Intrinsieke versus extrinsieke motivatie

In het artikel ‘motivatie in sociale psychologie’ werd uitgelegd dat motivatie door sociaal psychologen gezien wordt als ‘de drang tot gedrag vertonen dat nodig is om bepaalde doelen te behalen’. In meer normale taal: ‘willen doen wat nodig is om je doelen te bereiken’. Sommige motivatie komt van ons binnenste, zoals bijvoorbeeld de motivatie om te overleven, de motivatie tot eten en tot sociaal contact. Andere motivatie echter is veelal ‘opgelegd’ van buitenaf, zoals de motivatie om te leren voor een tentamen, of om te gaan werken voor een vervelende baas. In de sociale psychologie wordt er daarom verschil gemaakt tussen intrinsieke (innerlijk) en extrinsieke (van buitenaf) motivatie. Dit artikel legt dit verschil iets nader uit.

Definities

Intrinsieke motivatie werd in het hoofd-artikel motivatie in de sociale psychologie gedefiniëerd als de drang tot gedrag dat plezierig of interessant is uit zichzelf. Bijvoorbeeld lekkere dingen eten: dit is een plezierige bezigheid, men is dus vaak intrinsiek gemotiveerd om dit gedrag te vertonen. Extrinsieke motivatie komt wellicht veel vaker voor dan intrinsieke motivatie: het is motivatie die van buitenaf komt. Echter ‘buitenaf’ is een breed begrip. Buitenaf kan heel dwingend zijn (een pistool tegen je hoofd) maar ook heel subtiel (iedereen doet het, dus dan doe je het zelf ook maar), en op lange termijn kan dat ‘van buitenaf’ gaan aanvoelen als iets van jezelf (je trekt kleren aan omdat je zélf niet naakt over straat wil lopen). Met andere (sociaal psychologische) woorden, extrinsieke motivatie kan van heel extern tot heel intern lopen. Met name over extrinsieke motivatie zijn veel theorieën bedacht en toegepast.

Drie ingrediënten van intrinsieke motivatie

Intrinsieke motivatie wordt meestal gezien als afhankelijk van drie aspecten.
  1. Ten eerste komt het alleen voor in situaties waarin men een zekere autonomie ervaart: met autonomie bedoel ik de ‘controle over eigen gedrag’. Voor motivatie hoeft het niet per se daadwerkelijke controle te zijn, zolang een persoon maar ‘ervaart’ dat hij/zij controle over zijn/haar eigen gedrag heeft. Op de lange termijn, echter, is het belangrijk dat de autonomie door ervaring wordt bevestigd, dus een zekere ‘werkelijke controle’ is wel wenselijk. Een voorbeeld: een roker die long-kanker wil voorkomen moet ervan overtuigd zijn dat hij (fysiek en mentaal) in staat is om werkelijk te stoppen met roken.
  2. Naast autonomie moet er self-efficacy zijn (een Engelse term die moeilijk te vertalen is naar het Nederlands). Je zou kunnen zeggen: men moet het gevoel hebben dat ze met bepaald gedrag hun doel kunnen bereiken. In het rokers-voorbeeld: naast weten dát men het gedrag kan vertonen (autonomie) moet men óók geloven dat het gedrag daadwerkelijk leidt tot het doel. Leidt stoppen met roken werkelijk tot een lagere kans op long-kanker?
  3. Tot slot is interesse in iets, of een ‘aandeel hebben’ erin ook van belang. Wanneer iemand gelooft dat hij a) het gedrag kan, en b) dat het gedrag eventueel zou bijdragen aan doel zus en zo, maar vervolgens totaal niet geïnteresseerd is in het doel, zal er weinig intrinsieke motivatie van pas komen. Iemand moet dan zichzelf ertoe zetten (extrinsiek) om het gedrag te vertonen. We kijken weer naar onze roker: wanneer hij niet écht geïnteresseerd is in het vóórkomen van longkanker, bijvoorbeeld omdat het ver in de toekomst ligt (het geval bij veel jongeren), dan zal er weinig intrinsieke motivatie tot stoppen zijn. Wanneer de interesse of ‘urgentie’ hoger is, bijvoorbeeld een 50+-er wiens rokende vrienden een voor een aan longkanker ten onder (lijken te!) gaan, is sneller intrinsiek gemotiveerd.

