Het sacrament van het vormsel in de katholieke Kerk

Het sacrament van het vormsel in de katholieke Kerk De rooms-katholieke Kerk kent zeven sacramenten: doopsel, vormsel, eucharistie, biecht, ziekenzalving, wijding en huwelijk. Het sacrament van het vormsel (in Vlaanderen vaak ten onrechte 'Plechtige Communie' genoemd) is bij uitstek verbonden met Pinksteren en de Heilige Geest, welke op dat moment aan de vormeling - vaak jongeren van 12 jaar - wordt uitgestort. In Vlaanderen en Nederland is het op veel plaatsen nog traditie om de kinderen te laten vormen, ook al is het geloof bij de ouders niet altijd even diep. Hoe verloopt dat vormsel? Welke geschiedenis steekt erachter? En welke symbolen spelen een belangrijke rol?

Inhoudsopgave


Bijbelse bronnen

Wanneer we het hebben over de Bijbelse bronnen voor het vormsel is het niet erg makkelijk om bronnen aan te geven. De twee andere sacramenten van initiatie (doopsel en eucharistie) zijn ondubbelzinnig door Christus ingesteld, maar bij het vormsel moeten we eerder rekening houden met de traditie. Doordat rechtstreekse verwijzingen in de evangeliën ontbreken, hebben de protestantse kerkgemeenschappen over het algemeen maar twee sacramenten meer: de doop en de eucharistie.

Bron: Falco, PixabayBron: Falco, Pixabay
De rooms-katholieke Kerk heeft natuurlijk wel enkele teksten uit de Bijbel naar voren geschoven om de instelling van het vormsel als sacrament te rechtvaardigen. De belangrijkste tekst komt uit het boek Handelingen van de Apostelen ((Hnd 8, 12-17), waarin het verspreiden van het geloof na de Hemelvaart van Jezus beschreven wordt. De apostel Petrus komt langs om pasgedoopte gelovigen te vormen:

Maar toen Filippus hen door zijn verkondiging van het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus tot geloof had gebracht, lieten ze zich dopen, mannen zowel als vrouwen. Ook Simon aanvaardde het geloof, en na zijn doop bleef hij voortdurend bij Filippus; en hij stond versteld van de tekenen en de machtige wonderen die hij zag gebeuren. Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen, want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest.

Deze tekst toont inderdaad grote gelijkenissen met de vormselpraktijk, hoewel het vormsel hier niet expliciet genoemd wordt. Filippus heeft enkele mensen gedoopt in de gemeente van Samaria; de apostelen Petrus en Johannes komen na een tijdje ook in die gemeente langs om de mensen de handen op te leggen. Door middel van deze handenoplegging ontvangen de gedoopten de Heilige Geest. Een gelijkaardige tekst vinden we terug in Hnd 19, 4-6. Opvallend in deze tekst zijn de functies: Filippus was een diaken en hij verrichte het doopsel. De apostelen komen later om het ‘vormsel’ toe te dienen. De opvolgers van de apostelen zijn de bisschoppen, die inderdaad het vormsel toedienen.

Korte geschiedenis van het vormsel

Het vormsel heeft een bewogen geschiedenis gekend: het huidige vormsel ziet er helemaal anders uit dan het vormsel in vroegere tijden.

Het vormsel bij de eerste christenen

In de begintijd van de Kerk was er eigenlijk geen groot onderscheid tussen het doopsel en het vormsel: deze twee sacramenten hoorden nog duidelijk bij elkaar. Wanneer iemand gedoopt werd, werd hij meteen daarna ook gezalfd en werden hem de handen opgelegd. Na verloop van tijd verdween deze praktijk, vooral doordat het niet meer de bisschop was die doopte, maar ook priesters. De Kerk was veel groter geworden, zodat de bisschop niet iedereen kon dopen. Omwille van praktische redenen groeiden het doopsel en het vormsel dus uit elkaar.

De middeleeuwen

In de vroege middeleeuwen was de oplossing voor het uiteengroeien van doopsel en vormsel de ‘vormreizen’ van de bisschop in zijn bisdom. De bisschop reisde rond en vormde in de parochies, zonder dat daarbij enig ceremonieel kwam kijken. Soms stapte de bisschop zelfs niet van zijn paard, maar moest men de kinderen omhoog reiken zodat hij hen kon vormen! Soms gingen de vormelingen ook naar de bisschop zelf. Gezien de beperkte mobiliteit in de middeleeuwen, was het niet ongewoon dat mensen stierven zonder gevormd te zijn.

