Het sacrament van de eucharistie: de heilige mis
Vraag aan een willekeurige katholieke priester wat het belangrijkste sacrament is, en hij zal zonder twijfel 'de eucharistie' antwoorden. De eucharistie of Heilige Mis is voor de katholieke Kerk het belangrijkste sacrament, omdat Jezus zelf erin aanwezig is. Volgens de ingewikkelde theorie van de transsubstantiatie (Aristoteles) veranderen brood en wijn in het Lichaam en Bloed van Jezus. Maar welke geschiedenis is er verbonden met de eucharistie? Welke Bijbelse bronnen zijn er? En hoe verloopt zo'n mis nu eigenlijk?
Inhoudsopgave
Bijbelse bronnen
Instelling van de eucharistie door Jezus
De rooms-katholieke Kerk heeft, samen met de meeste andere christelijke kerken en kerkgemeenschappen, steeds volgehouden dat de eucharistie - de mis, het avondmaal - door Jezus Christus zelf werd ingesteld. De basis hiervan ligt in de Bijbel, waar het instellingsverhaal meerdere malen wordt beschreven, zoals in het Evangelie volgens Matheüs (Mt 26, 26-29):
Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam.’ En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: ‘Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden. Ik zeg jullie: vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.’
De eucharistie werd dus duidelijk door Jezus zelf ingesteld. Hij deed dit tijdens het Laatste avondmaal op Witte Donderdag: Jezus en de twaalf apostelen waren verzameld in de ‘Grote Bovenzaal’ in Jeruzalem om Pasen te vieren. Dit oorspronkelijk joodse feest staat helemaal in het teken van de uittocht uit Egypte. Men at gebraden lam, kruiden en ongedesemd brood (dus zonder gist). Men dronk wijn en zong psalmen.
Jezus verandert de betekenis van dit feest: Hij wordt zelf het Lam dat geslacht wordt. In bovenstaande tekst loopt Jezus wat vooruit op de feiten, tenslotte is zijn kruisdood voor de volgende dag. Hij maakt het brood tot zijn eigen lichaam en de wijn tot zijn eigen bloed, dit betekent de hele mens. Jezus geeft zichzelf weg. De tekst zegt ons ook waarom hij dat doet: om onze zonden te vergeven. In de versie van de evangelist Lucas vinden we volgend vers (Lc 22, 19): “En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.” Jezus geeft expliciet de opdracht om de eucharistie te vieren.
De Emmaüsgangers
Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. (...) Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ (Lc 24, 13-16; 28-32)
Het bovenstaande fragment handelt over de ‘Emmaüsgangers’. Dit is een heel bekend verhaal: twee van Jezus’ leerlingen zijn wat ontredderd door Zijn dood. Ze gaan op pad naar een dorpje Emmaüs. Onderweg komen ze Jezus tegen, maar ze herkennen Hem niet. Hij verklaart hen waarom Hij moest sterven en verrijzen, maar ze herkennen Hem nog steeds niet. Pas wanneer ze gaan eten en Hij het brood breekt, herkennen ze Hem als Jezus. Deze tekst vertelt waar we Jezus kunnen vinden: in de eucharistie, in het breken van het brood.
Evangelie volgens Johannes en de Handelingen van de Apostelen
In het zesde hoofdstuk van het Evangelie volgens Johannes wordt de eucharistie onrechtstreeks ook vermeld. Johannes staat bekend als de moeilijkste evangelist, maar ook als de evangelist die het boeiendste en diepgaandste evangelie schreef. Hier geeft hij een toespraak weer waarin Jezus oproept om ‘Zijn lichaam te eten en Zijn bloed te drinken’ (Joh 6, 52-58):
Nu begonnen de Joden heftig met elkaar te discussiëren: ‘Hoe kan die man ons zijn lichaam te eten geven!’ Daarop zei Jezus: ‘Waarachtig, ik verzeker u: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij. Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet het brood dat uw voorouders aten; zij zijn gestorven, maar wie dit brood eet zal eeuwig leven.’
Wanneer we bedenken dat dit evangelie is ontstaan rond het jaar 100 wordt het meteen duidelijk dat hiermee de eucharistie wordt bedoeld. Tenslotte worden in de eucharistie het brood en de wijn veranderd in het Lichaam en het Bloed van Christus. We moeten dus oppassen met de betekenisontleding van deze tekst. Ook de navolging van Christus (tot in het martelaarschap toe) kan immers worden bestempeld als ‘Zijn lichaam eten en Zijn bloed drinken’.
