Het leven van Johannes de Doper en zijn betekenis
Johannes de Doper is de voorloper van Jezus. Hij is de zoon van twee vrome oude mensen, Zacharias en Elisabet. Deze twee konden eerst geen kinderen krijgen. De engel Gabriël vertelde Zacharias dat hij een zoon zou krijgen. Johannes doopte door onderdompeling in de rivier de Jordaan. Hij heeft ook Jezus gedoopt. Johannes zei waar het op stond. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Vanwege zijn kritiek op koning Herodes werd Johannes in de gevangenis gezet en onthoofd. Johannes de Doper wordt gezien als de profeet Elia, van wie voorzegd werd dat hij in de tijd van de Messias terug zal keren.
Johannes de Doper in de evangeliën
Elk van de
vier evangelisten vertelt over Johannes de Doper. Ze leggen daarin wel eigen accenten. De evangelist Marcus begint zijn evangelie met Johannes de Doper. Marcus toont aan dat in Johannes de profetieën van het Oude Testament in vervulling zijn gegaan: ‘Het staat geschreven bij de profeet Jesaja: Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen´ (Marcus 2:1). De evangelist Matteüs noemt Johannes meteen 'de Doper' (Matteüs 3:1). Het lijkt erop dat Matteüs ervan uitging dat Johannes de Doper een bekend persoon voor zijn lezers was. Lucas begint met het geboorteverhaal van Johannes. De vierde evangelist, Johannes, zet zijn evangelie in met een lofzang op Jezus: 'In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God' (Johannes 1:1). De evangelist wisselt deze lofzang af met uitspraken van Johannes de Doper over Jezus (Johannes 1:6-8 en 15).
Zacharias en Elisabet en de geboorte van Johannes
Zacharias en Elisabet zijn de ouders van Johannes. Ze zijn al op leeftijd als hij het levenslicht ziet. Lange tijd hebben ze geen kinderen kunnen krijgen. Zowel Zacharias als zijn vrouw Elisabet zijn gelovige mensen. Ze volgen nauwgezet de joodse rituele voorschriften. De evangelist Lucas benadrukt dat ze onberispelijk wandelden in alle geboden en wetten van de Heer (Lucas 1:6).
De onvruchtbaarheid van Elisabet
Zacharias en Elisabet waren lange tijd kinderloos. Onvruchtbaarheid was in die tijd niet alleen een leed dat je persoonlijk te dragen kreeg. Kinderloosheid was ook een bron van sociale schande en schaamte. Lucas schrijft dat Elisabet onvruchtbaar was. Onvruchtbaarheid werd in de oudheid meestal op de vrouw afgewimpeld. Met haar onvruchtbaarheid staat Elisabet in de lijn van de stammoeders van Israël: Sara de vrouw van de aartsvader Abraham, Rebekka de vrouw van Isaak, Rachel de vrouw van Jakob. Zij waren eerst voor een langere periode onvruchtbaarheid voordat zij een kind kregen.
Priesterlijk geslacht
Beide ouders van Johannes de Doper kwamen uit een priesterlijk geslacht. Zacharias behoorde tot de priesterafdeling van Abia. De priesters waren in die tijd onderverdeeld in 24 afdelingen, waaronder die van Abia. De priesterafdelingen hadden om de beurt dienst in de tempel. Elisabet stamde af van Aäron, de eerste hogepriester die het volk Israël gehad heeft (Lucas 1:5).
De aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper
Toen Zacharias dienst in de tempel had kwam de engel Gabriël naar hem toe. Deze aartsengel vertelde Zacharias dat Elisabet ondanks haar hoge leeftijd een kind zou krijgen. Ze zouden een zoon krijgen. Ze moesten hem de naam Johannes geven. De naam Johannes betekent 'Jahweh is genadig'. Zacharias schrok van de engel, maar de engel stelde hem gerust.
Maar de engel zei tegen hem: ‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord: je vrouw Elisabet zal je een zoon baren, en je moet hem Johannes noemen. Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer, en wijn en andere gegiste drank zal hij niet drinken. Hij zal vervuld worden van de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is, en hij zal velen uit het volk van Israël tot de Heer, hun God, brengen. Als bode zal hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia om ouders met hun kinderen te verzoenen en om zondaars tot rechtvaardigheid te brengen, en zo zal hij het volk gereedmaken voor de Heer.’ (Lucas 1:13-17)
Johannes springt op in de moederschoot
De engel Gabriël werd ook naar Maria gestuurd om haar te vertellen dat zij de moeder van de beloofde Messias zou worden. De engel vertelde haar ook dat haar familielid Elisabet ondanks haar hoge leeftijd zwanger was. Maria reisde daarop direct naar Elisabet. Toen Elisabet de stem van Maria hoorde, sprong het kind (Johannes) op in haar schoot. Elisabet zei tegen Maria: 'Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot' (Lucas 1:44).