Gedurende de rest van de middeleeuwen veranderde er niet veel. Nog steeds was het vormsel een wat vergeten, zelfs onbelangrijk sacrament. Er was geen specifieke viering voor voorzien, er was zelfs geen leeftijd bepaald waarop het vormsel toegediend werd. Alles hing af van het moment waarop de bisschop kon langskomen. Wel werden er enkele elementen toegevoegd aan de toedieningsceremonie, zoals bijvoorbeeld de kaakslag. De bisschop geeft de gevormde, terwijl hij hem de vredeswens geeft, een lichte slag op de wang. Dit element is ondertussen volledig verdwenen.

De contrareformatie en de Verlichting

Na het concilie van Trente (1545-1563) kwam er meer aandacht voor het vormsel, zeker in het kader van de contrareformatie. De protestanten beschouwden het vormsel niet als een sacrament, waardoor het Concilie volgende canon uitvaardigde: “Als iemand zegt: het Vormsel van gedoopten is een niets ter zake doende plechtigheid en niet veel meer een waar en eigenlijk Sacrament, of het is eens niets anders geweest dan een soort catechese, waarin de opgroeiende mens zich voor de Kerk rekenschap aflegt van zijn geloof, hij zij verdoemd.” Uit deze canon kunnen we afleiden dat men het vormsel als een écht en belangrijk sacrament beschouwde, maar toch werden nog steeds vooral kleine kinderen gevormd.

Verandering in de leeftijd waarop het vormsel werd toegediend, kwam er vooral tijdens de verlichting. Toen ging er veel aandacht uit naar pedagogie, men ging het vormsel dan ook meer beschouwen als een rite de passage, als een “soort liturgische meerderjarigheidsverklaring van de jonge christen” (Leijssen). Op dit moment komt de grote verschuiving van het vormsel naar een moment na de eerste deelname aan de eucharistie, een evolutie die helemaal indruist tegen de gangbare opvatting van de eerste christenen.

Het vormsel vanaf de twintigste eeuw

In de twintigste eeuw kwam de kentering in de beleving van het vormsel in 1971 met de Apostolische Constitutie Divinae consortium naturae van paus Paulus VI. Van nu af mogen ook priesters het vormsel toedienen, hoewel dit aan enkele voorwaarden verbonden is. Het gevolg hiervan is dat het onderscheid tussen de ‘plechtige communie’ en ‘het vormsel’ is verdwenen. Vroeger deden kinderen eerst hun plechtige communie, waarbij zij hun doopbeloften herhaalden. Enkele dagen of weken later kwam dan de bisschop op bezoek, die hen vormde. Nu zijn beide zaken in elkaar gevloeid in één viering. Net zoals nu gebeurde dit rond de leeftijd van twaalf jaar. Ook wordt er nu veel meer aandacht besteed aan catechese.

Door de grote ontkerkelijking en de vele randkerkelijken komt er een andere kijk op het vormsel: veel ouders komen niet vaak meer in een kerk, waar willen hun kinderen nog wel laten vormen. Het vormsel wordt nu enkel nog initiatierite, overgang van het lager naar het secundair onderwijs.

Pinksteren en de Heilige Geest

Aangezien het vormsel het sacrament bij uitstek van de Heilige Geest is, is het nuttig om een korte blik te werpen op de tekst over de uitstorting van de Geest op Pinksteren (Hnd 2, 1-13):

Bron: Herrad von Landsberg, Wikimedia Commons (Publiek domein)Bron: Herrad von Landsberg, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf.
Nu woonden er in Jeruzalem vrome Joden, afkomstig uit ieder volk onder de hemel. Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: ‘Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.’ Ze stonden allen versteld, en in grote verlegenheid zei de één tegen de ander: ‘Wat heeft dit te betekenen?’ Maar anderen zeiden spottend: ‘Ze zitten vol wijn.’

In de bovenstaande tekst krijgen de apostelen de Heilige Geest uitgestort: het begin van de bekeringen onder de joden en de heidenen. De aanwezigheid van symbolen is hier duidelijk. Zo is de wind een symbool voor de aanwezigheid van God en is het vuur een symbool voor verandering (vertering) van stof. De Geest brengt hier dus een bekering (een ommekeer) teweeg. Nét dat is ook de bedoeling van het vormsel: een kracht om je om te keren naar God, weg van het wereldse. Hierbij wel een kleine kanttekening: de Geest wordt niet enkel gegeven bij het vormsel, maar ook in het doopsel en bij de andere sacramenten.