In de Handelingen van de Apostelen wordt het leven van de eerste christenen beschreven (Hnd 2, 43-47). Na Jezus’ dood en verrijzenis leefden de gelovigen naar Zijn voorbeeld: hun bezit was gemeenschappelijk, ze gingen elke dag naar de (joodse) tempel en ze braken het brood bij elkaar. Het brood breken is een synoniem voor de eucharistie. Met deze tekst wordt dus duidelijk dat de eucharistie reeds door de eerste christenen werd gevierd.
Geschiedenis van de eucharistie
De eerste christenen
De historiek van de eucharistie begint natuurlijk bij de eerste christenen. Eigenlijk kunnen we zelfs nog verder teruggaan, naar het jodendom. De eerste christenen waren eigenlijk gewone joden die de tempel bezochten en de joodse gebeden opzegden en de regels volgden. De christenen onderscheiden zich enkel van de joden doordat zij op zondag (de eerste dag van de week) samenkwamen om de eucharistie te vieren.
Die eucharistie zag er toen wel héél anders uit dan de eucharistie zoals wij die nu kennen. De eucharistie ('dankzeggen') was een echte maaltijd. Mensen kwamen samen en brachten zelf eten (brood) en drinken (wijn) mee. Op een of andere manier beschouwde men Jezus daarbij aanwezig, Hij werd ook expliciet opgeroepen. Gaandeweg ontstonden er problemen bij het organiseren van deze maaltijd: het aantal christenen werd te groot om een echte maaltijd te vieren. Ook kwamen er nu meer en meer heiden-christenen, die de joodse regels niet meer (wilden) volgen.
De middeleeuwen
In de vierde eeuw ontstonden grote veranderingen in het christendom. Keizer Constantijn liet het christendom toe door het Edict van Milaan (313); keizer Theodosius maakte van het christendom de staatsgodsdienst (380). Plots kwam er een immense toevloed van gelovigen: er moesten nu speciale gebouwen komen om de eucharistie te vieren. Vaak waren dit oude Romeinse tempels of basilica’s (herken het woord basiliek). Ook kwam er nu een ‘vaststaande’ liturgie: men ging bepaalde woorden en liederen elke viering herhalen, ook in alle kerken. Zo ontstond de basis van het kerkelijk (liturgisch) jaar: Pasen, Kerstmis, feestdagen voor heiligen en martelaren enz.
Bij het aanbreken van de middeleeuwen (476) komt er een eerste ‘scheiding’ tussen oost en west: de Kerk in het oosten houdt vast aan een zeer mystieke kijk op de eucharistie, waar dit in het westen minder het geval is. De Kerk blijft nog één geheel, maar toch wordt duidelijk dat er een verschil is. In deze jaren wordt West-Europa geteisterd door de invallen van vreemde volkeren. Deze worden gekerstend door westerse monniken, die dus de liturgie van de westerse Kerk gebruiken. Men gaat de eucharistie nu niet meer als ‘gemeenschap’, als maaltijd bekijken, maar meer als een individueel gebeuren. Zo staat de priester nu met zijn rug naar het volk en komt er een grote dosis schuldbesef in de mis: de schuldbelijdenis wordt geïntroduceerd. Men voelt zich klein tegenover God. Dit wordt geuit in het veelvuldig knielen, hoofdbuigingen, zich op de borst slaan (uit schuldbesef) enz. Minder en minder mensen gaan ter communie: men voelt zich hiervoor niet goed genoeg.
Concilie van Trente en de Tridentijnse Mis
Met het Concilie van Trente (1545-1563) breekt een nieuwe periode aan in de geschiedenis van de liturgie. Dit concilie wou een antwoord bieden op de problemen van de reformatie: grote groepen christenen hadden zich afgescheurd van de rooms-katholieke Kerk. Het Concilie probeerde een antwoord te bieden door ook de eucharistie helemaal uit te zuiveren.