Theorieën over motivatie

De meest simpele theorie over extrinsieke motivatie is ook wel bekend als ‘incentive theory’, ofwel de positieve beloning die gebruikt wordt in ‘operant conditioneren’, in het behaviorisme. Het idee is als volgt: iedere gewenste gedraging wordt beloont door een positief iets. Dit positieve wordt geassocieerd met het gedrag, als gevolg gaat een persoon het gedrag vaker vertonen om de beloning vaker te krijgen. Heel simpel: een snoepje eten wordt ‘beloond’ met aangename smaak, een aangenaam gevoel. Dit wordt geassocieerd met het gedrag ‘ding uit snoeppot pakken, in mond steken, kauwen en slikken’, en het gevolg is dat het gedrag vaker wordt herhaald.

Een tweede zeer bekende theorie die over motivatie gaat is de cognitieve dissonantie theorie van Festinger. Kort en bondig: wanneer we twee tegenstrijdige gedachten hebben, of een gedachte die strijdig is met een gedrag, dan hebben wij de ‘sterke motivatie’ om deze tegenstrijdigheid (dissonantie genoemd) te verminderen. Wanneer je aan de ene kant een drang hebt tot het pakken van een snoepje, maar aan de andere kant de drang hebt om slank te blijven, dan kan er dissonantie ontstaan. Mensen zijn gemotiveerd – volgens de theorie – om deze dissonantie te verminderen.

Een heel bekende theorie over motivatie is die van Maslow, de needs-hierarchy, ofwel de ‘behoeften hiërarchie’. Simpelweg: men heeft altijd de motivatie om ten eerste de basis-behoeften te bevredigen: honger, dorst, slaap et cetera. Als, en alleen als deze zijn verzadigd, kan een mens naar het ‘volgende niveau’ van behoeften. Na fysiologische behoeften als voedsel en slaap volgen de niveaus veiligheid en gezondheid, liefde en vriendschap, zelf-waarde en prestatie, en tot slot zelf-verwezenlijking.
Een laatste theorie die ik hier wil bespreken (er zijn veel meer sociaal psychologische theorieën beschreven) is die van Deci en Ryan, genaamd Self-determination-Theory, ofwel de theorie van ‘zelf-bepaling’. Het is een theorie die meerdere ‘sub-theorieën’ behelst.

Naast de drie ingrediënten die hierboven genoemd werden, van intrinsieke motivatie, stellen Deci en Ryan dat positieve feedback van vitaal belang is voor intrinsieke motivatie, alsmede het gevoel ‘ergens bij te horen’. Met name autonomie, het gevoel erbij te horen en positieve feedback zijn dé belangrijkste aspecten die intrinsieke motivatie onderbouwen, volgens hun theorie.
Naast deze beschrijving van intrinsieke motivatie hebben de auteurs ook een schaal ontwikkeld die de geleidelijke gradaties tussen interne en externe extrinsieke motivatie - en het gedrag dat eruit volgt – beschrijft.