De profeet Jesaja noemt de zeven gaven van de Geest: de geest van wijsheid, verstand, raad, kracht, kennis, de godsvrucht en de godsvrees. Jezus schonk de Heilige Geest aan de mensen op Pinksteren. De Heilige Geest leidt de verkondiging en leidt dus ook de Kerk.

Effecten van het vormsel

Paus Paulus VI vatte in zijn constitutie over het vormsel de effecten ervan bondig samen:

Door het sacrament van het vormsel ontvangen zij die in het doopsel herboren zijn, een onuitsprekelijke Gave, de heilige Geest zelf, waardoor zij met een bijzondere kracht verrijkt worden en, getekend met het merkteken van het sacrament, hechter met de kerk worden verbonden en strenger gehouden zijn om als waarachtige getuigen van Christus, door hun werk en hun woord het geloof te verspreiden en te verdedigen.

Zoals hierboven reeds gezegd, behoren het vormsel en het doopsel eigenlijk bij elkaar. Reeds in het doopsel krijgt de dopeling de Heilige Geest uitgestort, maar nog niet volledig. Bij het vormsel krijgt de vormeling de Heilige Geest op identiek dezelfde manier als de apostelen en Maria op Pinksteren. In een oude schoolcatechismus uit 1963 leerden de kinderen het zo: “Wat is het Vormsel? Het Vormsel is het sacrament dat ons de heilige Geest geeft met zijn genaden en gaven, vooral de sterkte om ons geloof kloekmoedig te belijden.”

In verband met de volledige uitstorting van de Geest, is het goed om even stil te staan bij het woord ‘vormsel’. Veel mensen denken dat dit woord komt van ‘vormen’, iemand een bepaalde vorm geven. Dit klopt niet: “Vormen is ontleend aan het Latijnse werkwoord firmare dat ‘bevestigen’ betekent. En in ‘vormsel’ vinden we het Latijnse woord firmus terug, met de betekenis van ‘stevig’, ‘vast’.” Bij het vormsel wordt het doopsel eigenlijk bevestigd, ‘stevig’ gemaakt. Soms wordt ook verwezen naar ‘ferm’.

Het vormsel voltooit het doopsel. Dit maal gaat het over een zelfstandige, vrije beslissing van de vormeling. De gave van de Heilige Geest is nadrukkelijk verbonden met ‘uitzenden’. De gelovige heeft nu de kracht gekregen om zijn geloof te belijden en te uiten, zelfs in moeilijke omstandigheden. Soms spreekt men zelfs over ‘soldaten van Christus’.

Net zoals het doopsel kan het vormsel slechts éénmaal worden toegediend; ook het vormsel maakt (brandt) een merkteken in de ziel. Dit is eigenlijk een gevolg van de band tussen doopsel en vormsel. Als je ervan uit gaat dat je slechts één keer kan gedoopt worden, is het ook logisch dat je slechts één keer gevormd kan worden. Men noemt het vormsel dan ook wel eens ‘het zegel van de Heilige Geest’. Elke gelovige is verplicht het vormsel te ontvangen als hij daartoe de kans krijgt. Een ander effect van het vormsel is de nauwere band tussen de gelovige en de Kerk. Dit komt symbolisch tot uiting doordat de bisschop de (normale) bedienaar is van het vormsel. Natuurlijk zijn er nog tal van andere mensen aanwezig bij het vormsel, zodat de geloofsgemeenschap écht vertegenwoordigd is.

Het verloop van het vormsel

Artikel 1312 van de Catechismus zegt ons expliciet wie de bedienaar van het vormsel is: “De oorspronkelijke bedienaar van het vormsel is de bisschop.” Door de eeuwen heen heeft de Kerk hier zeer sterk aan vastgehouden. Dit was natuurlijk de hoofdreden voor het uiteengroeien van doopsel en vormsel. De bisschop vertegenwoordigt de hele Kerk; wanneer hij komt vormen, krijgt die ‘wereldkerk’ plots een gezicht. Ook priesters mogen vormen, maar canon 884 van het kerkelijk wetboek zegt ons duidelijk dat dit enkel mag wanneer de nood dit vereist én wanneer de bisschop deze bevoegdheid expliciet delegeert aan een bepaalde priester. Deze priester treedt dus op in naam van de bisschop.