Deze liturgie is bekend onder de naam ‘Tridentijnse ritus’. De priester staat met zijn gezicht naar het oosten, dus met zijn rug naar het volk. Nagenoeg de hele mis is in het Latijn, enkel de preek is in de volkstaal, net zoals enkele korte evangelielezingen. Er wordt veelvuldig met het wierookvat gezwaaid en er branden veel kaarsen. De priester spreekt veel gebeden heel zacht uit, zodat de gelovigen verplicht zijn om in hun missaal te volgen. Geleidelijk aan ontstonden er missalen in twee talen, zodat de gelovigen toch konden volgen waarover het ging. De woorddienst werd een beetje verwaarloosd, de aandacht kwam volledig te liggen bij het allerheiligste, de consecratie. De hostie wordt op de tong van de gelovigen gelegd, die daarbij knielen (er wordt ook een schoteltje onder de hostie gehouden, om vallen te vermijden). Ook wijwater wordt vaak gebruikt en het aantal kruistekens is niet bij te houden.
Het Tweede Vaticaans Concilie
De Tridentijnse manier voor het vieren van de eucharistie is zo goed als ongewijzigd gebleven tot het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965). Dit concilie bracht een immense verandering. Het maaltijdelement kreeg nu weer de klemtoon. De mis werd nu gevierd in de volkstaal, de gelovigen nemen veel actiever deel aan de mis, de priester staat met zijn gezicht naar de gelovigen. Er ontstond protest tegen deze manier van vieren. Een aantal priesters en gelovigen bleven de oude, Tridentijnse ritus gebruiken.
Tijdens zijn pontificaat liet paus Benedictus XVI deze ritus opnieuw toe, hoewel de ‘gewone’ manier van vieren de standaard blijft. Hieruit ontstond de befaamde Williamsonaffaire, een bisschop van het Priesterbroederschap Pius X die de Holocaust ontkende. Hij werd opnieuw tot de katholieke Kerk toegelaten, ook al beweerde hij dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog slechts een honderdduizendtal joden vermoord werden. Na massale media-aandacht en protest schorste de Priesterbroederschap Williamson.
Een moeilijk begrip: transsubstantiatie
In een bespreking van de eucharistie kan het onderwerp ‘transsubstantiatie’ niet achterwege blijven. De transsubstantiatie heeft te maken met de ‘realis praesentia’, de werkelijke tegenwoordigheid van Christus. Daarom is dit sacrament zo anders dan de andere zes: in dit sacrament is het Jezus zelf die tegenwoordig is. De transsubstantiatie vindt plaats tijdens de consecratie. Dit is het moment waarop de priester of bisschop het brood en de wijn verandert in het Lichaam en het Bloed van Christus. We hebben hier niet te maken met de symbolische aanwezigheid van Jezus in de eucharistie, maar met de echte tegenwoordigheid. Jezus bevindt zich echt en volledig in de hostie en in de wijn, zo gelooft de Kerk.
Om nu te begrijpen wat bedoeld wordt met ‘substantie’ werpen we een blik op de filosofie van Aristoteles en de filosofen uit de late middeleeuwen die hierover nagedacht hebben. Elk ding of voorwerp heeft een bepaalde substantie en het heeft bepaalde accidenten. Die accidenten zijn eigenschappen van het ding, zoals kleur, grootte, geur, smaak enz. Ze zeggen dus iets over het ding. De substantie is het ding zelf. Zo kan een balpen groen, zwart of blauw zijn, het blijft een balpen. De kleur is een accident van de substantie, de balpen. Tijdens de consecratie worden het brood (de hostie) en de wijn veranderd in het Lichaam en het Bloed van Jezus. Zoals het woord transsubstantiatie al verraadt, verandert de substantie van het brood en de wijn: zij worden het Lichaam en het Bloed. De accidenten blijven echter dezelfde: we zien nog steeds brood en wijn en deze smaken ook nog steeds naar brood en wijn. Pas in 1215 werd de term transsubstantiatie voor het eerste gebruikt in een officieel document, namelijk van het Vierde Lateraans Concilie.
Hoe moeilijk te geloven de transsubstantiatie ook is, toch heeft de Kerk er door de eeuwen heen zeer sterk aan vastgehouden. In de eenentwintigste eeuw zal dit vermoedelijk niet anders zijn. Johannes Paulus II zegt het zo: “Een groot en transcendent geheim, zeker, en één dat het vermogen van onze geest om verder te gaan dan verschijningsvormen op de proef stelt. Hier schieten onze zintuigen te kort (...), maar alleen het geloof, geworteld in het woord van Christus dat ons door de apostelen is overgeleverd, is voor ons voldoende.”
