Hindoeïsme, de godsdienst, Sanatana Dharma, de eeuwige wet
Meer dan 2000 jaar geleden werd de term: "HINDOE" gebruikt door de Perzen. Hiermee duidden zij het volk aan dat ten oosten van de rivier de Indus woonde (het huidige Pakistan). Het Hindoeïsme is duizenden jaren geleden ontstaan in India. Dit geloof staat mensen toe hun godsdienstplichten op veel verschillende manieren te kunnen vervullen. De naam Hindoeïsme hebben westerse geleerden aan de godsdienst gegeven. Bij Hindoes zelf wordt gesproken van SANATANA DHARMA, hetgeen "eeuwige wet" betekent.
Verspreiding van het Hindoeïsme
Tweederde van de Hindoes vindt men in India en de landen daar omheen: Pakistan, Sri Lanka, Bhutan, Bangladesh, Nepal en Burma. Zo'n 1000 jaar gelden namen handelaars de godsdienst mee naar Zuid-Oost Azië. In de tijd van het Gemenebest kwam de godsdienst ook naar Groot-Brittannië, Canada en de Verenigde Staten. Sinds de 19de eeuw wonen Hindoes ook in Afrika en de gebieden van het vroegere West-Indië. Het aantal Hindoes bedraagt ongeveer 700 miljoen. Als Hindoe wordt men geboren. Men kan het niet worden. Wel kan men de wetten van de godsdienst volgen en als levensmotto hanteren.
Ontstaan van het Hindoeïsme
De ontstaansgeschiedenis begint in het dal van de Indus, meer dan 4000 jaar geleden. De oude beschaving werd rond 2000 jaar voor Christus tenietgedaan door invallen van de zogenaamde Ariërs, die vanuit het noordwesten India binnenkwamen. De vermenging van het geloof van deze twee volkeren vormt de basis van het Hindoeïsme. Rond 1920 vonden archeologen resten van de steden
Harappa en
Mohenjo Daro. Van beide steden vonden ze de Citadel, het fort op een heuvel. De Citadel werd gebruikt als tempel en zetel van de regering.
Goden van de Hindoe beschaving
Hindoes geloven in de macht van de ziel, de geest: Brahman. Die is overal aanwezig. De godinnen en goden vormen de verschillende kenmerken van Brahman. De schepper is de god
Brahma, de beschermer is
Vishnu en de verwoester is
Shiva. De goden worden vaak afgebeeld met meerdere gezichten of meerdere armen. Als men een beeld van Brahma ziet, betekenen die gezichten de vier windrichtingen waarover hij heerst. De armen houden vaak boeken vast, de drinkfles van de Sadhoe, de heilige man, en/of de rozenkrans. De vrouw van Brahma is
Saraswati, de godin van de kunst, de muziek en de literatuur. Vishnu is de beschermer van het heelal. Zijn vrouw
Lakshmi is de godin van schoonheid en geluk. Vishnu is tien keer op aarde geweest om die te redden. Hij kwam steeds in een Avatar, een andere vorm. De dansende Shiva is de stromende energie. Hierdoor ontstaan dag en nacht, geboorte en dood. De dansende Shiva danst de onwetendheid weg. Duizenden andere goden en godinnen vergezellen de belangrijke goden. De belangrijkste zijn twee van Vishnu's Avatars:
Rama en Krishna. Rama is de ideale, dappere, trouwe en vriendelijke mens. Krishna heeft een ondeugend karakter en is een held.
Surya is de god van het licht en de warmte. Hij komt elke dag opnieuw op zijn zegewagen. Zijn vrouw
Ushas is de godin van de dageraad.
Hindoe-families en het leven in Kasten
Hindoes leven normaliter samen met de hele familie: vader, moeder, grootouders, kinderen, tantes en ooms. Als meisjes trouwen, verlaten ze hun familie en gaan wonen bij de familie van hun man. Hindoes kennen ook het Kastenstelsel. De kasten (of klassen) zijn verdeeld naar aanleiding van het werk dat gedaan wordt.