Het vormsel wordt meestal toegediend tijdens een eucharistieviering, maar dat is niet verplicht. Meestal wordt het vormsel toegediend in de lente, vaak in de periode tussen Pasen en Pinksteren. Het eigenlijke verloop van de vormselceremonie gaat in zes stappen.

Begin van de vormselviering

De viering begint vanzelfsprekend met de opening van de dienst. Hierbij wordt een intredelied gezongen en komen (meestal) de vormelingen mee de kerk binnen. Daarna verwelkomt de bisschop de mensen in de kerk, geeft hij hen de zegen en wordt de dienst geopend.

Na de opening van de dienst volgt de dienst van het woord. De teksten die gekozen worden kunnen aansluiten bij het vormen, bijvoorbeeld een tekst uit het boek Handelingen (de gave van de Geest). Sommige teksten kunnen voorgelezen worden door vormelingen of ouders.

Hernieuwen van de doopbeloften

Nu komt het eerste specifieke element van de vormselviering: het hernieuwen van de doopbeloften. Deze hernieuwing van de doopbeloften kan op verschillende manieren plaatsvinden. Een mogelijkheid is het plechtig opzeggen van de Geloofsbelijdenis, maar hierop kunnen variaties bestaan: de geloofsbelijdenis zingen, de voorganger die de Geloofsbelijdenis in vraagvorm voorlegt enz. De vormelingen dragen ook een klein kaarsje dat wordt aangestoken aan de paaskaars.

De handenoplegging

Hierna komen we bij het eerste deel van de eigenlijke ceremonie van het vormsel: de ( algemene) handenoplegging. Eigenlijk legt men twee keer de handen op: één keer doet de voorganger dit voor alle vormelingen samen, de tweede keer is samen met de zalving. De bisschop strekt zijn handen uit over de vormelingen en zegt daarbij volgend gebed: “Almachtige God, Vader van onze Heer Jezus Christus, door de doop uit water en heilige Geest hebt Gij deze jongens en meisjes tot nieuw leven gewekt en bevrijd uit de macht van het kwaad. Zend over hen uw heilige Geest, de trouwe Helper. Geef hun de geest van wijsheid en inzicht, de geest van raad en sterkte, de geest van vroomheid en liefde, en vervul hen van eerbied voor uw heilige Naam. Door Christus onze Heer.” Hierop antwoorden de vormelingen: Amen (‘Ik stem in’, ‘Het weze zo’).

Na de algemene handenoplegging gaan de vormelingen naar voren voor de persoonlijke handenoplegging en zalving. Soms staat de vormeling recht, soms knielt hij voor de bisschop. De persoonlijke handenoplegging en de zalving worden in één gebaar volbracht. De bisschop legt zijn hand op het hoofd van de vormeling (handenoplegging) en zalft meteen ook dat voorhoofd. De zalving gebeurt door met chrisma een kruis op het voorhoofd te tekenen. De bisschop gebruikt daarbij volgende woorden: “(Naam), ontvang het zegel van de Heilige Geest, de gave Gods.” Tijdens deze ceremonie staat de meter of peter achter de vormeling en legt een hand op zijn schouder.

Bij het vormsel is er slechts één peter of meter. Dit mag dezelfde meter of peter zijn van het doopsel; dit is zelfs aangeraden om het verband met het doopsel extra te beklemtonen. De vormeling kiest nu ook een eigen vormnaam. Meestal is dit dezelfde naam als bij het doopsel. De bisschop zendt de vormeling en zijn peter of meter en zijn ouders terug met een vredeswens of vredeskus, met de woorden: “Vrede zij met u”, waarop de vormeling antwoordt: “En met uw geest”.

Na deze ceremonie gaat de dienst meestal verder met de eucharistieviering. Aangezien de drie 'sacramenten van initiatie' (doopsel, vormsel en eucharistie) bij elkaar horen, wordt ook tijdens het vormsel de eucharistie gevierd.

Symbolen die bij het vormsel gebruikt worden

Ook bij het vormsel spelen symbolen een belangrijke rol. De twee belangrijkste symbolen en rituelen zijn natuurlijk de zalving en de handenoplegging.