Verschillende benamingen: eucharistieviering, Maaltijd van de Heer, Heilige Mis
Eucharistieviering
De eucharistie heeft vele namen. Vermoedelijk komt dit doordat elke tijd de eucharistie vanuit een ander perspectief bekijkt. De eucharistie is een beetje als een diamant: er zijn talloze perspectieven om te kijken en telkens zie je wat anders. Maar wat is nu eigenlijk de betekenis van het woord eucharistie? Eucharistie komt van het Griekse woord ‘eucharistein’: danken, dankzeggen. In de eucharistie zeggen de gelovigen dus dank voor het leven, voor alle goede dingen, maar ook voor Jezus zelf. Jezus sprak zelf een dankgebed of zegengebed uit tijdens het Laatste Avondmaal. Vaak zegt men niet gewoon eucharistie, maar wel ‘eucharistieviering’. Wanneer iemand zegt ‘Ik ga naar de kerk’, betekent dit meestal ook dat hij naar de eucharistieviering gaat.
Maaltijd van de Heer
Een andere benaming is de Maaltijd des Heren. Deze naam verwijst duidelijk naar het Laatste Avondmaal, naar de echte maaltijd. Het hoeft geen uitleg dat met deze naam vooral het maaltijdelement wordt beklemtoond. Hetzelfde geldt voor het Breken van het Brood. Deze pars pro toto geeft de hele eucharistie aan.
Heilige Mis
Wellicht de meest gebruikte naam is die van (Heilige) Mis. Om de betekenis van dit woord te kennen, moeten we terug naar de Tridentijnse ritus. De mis werd toen afgesloten door de diaken met de woorden ‘Ite, missa est’. Velen hebben deze woorden vertaald met ‘Ga heen, de mis is afgelopen’. Eigenlijk is dit niet de betekenis van deze woorden. Missa betekent ‘zending’. Je wordt gezonden om in het dagelijkse leven de woorden van Jezus in de praktijk om te zetten.
De opening van de Dienst
De viering van de eucharistie vindt elke weekdag plaats, in sommige kerken zelfs meerdere keren per dag. Het belangrijkste moment waarop de eucharistie gevierd wordt is zondagochtend, maar ook zaterdagavond. De opening van de dienst begint met de intredeprocessie. De priester komt uit de sacristie of achterin de kerk naar voren gelopen, eventueel voorafgegaan door misdienaars, de diaken, lectoren of kinderen. De priester loopt altijd laatst: dat is de Romeinse volgorde. In het oude Rome kwam de belangrijkste persoon ook altijd laatst, bijvoorbeeld een consul die voorafgegaan werd door enkele lictores. Vaak wordt het evangelieboek meegedragen en wordt er ondertussen een lied gezongen, soms speelt het orgel. De mensen in de kerk staan recht wanneer de priester binnenkomt. Wanneer de priester aan het altaar komt, maakt hij een kniebuiging en kust hij het altaar.
Daarna maakt de priester een kruisteken; de mensen in de kerk doen dit eveneens. De priester begroet de mensen met de woorden: “De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.” Dit is het algemene thema van de hele mis: Jezus komt tussen en in de mensen. Hierop volgt de schuldbelijdenis, niet te verwarren met de biecht.
Wanneer de mis niet tijdens de vasten of de advent gevierd wordt, wordt nu het Gloria gezongen: “Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft ...” De openingsdienst sluit met het openingsgebed.
Dienst van het Woord
Meestal is er in de kerk een lezenaar opgesteld. De aandacht richt zich tijdens dit deel expliciet naar die lezenaar. De dienst van het woord begint met een lezing uit het Oude Testament. Meestal sluit deze tekst aan bij de lezing uit het evangelie. Enkel in de paastijd wordt de eerste lezing genomen uit het Nieuwe Testament, namelijk uit de Handelingen van de Apostelen. Hierop volgt een psalm of lied. Alle gelovigen mogen dan meezingen.
Als er een eerste lezing is, is er natuurlijk ook een tweede lezing. Deze komt uit het Nieuwe Testament, maar niet uit een van de evangeliën. Soms volgt ook nu een psalm of lied. Wel is er altijd het ‘Alleluja’: Prijs de Heer. Nu komt de lezing uit een van de evangeliën. De gelovigen staan nu recht. Soms wordt het boek ook bewierookt, vaak wordt het ook even opgeheven voor de gelovigen. Dit gebeurt allemaal om te illustreren dat de evangeliën de belangrijkste boeken uit de Bijbel zijn. De gelovigen maken drie kruisjes op hun lichaam: één op het hoofd, één op de mond en één op het hart, waarna ze samen "Geloofd zij Christus" zeggen. Uit het evangelie mag enkel door de diaken of de priester voorgelezen worden.
