Psalm 5: Morgengebed - De Heer (God) biedt mij bescherming
Een christelijke uitleg van Psalm 5, een morgengebed. David, de psalmist, bad niet bij vlagen, maar iedere morgen richtte hij zijn gebed tot God. Deze psalm laat iets zien van de intieme en innige relatie die hij met God onderhield. De psalmist vraagt God te letten op zijn verzuchtingen (Psalm 5:2) en acht te slaan op zijn hulpgeroep (Psalm 5:3). De psalm eindigt met de vaststelling dat God de rechtvaardige zegent en hem omgeeft met welbehagen als met een beschermend schild (Psalm 5:13).
Psalm 5: Morgengebed - De Heer (God) biedt mij bescherming
1 Voor de koorleider. Bij het spel op de schalmei. Een psalm van David.
2 Hoor mijn woorden, HEER,
sla acht op mijn klagen.
3 Luister naar mijn hulpgeroep,
mijn koning en mijn God,
tot u richt ik mijn bede.
4 In de morgen, HEER, hoort u mijn stem,
in de morgen wend ik mij tot u en wacht.
5 U bent een God die zich niet verheugt in het kwaad,
bij u is de misdaad niet welkom.
6 Gewetenlozen houden geen stand
onder de blik van uw ogen.
U haat allen die onrecht doen,
7 leugenaars richt u te gronde.
U verafschuwt, HEER,
wie bedriegt en bloed vergiet.
8 Maar ik mag door uw grote liefde uw huis binnengaan,
van ontzag vervuld mij buigen naar uw heilige tempel.
9 Leid mij langs mijn belagers, HEER, door uw gerechtigheid,
maak effen de weg die u mij wijst.
10 Onwaarheid komt uit hun mond,
onheil huist in hun hart,
een open graf is hun keel,
gespleten is hun
tong.
11 Laat hen boeten, God,
laat hen in hun eigen valkuil lopen.
Verstoot hen om hun grote wandaden,
want ze zijn opstandig tegen u.
12 Er is vreugde bij allen die schuilen bij u,
eeuwige jubel omdat u hen beschermt,
wie uw naam beminnen juichen u toe!
13 U zegent de rechtvaardigen, HEER,
als een schild beschut hen uw genade.
De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)
Bede om rechtvaardiging der vromen
1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Nechilôth.
2 O HEERE, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking.
3 Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden.
4 Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht houden.
5 Want Gij zijt geen God, Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren.
6 De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid.
7 Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs heeft de HEERE een gruwel.
8 Maar ik zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze.
9 HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
10 Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
11 Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen van hun raadslagen; drijf hen henen om de veelheid hunner overtredingen, want zij zijn wederspannig tegen U.
12 Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben.
13 Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid kronen, als met een rondas.
Statenvertaling (Jongbloed-editie)
Morgengebed
1 Voor de koorleider. Bij fluitspel. Een psalm van David.
2 Neem mijn redenen ter ore, o HERE,
let op mijn verzuchting.
3 Sla acht op mijn hulpgeroep, o mijn Koning en mijn God,
want tot U richt ik mijn gebed.
4 HERE, des morgens hoort Gij mijn stem,
des morgens leg ik het U voor, en zie uit.
5 Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt,
geen boze zal bij U vertoeven;
6 de verdwaasden houden geen stand voor uw ogen,
Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid;
7 Gij richt te gronde de leugensprekers,
de HERE verafschuwt de man van bloed en bedrog.
8 Maar ik zal, dank zij uw grote goedertierenheid,
uw huis binnengaan,
mij nederbuigen naar uw heilige tempel in vreze voor U.
9 HERE, leid mij door uw gerechtigheid
om mijner belagers wil;
effen uw weg voor mijn aangezicht.
10 Want in hun mond is niets betrouwbaar,
hun binnenste is enkel verderf,
hun keel is een open graf,
zij maken hun tong glad.
11 Doe hen boeten, o God,
laat hen vallen door hun eigen overleggingen,
verstoot hen om hun vele overtredingen;
want zij zijn wederspannig tegen U.
12 Maar verheugen zullen zich allen die bij U schuilen,
altoos zullen zij jubelen, daar Gij hen beschermt,
en in U zullen juichen wie uw naam liefhebben.