Het chrisma en de zalving

De zalving gebeurt met chrisma. Het zalven van mensen is een heel oud ritueel, dat we reeds terugvinden in het Oude Testament. Het heeft ook veel betekenissen. Zo werden Saul en David gezalfd door Samuel, een teken van hun koningschap. Ook profeten en priesters werden gezalfd. Jezus krijgt de titel ‘Christus’. Deze titel komt van het Griekse woord ‘christos’ of gezalfde. Ook de titel ‘messias’ betekent letterlijk ‘gezalfde’. Eigenlijk word je pas bij het vormsel een christen: de gezalfde, zoals ook Jezus de gezalfde was. Nu heb je de volheid van het doopsel ontvangen. Rond zalving hangen ook nog andere betekenissen, denk maar aan de geneeskracht en zachtheid van zalf.

De betekenis van de handoplegging

Het tweede grote ritueel bij het vormsel is de handenoplegging, een symboolhandeling met vele, diepe betekenissen. Denk aan helpende handen, handen die beschermen en zegenen, iemand een handdruk geven, een hand op iemands schouder leggen ... Hiermee druk je uit dat je er bent voor hem, altijd en overal. Zo is God en Gods Geest er altijd. Wanneer de peter of meter zijn of haar hand op de schouder van de vormeling legt, wil hij daarmee aangeven dat hij er is voor de vormeling, dat deze op hem kan rekenen. In het Oude Testament vinden we de handenoplegging vaak terug in verband met het doorgeven van Gods zegen. Een voorbeeld daarvan is het verhaal over Jakob die de zegen geeft aan zijn zonen. Jezus geeft de zegen dan weer aan kinderen in Mc 10, 16. God geeft zijn steun en kracht aan de vormeling.

Rode kleur

De bisschop draagt tijdens de vormselviering een rode kazuifel. De rode kleur verwijst terug naar het pinksterfeest, het feest van de Heilige Geest. De vurige tongen die toen werden uitgestort, hadden ook een rode kleur.

Lees verder

© 2017 - 2024 Jan80, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Derde sacrament: het Heilig VormselDerde sacrament: het Heilig VormselHet derde sacrament die het katholieke geloof kent, is het Vormsel. Hierbij ontvangt een gelovige de Heilige Geest Gods…
Vierde sacrament: de HuwelijksvieringVierde sacrament: de HuwelijksvieringHet vierde sacrament binnen de katholieke kerk is het huwelijk. Een gelovige gaat samen met een ander persoon een verbin…
Rooms-katholieke Kerk: de zeven sacramentenRooms-katholieke Kerk: de zeven sacramentenDe paus. Dat is wel het eerste waar je aan denkt bij het horen van het begrip 'Rooms-katholieke Kerk'. De paus is het ho…
Het hoe, wat en waarom van het katholieke geloofHet hoe, wat en waarom van het katholieke geloofMensen die geen religieuze achtergrond hebben, vragen zich vaak af hoe een bepaald geloof in elkaar zit. Mensen die wel…

Het sacrament van de eucharistie: de heilige misHet sacrament van de eucharistie: de heilige misVraag aan een willekeurige katholieke priester wat het belangrijkste sacrament is, en hij zal zonder twijfel 'de euchari…
Het sacrament van het doopsel in de katholieke KerkHet sacrament van het doopsel in de katholieke KerkVan de zeven sacramenten die de katholieke Kerk kent, is het doopsel een van de belangrijkste. Door het doopsel wordt de…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Zvonimir Ori, Wikimedia Commons (CC BY-1.0)
  • http://www.bijbel.net/wb/?
  • Van der Ploeg, J.P.M. o.p. (1983). Ik geloof. Het Credo toegelicht, de Sacramenten, Maria. Tilburg: Uitgeverij H. Gianotten.
  • Trigilio, J., Brighenti, K. (2006). Katholicisme voor dummies. Amsterdam: Pearson
  • Licap – Libreria Editrice Vaticana. (1995). Katechismus van de katholieke Kerk. Brussel: Licap
  • Leijssen e.a (1989). Over het vormsel: oorsprong, geschiedenis en huidige pastoraal. Leuven/ Amsterfoort: Acco
  • http://www.rkdocumenten.nl/index.php?docid=672&id=2633
  • Afbeelding bron 1: Falco, Pixabay
  • Afbeelding bron 2: Herrad von Landsberg, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Jan80 (49 artikelen)
Laatste update: 31-10-2019
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Religie
Bronnen en referenties: 9
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.