  • Aan de externe kant (extern geregelde gedrag) ligt gedrag dat voortkomt uit niet-autonome – motivatie. Dit is veelal gedrag dat wordt veroorzaakt door expliciete beloningen of straffen. Extern gereguleerd gedrag is bijvoorbeeld het invullen van een vragenlijst voor een kleine financiële vergoeding, of je aan snelheidsregels houden om boetes te voorkomen.
  • De volgende stap op de schaal is motivatie en gedrag dat iets meer ‘eigen’ aan een persoon is (geintrojecteerd geregeld gedrag). De persoon in kwestie heeft in dit geval zijn gedrag een soort van ‘deel van zichzelf’ gemaakt, hoewel niet volledig. Bijvoorbeeld, iemand rijdt volgens de snelheidsregels, niet zo zeer om een boete te voorkomen, maar omdat die persoon zichzelf ziet als een ‘degelijk mens die zich aan de veiligheidsregels houdt’. De regulatie van het gedrag is nog steeds extern (boetes) maar er is een aspect van het gedrag ‘eigen gemaakt’ (gekoppeld aan zelf-waardering).
  • Een derde stap is geïdentificeerd gereguleerd gedrag, wat betekent dat het gedrag niet alleen eigen gemaakt is, maar ook belangrijk is voor de persoon. Hij/zij ‘identificeert’ zich ermee. De voorbeeld-autorijder vindt niet alleen dat hij als degelijk mens zich aan de regels moet houden, maar hij is er ook trots op dat hij zich aan de regels houdt als degelijk mens, ‘rustig rijden’ is wat hem ‘definieert’ als degelijk mens.
  • Tot slot is er sprake van geïntegreerd gedrag. Dit komt voort uit motivatie die zeer dichtbij intrinsieke motivatie komt. De drang is hier volledig opgenomen in de persoon zelf. Het maakt deel uit van iemands karakter, zijn zelf-waardering en zelf-reflectie. Compleet geïntegreerd gedrag lijkt bijzonder veel op intrinsiek gemotiveerd gedrag en is daarom erg moeilijk te onderscheiden. Wanneer een student bijvoorbeeld zichzelf compleet heeft geïntegreerd met de motivatie om te excelleren in school, spreken we an sich van geïntegreerd gedrag, maar de student kan het studeren wellicht zelf ervaren als ‘plezierig’ omdat hij/zij het vooruitzicht van excelleren plezierig vindt. Er is dan autonomie, plezier/interesse in het gedrag en self-efficacy, kortom, alle ingrediënten die ook gelden voor intrinsiek gedrag.

Het idee achter deze stapsgewijze schaal tussen extern en intern extrinsiek gedrag is dat veelal gedrag begint aan de externe kant (extern gereguleerd) en langzaamaan ge’internaliseerd’ wordt tot het interne einde van de schaal. Ervaring leert dat de meeste motivaties niet verder komen de de tweede of derde stap...

Tot slot

Intrinsieke motivatie is motivatie die van binnen komt: je vindt iets leuk of interessant. Extrinsieke motivatie aan de andere kant wordt opgelegd van buiten. Echter, dit is niet altijd bewust, noch is het slecht. Extrinsieke motivatie kan zowel erg extern zijn (boetes, beloning) of meer intern (je identificeert je met bepaald gedrag, hoewel het niet plezierig is). Naast deze splitsing zijn er vele andere theorieën die motivatie hebben behandeld en proberen uit te leggen. Kortom – een ingewikkeld concept waar nog altijd geen uitkomst over is, maar wat desalniettemin razend interessant kan zijn!

Lees verder

© 2012 - 2024 Britttamar, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatieWaarom doe je iets? Omdat het van de buitenwereld moet? Of omdat je het zelf graag wil? Intrinsieke motivatie is iets da…
Self-Determination Theory (SDT)Self-Determination Theory (SDT)SDT heeft zich sinds de opkomst, halverwege de jaren tachtig, voornamelijk geconcentreerd op de verschillende aspecten d…
Motivatie: intrinsiek, extrinsiek en de verwachtingstheorieMotivatie: intrinsiek, extrinsiek en de verwachtingstheorieGemotiveerd zijn om iets te ondernemen is zeer belangrijk. Zonder motivatie verliezen we levenslust en kost iets ons vee…
Het zelfdeterminatiemodel; sleutel tot gedragsveranderingHet zelfdeterminatiemodel; sleutel tot gedragsveranderingDe zelfdeterminantietheorie werd in het jaar 2000 door Edward L. Deci en Richard M. Ryan in de gedragstheorie geïntroduc…

Het experiment van MilgramHet experiment van Milgram is een experiment naar het gedrag van mensen. Proefpersonen krijgen de opdracht om een medeme…
Griezelen of heerlijke (ont)spanningGriezelen of heerlijke (ont)spanningWaar de ene van griezelt, vindt de ander het heerlijke spanning of raakt zelfs geobsedeerd. Zoveel mensen zoveel verschi…
Bronnen en referenties
  • Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determinaton in human behaviour. New York: Plenum.
Britttamar (22 artikelen)
Gepubliceerd: 05-07-2012
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Psychologie
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.