Johannes krijgt zijn naam
Acht dagen na de geboorte van de zoon van Zacharias en Elisabet wordt het kind besneden, zoals in de joodse wet is vastgelegd. Bij de besnijdenis krijgt het kind ook officieel zijn naam. De mensen vragen aan Elisabet hoe het kind moet heten. 'Johannes', antwoordt ze. De mensen geloven haar niet, omdat ze ervan uitgaan dat hij volgens de traditie naar zijn vader vernoemd zal worden. Ze vragen het aan Zacharias. Omdat hij niet kan spreken vraagt hij om een schrijfbord en schrijft daarop 'Johannes'. Vanaf dat moment lukt het Zacharias weer om zijn stem te gebruiken (Lucas 1:57-64). Hij houdt een lofrede voor God. Deze lofrede is later bekend geworden onder de naam 'Lofzang van Zacharias' (Lucas 1:68-79).
Johannes de Doper en zijn discipelen
Van maar weinig mensen in de Bijbel is bekend wat ze eten of welke kleren ze dragen. Van Johannes de Doper weten we het: hij droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel. Hij at sprinkhanen en wilde honing (Matteüs 3:4). Johannes kreeg meerdere volgelingen. Van Jezus is bekend dat hij twaalf discipelen had. Johannes had ook een aantal leerlingen. Hoeveel er het precies geweest zijn, staat niet in de Bijbel. De leerlingen van Johannes worden een aantal keer in de Bijbel genoemd. Zo zeiden bijvoorbeeld de schriftgeleerden tegen Jezus: ‘De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en zeggen hun gebeden, zoals ook de leerlingen van de farizeeën doen, maar die van u eten en drinken maar’ (Lucas 5:33).
De verkondiging van Johannes de Doper
Centraal in de boodschap van Johannes de Doper staat zijn oproep om tot bekering te komen: ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ (Matteüs 3:1. Zie ook Marcus 1:4; Lucas 3:3; Handelingen 10:37). Johannes de Doper riep het volk op om zich te bekeren en berouw te hebben van hun verkeerde daden.
Het koninkrijk van God is nabij
Johannes de Doper wijst erop dat het koninkrijk van God dichtbij is. Als dat koninkrijk doorbreekt zal de schepping van het kwaad verlost worden. Voor sommige van zijn toehoorders is dat een bemoediging. Zij ervaren het als een boodschap van verlossing. Voor anderen is het een waarschuwing voor het komende oordeel. De farizeeën en sadduceeën die uit nieuwsgierigheid op Johannes afkwamen, kregen van hem te horen waar het op staat. Johannes nam zich geen blad voor de mond. Addergebroed noemt hij hen.
Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor het komende oordeel? Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn, en denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. (Matteüs 3:7b-11)
Johannes de Doper en Jezus
De evangelist Marcus ziet in Johannes de Doper de vervulling van de woorden van de profeet Jesaja: ‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen. Luid klinkt een stem in de woestijn: 'Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden’. Johannes de Doper was een wegbereider, een heraut. Hij maakte de weg gereed voor Jezus. 'Hij het volk gereedmaken voor de Heer’ (Lucas 1:17). Later wordt deze visie op Johannes de Doper door Jezus zelf bevestigd.
Hij is degene over wie geschreven staat: “Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.” Ik verzeker jullie: er is onder allen die uit een vrouw geboren zijn nooit iemand opgetreden die groter was dan Johannes de Doper; maar in het koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij. (Matteüs 11:10-11)
Johannes doopt Jezus
Jezus ging vanuit zijn geboortestreek Galilea naar de rivier de Jordaan. Daar vroeg hij aan Johannes of hij hem wilde dopen. Johannes weigert in eerste instantie: ‘Ik zou door u gedoopt moeten worden, en dan komt u naar mij?’ (Matteüs 3:14). Jezus hield echter voet bij stuk en Johannes doopte hem. Toen Jezus gedoopt was en vanuit het water omhoog kwam, ging de hemel open en kwam de Heilige Geest in de gedaante van een duif op hem zitten. Er klonk een stem uit de hemel die zei: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’ Direct na zijn doop ging Jezus voor
veertig dagen de woestijn in en hij werd door
de satan beproefd (Matteüs 4:1).