Na de lezing uit het evangelie volgt de homilie of preek. Een preek is iets anders dan een homilie. Een preek mag door elke gelovige gehouden worden, maar een homilie is voorbehouden aan de priester, bisschop en diaken.De homilie of preek wordt gevolgd door de Geloofsbelijdenis. Dit kan de Apostolische Geloofsbelijdenis zijn, maar ook de Geloofsbelijdenis van Nicea. De gelovigen staan nu recht en zeggen deze belijdenis hardop op. De dienst van het woord wordt afgesloten met de voorbeden. Dit kan voor allerlei zaken zijn: voor een overledene, voor de wereldkerk, voor de armen, voor meer roepingen enz. Na elke voorbede zeggen de gelovigen: “Wij bidden u, verhoor ons, Heer.” Nu kan de Dienst van de Tafel aanvatten.
Dienst van de Tafel
Bij de Dienst van de Tafel verschuift de aandacht van de lezenaar naar het altaar. Dit deel is het ‘hoogtepunt’ van de mis.
Voorbereiden van de gaven
De dienst van de tafel begint met de voorbereiding van de gaven. Het brood (de hosties) en de wijn worden naar het altaar gebracht. Meestal wordt er ondertussen een lied gezongen. De diaken of de priester voegt bij de wijn enkele druppels water. Dit symboliseert de eenheid tussen de goddelijkheid en menselijkheid van Jezus. De priester tilt de gaven op en zegt daarbij volgend gebed:
Gezegend zijt Gij, God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood van eeuwig leven.
Er vindt ook een collecte plaats: men gaat rond om geld op te halen. Na de collecte bidt de priester: “Bid, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige Vader.” De gelovigen antwoorden daarop: “Moge de Heer dit offer uit uw handen aannemen tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk.”
Het eucharistisch hooggebed
Nu kan het allerheiligste moment van de mis beginnen: het eucharistisch hooggebed. Dit gebed begint met volgende ‘dialoog’ tussen de priester en de gelovigen. Bij het horen van de eerste zin staan de gelovigen recht:
Priester: De Heer zal bij u zijn. Gelovigen: De Heer zal u bewaren.
Priester: Verhef uw hart. Gelovigen: Wij zijn met ons hart bij de Heer.
Priester: Brengen wij dank aan de Heer onze God. Gelovigen: Hij is onze dankbaarheid waardig.
Na deze dialoog volgt de prefatie. De inhoud van dit gebed wisselt van feest tot feest en van dag tot dag. De prefatie wordt afgesloten door het Sanctus, een meer dan tweeduizend jaar oud lied: “Heilig, heilig, heilig, de Heer, de God der Hemelse Machten. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in den Hoge. Gezegend hij die komt in de naam des Heren. Hosanna in den Hoge.” Er kunnen variaties op het Sanctus gezongen of gebeden worden.
Na de prefatie en het sanctus volgt het eerste epiclesegebed: dit is een gebed waarmee de Heilige Geest wordt opgeroepen, waarna het instellingsverhaal, de allerbelangrijkste woorden van de mis, volgt. Dit is het moment van de consecratie: nu worden het brood en de wijn veranderd in het Lichaam en het Bloed van Jezus. Enkel de priester mag deze woorden uitspreken; de gelovigen in de kerk staan nog steeds recht. Nu wordt ook met de bel gerinkeld, om de mensen op dit belangrijke moment attent te maken.
Als het instellingsverhaal door de priester is uitgesproken is het tijd voor de acclamatie of bevestiging door de gelovigen. De priester zegt: “Verkondigen wij het mysterie van het geloof.”, waarop de gelovigen antwoorden: “Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert dat Gij verrezen zijt.”