Er zijn vier kasten:
- De hoogste kaste is die van de Brahmanen of priesters
- De tweede bestaat uit edelen en soldaten
- De derde is die van de kooplieden
- De laagste is die van de arbeiders
Buiten het kastenstelsel valt de groep mensen die het vuile werk moeten opknappen. Na zijn dood kan een Hindoe in een hogere dan wel lagere kaste terechtkomen. Dat hangt af van zijn
Karma, dat wil zeggen: hoe men geleefd heeft. Hindoes geloven in reïncarnatie: de ziel kan na overlijden geboren worden in een ander lichaam, van mens of dier. Door een goed leven te leiden kan men tot Moksha komen (verlossing). Men baadt in de rivier de Ganges om de zonden af te wassen en zo tot Moksha te komen. Koeien zijn heilig: zij produceren melk, een waardevolle voedselbron. Van melk, noten en suiker worden zoete lekkernijen gemaakt. Hindoes eten ook geen rundvlees.
Tempels
Hindoestaanse tempels heten
Mandir. Een tempel wordt opgedragen aan een god. In de tempel staat een afbeelding van die speciale god. Zowel in de tempels als thuis kan een Hindoe een god aanbidden. Thuis zijn ook vaak altaartjes gemaakt om bij te bidden. Hindoes moeten hun voeten wassen voor ze de tempel binnenkomen en vrouwen moeten hun hoofd bedekken.
In een tempel wordt gebeden en Darshana gehaald. Men kijkt naar de god die men vereert en er wordt een ceremonie uitgevoerd: Puja. Er worden bloemen, snoep, fruit of Gangeswater aangeboden in ruil voor de zegen van de god. In de tempel voert een priester de Puja uit. Hij neemt de offers in ontvangst en zet een rode stip op het voorhoofd van de Hindoes die komen offeren en bidden: de Tilaka.
Het Hindoeïsme kent ook Heilige Mannen. Tot deze groep behoren priesters, godsdienstonderwijzers en mannen die hun bezit hebben opgegeven en rondtrekken. Zij worden onderhouden door de bevolking. Ze worden
Sannyasins genoemd.
Een godsdienstonderwijzer heet een Goeroe en een religieus geleerde een Pandit.
Yoga en mediteren
Lichaam en geest moeten worden voorbereid op Moksha (verlossing). Daarom wordt veel gemediteerd. Men concentreert zich op een mantra, (een symmetrische afbeelding), herhaalt eindeloos woorden of zinnen en ordent zijn gedachten.
De vier Heilige Geschriften
De geschriften bestaan uit lofzangen en zijn meer dan drieduizend jaar oud. De oudste is de
Rig Veda, het "Lied van de Kennis", met meer dan duizend lofzangen. Rond 800 voor Christus ontstonden de
Upanishaden. Met behulp van gelijkenissen gebruiken de goeroes deze om lessen te geven over de relatie tussen de Brahmanen en andere individuen. Twee lange gedichten zijn de
Mahabharata en de
Ramayana. De Upanishaden en de Veda's werden oorspronkelijk mondeling doorgegeven en later in het Sanskriet opgeschreven.
Hindoestaanse Feestdagen
Door het jaar heen zijn er honderden feestdagen. De geboorte van goden wordt gevierd, feesten worden gehouden bij de wisseling van de seizoenen en bij gebeurtenissen in de familie.
Drie feesten worden altijd gevierd: Diwali, Holi en Dussehra.
- Diwali wordt door alle Hindoes gevierd, eind oktober of begin november. Het is het lichtjesfeest. Bij deuren en ramen worden lichtjes gezet om Rama naar binnen te leiden (Avatar van Vishnu, een mooie prins). Ook wordt Lakhsmi geëerd, de godin van het geluk. Vijf dagen lang geven mensen elkaar cadeautjes, kaarten of nieuwe kleren.
- Holi is het feest van de lente. De avond tevoren worden vuren aangestoken. Op de dag zelf bestrooit men elkaar met water en gekleurd poeder. 's Avonds wast iedereen zich en gaat bij de familie Holi wensen.
- Dussehra wordt in september gevierd. Een overwinningsverhaal van Rama wordt uitgebeeld en gaat vergezeld van vuurwerk.
Lees verder