit de heidenen die hun geloof in Jesjoea - de Messias van Israël - stellen, vormen niet het geestelijke Israël, zoals de vervangingstheologie ten onrechte stelt. De niet-Joodse gelovigen zijn mede-erfgenamen van de geestelijke zegeningen van het verbond met Abraham (Galaten 3:14, 29). Door geloof kan iedereen een
geestelijk nazaat van Abraham worden, maar dat sluit het fysieke zoonschap van het Joodse volk geenszins uit.
Paulus, Rembrandt (1633 of 1635) /
Bron: Rembrandt, Wikimedia Commons (Publiek domein)Kerk heeft niet de plaats van Israël ingenomen
De kerk of Gemeente is niet in de plaats getreden van Israël. De Kerk is niet het nieuwe geestelijke Israël. De besnijdenis is het teken van het verbond dat god met Abraham is aangegaan en de doop is niet in de plaats gekomen van de besnijdenis. De vervangingstheologie is een diabolische leugen. Gods verbond met Israël blijft geldig en is eeuwigdurend, ongeacht de werken van Israël. Dus ook wanneer Israël faalt in Gods bedoeling. Dat bekrachtigt Paulus:
Omwille van hen, de Israëlieten, die God als zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie hij zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken; omwille van het volk dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen. God, die boven alles verheven is, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen. (Romeinen 9:4-5)
Wedergeboorte van Israël
In metahistorische zin is het onverbrekelijke en eeuwigdurende verbond dat God onder ede met zijn volk Israël sloot, de oorzaak voor de wedergeboorte van Israël. De terugkeer van de Joden naar het beloofde land is
conform Gods beloften. God houdt zich altijd aan Zijn Woord.
Israël is des HEREN
"Het belangrijkste is volgens Paulus wel dat de 'woorden des HEREN' hen [de Joden] zijn toevertrouwd. En al is het zo dat Paulus moet constateren dat vele Joden op dat moment ontrouw zijn, dan doet dat de trouw ... van de HERE nog niet teniet. Volstrekt niet zelfs (Romeinen 3:3)! Zij blijven dus zijn verbondsvolk, zij houden hun roeping, voor nu en heel de toekomst! Israël is des HEREN. Hun geloof of ongeloof, ontrouw of vertrouwen, lijken daarbij niet eens ter zake."³
2. Door Gods verbond met Abraham is er een unieke band tussen Israël en God
In Jesaja 49:16 zegt God tegen Zijn volk:
Ik heb je in mijn handpalm gegrift, je muren staan mij steeds voor ogen.
Jesaja spreekt deze woorden uit naar het volgende publiek:
Wee dit ontrouwe volk, met schuld beladen, volk van zondaars, verdorven geslacht. Zij hebben de HEER verlaten, de Heilige van Israël versmaad, hem de rug toegekeerd (Jesaja 1:4).
Hoe groot de zonden van Gods volk ook zijn, vanwege Zijn relatie met hen door middel van het verbond met Abraham en Zijn trouw en liefde, zoekt Hij altijd weer de gemeenschap met Zijn volk. Ze staan in Zijn handpalm gegrift. Het onvoorwaardelijke verbond met Abraham creëerde de unieke band tussen God en Israël en niet het voorwaardelijke Mozaïsche Verbond.
3. Het verbond met Abraham belooft Gods bescherming voor het Joodse volk (Genesis 12:1-3)
Rabbi Mottel Baleston schrijft dat satan alles in het werk stelt om te proberen het Joodse volk te vernietigen. Waarom? Omdat God door middel van het Joodse volk de Schriften en de Messias gaf en de Joden (nog steeds!) een belangrijke plaats hebben in Gods heilsplan. Israël zal altijd blijven bestaan:
Dit zegt de HEER, die de zon heeft gemaakt als het licht voor de dag, de maan en sterren als de lichten voor de nacht, die de zee opzweept, zodat de golven bruisen, wiens naam is HEER van de hemelse machten: Pas als deze orde ophoudt te bestaan – spreekt de HEER – bestaat ook Israël niet meer, is het niet meer voor altijd mijn volk. Dit zegt de HEER: Zoals de hoogte van de hemel niet gemeten wordt, de diepte van het fundament der aarde niet gepeild, zo verwerp ik niet het nageslacht van Israël om alles wat het heeft misdaan– spreekt de HEER. (Jeremia 31:35-37)
Ook zei God: "Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken". Een zorgvuldige bestudering van de geschiedenis bevestigt dit patroon.