13 Want Gij zegent de rechtvaardige, o HERE,
Gij omgeeft hem met welbehagen als met een schild.
NBG-vertaling 1951
Uitwerking Psalm 5
Morgengebed
Psalm 5 is een psalm van David. Het is een morgengebed. David, de man naar Gods hart, begint de dag met zijn Here en zijn God. Hij spreekt God heel intiem en persoonlijk aan met "mijn koning en mijn God". Kennen wij dat nog, beste lezers, de dag beginnen met God? Nee, ik bedoel niet het traditiegetrouw bidden voor het morgeneten, maar ik bedoel echt de dag beginnen met God. Aan je hemelse Vader voorleggen wat je vandaag wilt gaan doen, of, zoals David doet in deze psalm, aan je hemelse Vader je zorgen en je noden voorleggen. Gewoon aan God vertellen wat je dwars zit.
O HEERE, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking. (Psalm 5:2)
Als het nodig is, dan kun je God om hulp roepen. Maar je mag de dag ook beginnen met het danken van God dat Hij voor je zorgt.
De dag met God beginnen
Welnu, David is een man die de dag met God begint. "Neem mijn redenen ter ore". David weet dat de Here naar hem luistert, hij weet dat de Here ook naar zijn verzuchtingen luistert, naar zijn hulpgeroep. De Here denkt niet: "Wat is die David nu weer aan het zuchten," nee, de Here slaat acht op zijn gebed. God luistert met aandacht naar jouw en naar mijn gebed. En, oh wonder van genade, God reageert op ons gebed.
"O, mijn koning en mijn God," zegt David zo midden in zijn gebed. David, hij was de koning van Israël. Hoger op de maatschappelijke ladder kan je als mens toch niet komen. En toch noemt David God zijn Koning. David weet zich onderdaan van God, die zijn Koning is.
Later zal Paulus aan de Filippenzen schrijven: "Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus als Verlosser verwachten." En dat rijk in de hemelen kent een Koning, een grote Koning, een Koning der Koningen en een Heer der Heren: Jezus Christus. Maar zegt u het David en Paulus na: "Mijn Koning." Met de nadruk op
mijn?
Het gaat er niet om dat je zegt, dat Jezus Christus de Koning is. Hij moet
mijn, Hij moet
jouw Koning zijn. Jezus Christus wil jouw hart, Hij wil mijn hart. Jezus Christus vraagt van mij, van jou, Hem als Koning te behandelen. Dat is doen wat Hij van je vraagt en Hem in alles gehoorzaam te zijn.
Burger van het hemelse Koninkrijk
Want tot u mijn Koning, richt ik mijn gebed. Ieder morgen, omdat ik ook uw onderdaan wil zijn. Omdat ik ook uw onderdaan wil zijn, als burger van het hemelse Koninkrijk.
David vervolgt met de woorden:
HERE, des morgens hoort Gij mijn stem, des morgens leg ik het U voor, en zie uit. (Psalm 5:4)
David, u en ik, wij mogen alles 's morgens aan de Here voorleggen, nog voordat wij de dag beginnen. Wat mogen we zoals aan Hem voorleggen:
- onze grote en kleine vragen, onze waaroms
- onze grote en kleine zorgen en angsten
Alles, je mag met letterlijk alles bij de Heer komen. En dan, wat gebeurt er dan?
En dan mogen we uitzien naar God. Op God wachten en er op vertrouwen dat Hij ons gehoord heeft en op Zijn wijze gaat handelen. Het komt nogal eens voor dat wij niet uitzien naar Gods antwoorden. "We lopen heel wat antwoorden mis, doordat we ongeduldig worden, de moed opgeven en voortijdig afhaken," aldus E.B. Meyer.(1)
Uitzien naar God
Laten we uitzien naar God, Hij hoort ons gebed. God is onze sterke en betrouwbare Toevlucht. Laten wij uitzien naar God, want verheugen zullen zich allen, die bij de Here schuilen. En in de Here zullen juichen, die Zijn naam liefhebben. Er mag geen twijfel over bestaan ~ Want Gij zegent de rechtvaardige, o HERE, Gij omgeeft hem met welbehagen als met een schild!
Voetnoot:
- Aangehaald in William MacDonald: De Psalmen; Uitgeverij Medema, Vaassen, 2005, p. 24.
Lees verder