Johannes de Doper getuigt over Jezus
Johannes de Doper zei over Jezus: 'Die na mij komt is meer dan ik, want hij was er vóór mij’ (Johannes 1: 15). Tegen de farizeeërs zei Johannes: ‘Maar in uw midden is iemand die u niet kent, hij die na mij komt – ik ben het niet eens waard om de riemen van zijn sandalen los te maken’ (Johannes 1:27). Als Johannes de Doper Jezus ziet noemt hij hem het
het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt (Johannes 1:29). Johannes verwijst hiermee naar het offer van zijn leven dat Jezus zal brengen als hij aan
het kruis sterft.
Johannes twijfelt of Jezus wel de beloofde Messias is
Johannes de Doper wordt door koning Herodes gevangen genomen. Toen Johannes in de gevangenis zat begon hij te twijfelen of Jezus wel echt de beloofde Messias was. Johannes had zelf verkondigd dat het koninkrijk van God nabij was. Als dat koninkrijk zou komen dan zullen de gevangenen vrij gelaten worden. Dat hadden de profeten van het Oude Testament (bijvoorbeeld Jesaja 61:1). Johannes vraagt zich af waarom de doorbraak van dat koninkrijk uitblijft. Hij stuurde enkele van zijn leerlingen naar Jezus toe met de vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ (Matteüs 11:3).
Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’ (Matteüs 11:4-6)
Johannes de Doper als de teruggekomen Elia
´Voordat de dag van de HEER aanbreekt, die groot is en ontzagwekkend, stuur ik jullie de profeet Elia´ (Maleachi 3:23). De profeet Maleachi schrijft over de tweede komst van Elia. De profeet Elia leefde een aantal eeuwen voor Maleachi, in de tijd van de goddeloze koning Achab. Elia streed tegen de afgodendienst van de vruchtbaarheidsgod Baäl. Elia is niet gestorven, maar hij is met een vurige wagen en vurige paarden naar de hemel gevaren (2 Koningen 2). Door dit uitzonderlijke einde van zijn leven op aarde gingen de mensen geloven dat God hem op een zekere dag weer terug naar de aarde sturen zal. Deze verwachting is door de profeet Maleachi op schrift gesteld. Volgens Jezus zijn deze woorden in Johannes de Doper vervuld (Matteüs 17:10-12, Marcus 9:11-13, Lucas 1:17).
De leerlingen vroegen hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden toch dat Elia eerst moet komen?’ Hij antwoordde: ‘Elia zou inderdaad komen en alles herstellen. Maar ik zeg jullie dat Elia al gekomen is, ze hebben hem alleen niet herkend, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ Toen begrepen de leerlingen dat hij op Johannes de Doper doelde. (Matteüs 17: 10-13)
Johannes onthoofd op bevel van Herodes
Bron: Caravaggio, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Johannes de Doper werd door koning Herodes Antipas gevangen gezet. Johannes had hem namelijk zijn schandelijke levenshouding verweten. Herodes was na zijn scheiding getrouwd met Herodias, de vrouw van zijn broer Herodes Philippus. Deze verbintenis was volgens de joodse wetgeving verboden (Leviticus 18:16 en 20:21). Ter gelegenheid van de verjaardag van Herodes danst Salome, de dochter van Herodias, voor hem. De koning is onder de indruk van de dans van Salome en hij belooft haar te geven wat ze maar wenst. Opgestookt door Herodias vraagt Salome om het hoofd van Johannes de Doper. Herodes reageert bedroeft. Hij wou het leven van Johannes sparen. Hij weet zich echter gebonden aan zijn belofte. Hij wil geen gezichtsverlies lijden tegenover de deelnemers van het feest (Matteüs 14:1-12), dus geeft hij opdracht om Johannes in de gevangenis te onthoofden. Het hoofd wordt op een schotel de feestzaal binnengebracht en aan het meisje gegeven. Zij zal zo rond de 18 of 19 jaar oud geweest zijn. Haar reactie wordt niet vermeld. De leerlingen van Johannes halen later zijn stoffelijk overschot op en begraven het.