4. Een kernbelofte in het verbond met Abraham is de landbelofte (Genesis 15:18-21, 17:8)
Hoewel er veel controverse bestaat met betrekking tot het Land Israël, is de Schrift er zeer duidelijk over. Het gehele Land Israël, met inbegrip van nog meer grondgebied dan de huidige staat Israël omvat, is door God gegeven aan de Joodse Natie. Jeruzalem was, is en zal altijd de hoofdstad van Israël blijven. Wat de wereld er ook van mag denken. (Jeruzalem is als een een beker wijn die de omringende volken bedwelmt - Zacharia 12:2). Jesjoea Hamasiach zal bij zijn terugkomst plaatsnemen op de troon van David en hij zal vanuit de stad Jeruzalem regeren.
5. Het verbond met Abraham blijft van kracht, hoewel het Mozaïsche Verbond is verbroken (Jeremia 31:31-33, Galaten 3:15-18)
Vanwege het onvoorwaardelijke karakter ervan, kan het verbond met Abraham niet worden verbroken door ontrouw en ongehoorzaamheid van de kant van het Joodse volk. Leviticus 26:14-39 en Deuteronomium 28:15-68 maken duidelijk dat de bepalingen van het Mozaïsche Verbond afhankelijk zijn van de volledige gehoorzaamheid van de natie aan alle bepalingen van de wet van Mozes, en niet alleen van degenen die ervoor kiezen om te gehoorzamen (Jakobus 2:10). Jeremia stelt dat God een nieuw verbond met hen zal sluiten:
De dag zal komen – spreekt de HEER – dat ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, een ander verbond dan ik met hun voorouders sloot toen ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze mij toebehoorden – spreekt de HEER. (Jeremia 31:31-32)
Rabbijn Sha'ul (Paulus) bevestigt in Galaten 3:15-18 dat het verbond met Abraham van kracht blijft, ook al is de Mozaïsche wet niet langer 'bindend' voor gelovigen. Om misverstanden te voorkomen: Paulus leert
nergens dat de Tora heeft afgedaan. Paulus leert dat de wet zelf heilig is en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed (Romeinen 7:12). Wat is dan het probleem? Rabbi Mottel Baleston zegt hierover: "We were completely unable to keep it, which amply demonstrates to us the need for Messiah and the New Covenant."
6. Het verbond met Abraham is de 'juridische basis' voor het zenden van Messias Jesjoea (lucas 1:67-73)
De profetie die bekend is geworden als 'de lofzang van Zacharias' (Lucas 1:68-79), gaat grotendeels over de Messias Jesjoea. Hierbij verklaart Zacharias, een priester in de lijn van Abia, de man van Elisabeth en de vader van Johannes de Doper, dat de geboorte van Jesjoea een vervulling is van de eed die Hij aan Abraham had gezworen: "En met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden" (Genesis 12:3).
7. Het verbond met Abraham is de basis voor het voortbestaan van het volk Israël, maar dit neemt niet weg dat iedere Jood, zoals ieder mens, een zondaar is die de Verlosser nodig heeft (Jesaja 59:1-2, 16, 20)
Het verbond met Abraham garandeert als het ware het fysieke voortbestaan van het Joodse volk als een natie. Rabbi Mottel Baleston zegt verder:
The individuals mentioned in Isaiah 59:1-2 as being separated from the God of Israel were members of that covenant, but because of their individual sin, were in need of individual atonement. The method of that atonement is spelled out at the end of that chapter, in v. 20 where we read of the 'Redeemer' who is to come.
Er is in de wijze van verlossing geen verschil tussen Jood en niet-Jood:
En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die hem aanroepen, want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’ (Romeinen 10:12-13).
Noten:
- Dr. Michael L. Brown: Answering Jewish Objections to Jesus: General and Historical Objections - Volume One; Baker Book House - Michigan, United States, 2000, p.10.
- Mottel Baleston: The Abrahamic Covenant, The Basis for Jewish Identity, Http://www.messianicassociation.org/a-mb-abrahamic.htm (voor de laatste keer geraadpleegd op 17 mei 2011)
- B. Gijsbertsen: Eerst de Jood en ook de Griek, Verkenningen in de brief aan de Romeinen, Boekencentrum, Zoetermeer, 1996, p.23-24.
Lees verder