Even later wordt het Onzevader gebeden door alle mensen in de kerk, waarna een teken van vrede wordt gegeven (hoewel dit niet altijd en overal gebeurt). Meestal geven de gelovigen elkaar een hand. Dit geeft ook weer de verbondenheid van de gemeenschap aan. Nu breekt de priester het brood, waarbij het Lam Gods (Agnus Dei) wordt gezegd of gezongen. Daarna zeggen de gelovigen volgende woorden: “Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden.” Nu kan iedereen ter communie gaan. Tegenwoordig ontvangt bijna iedereen de hostie in de hand, vroeger was dat op de tong. Zoals reeds gezegd is Jezus in de hostie én in de wijn volledig aanwezig. Daarom is het dus niet nodig om zowel de wijn als de hostie te krijgen, maar het mag wel. Bij een huwelijk mag het huwelijkspaar meestal uit de kelk drinken.
Wegzending
Na de communie is het hoogtepunt van de mis afgelopen. Nu rest nog slechts de wegzending: “Ga nu allen heen in vrede”, waarop de gelovigen antwoorden: “Wij danken God.” Dit is het Ite missa est: breng de boodschap van deze mis in de praktijk. Soms komen er nog enkele praktische mededelingen of woorden voor zieken.
Symbolen bij de viering van de eucharistie
Het altaar
In de kerk zie je natuurlijk meteen het altaar. Bij de intredeprocessie en ook tijdens de viering zelf maakt de priester veelvuldige buigingen voor het altaar en hij kust het zelfs. Het altaar heeft meerdere betekenissen. Enerzijds symboliseert het altaar hier een slachttafel, een offertafel. Dit sluit aan bij de visie op de eucharistie als offer. Er is echter ook een tweede betekenis, die dan weer aansluit bij de visie op de eucharistie als maaltijd. Het altaar is hier de tafel waaraan Jezus en de apostelen zaten bij het Laatste Avondmaal.
De hostie
De hostie bestaat eigenlijk alleen maar uit tarwebloem en water. Er wordt geen gist aan toegevoegd. Zo verwijst de hostie ook terug naar het ongedesemde brood dat de joden meenamen bij hun uittocht uit Egypte. Zoals reeds gezegd symboliseert de hostie het Lichaam van Christus niet, maar is het het Lichaam van Christus. Hierbij sluit de communie aan. Het woord communie betekent eigenlijk gemeenschap. Zoals reeds gezegd gaat het hier over gemeenschap met Christus.
Tabernakel
Wanneer de priester de hosties consacreert en deze uitreikt, is het niet ondenkbaar dat er nog hosties overblijven. Deze worden bewaard in het tabernakel, eigenlijk niet meer dan een grote kast die vanbinnen bekleed is met witte zijde. Toch symboliseert ook het tabernakel méér. In het Oude Testament is het tabernakel de tent waarin God verbleef (in de Ark van het Verbond). In de kerken staat het tabernakel zeer zichtbaar opgesteld en gelovigen buigen of knielen er vaak voor.
Wierook en wijwater
Wierook is een symbool voor het gebed dat naar de hemel opstijgt. Ook het wijwater krijgt een andere betekenis. Dit is gezegend water dat vermengd wordt met zout en zo een symbool wordt voor geestelijke reiniging. Wanneer de gelovige de kerk binnenkomt, slaat hij een kruis met wijwater. Hiermee houdt hij zichzelf voor aan de eredienst. Ook bij het buitengaan sla je een kruis met wijwater, om ook in de buitenwereld de Boodschap van Jezus te beleven.
Liturgische kleuren
De priester draagt telkens een kazuifel in een bepaalde liturgische kleur, met elk hun eigen specifieke betekenis.
- Groen: de kleur tijdens de gewone (zon)dagen door het jaar. Groen verwijst naar verwachting.
- Paars: de kleur tijdens de advent en de vasten. Deze kleur verwijst naar soberheid, naar inkeer, naar bekering en boete ook.
- Wit en goud: kleuren van vreugde. Wit verwijst naar de verrijzenis. Deze kleuren worden gedragen tijdens de periode van Kerstmis en Pasen.
- Rood: verwijst naar het bloed van Jezus en naar Zijn lijden, maar ook naar de vurige tongen van de Heilige Geest. Deze kleur wordt vooral gebruikt bij Pinksteren. Ook bij het vormsel hebben de kazuifels deze kleur.
- Roze: op twee zondagen in het kerkelijk jaar kan roze gedragen worden, namelijk op de derde zondag van de Advent en de vierde zondag van de Vasten. Roze is een mengeling van paars (boete) en wit (vreugde).
Lees verder