Self-Determination Theory (SDT)
SDT heeft zich sinds de opkomst, halverwege de jaren tachtig, voornamelijk geconcentreerd op de verschillende aspecten die de motivatie van een werknemer bepalen. Hierbij blijken de geperceptieerde autonomie, competenties en het gevoel van sociale verbondenheid een belangrijke rol te spelen(Deci & Ryan 2007) et al.); het beïnvloeden van deze aspecten heeft veelal directe gevolgen op de intrinsieke en extrinsieke motivatie van werknemers (Deci & Ryan (2007) et al.). De mate van intrinsieke en extrinsieke motivatie heeft vervolgens weer een gevolg voor de prestatie van een werknemer (Amabile 1993).
Model Self Determination Theory
Een goed begrip van intrinsieke en extrinsieke motivatie is binnen SDT niet mogelijk, zonder deze beide vormen van motivatie op een geleidende schaal te bezien, welke loopt van demotivatie tot intrinsieke motivatie. Op deze geleidende schaal komen na demotivatie vier vormen van extrinsieke motivatie voor, achtereenvolgens extern gereguleerde motivatie, geintrojecteerd gereguleerde motivatie, geïdentificeerde gereguleerde motivatie en geïntegreerde gereguleerde motivatie. (Deci & Ryan (2007) et al.). Klik op de afbeelding voor een schematische weergave van deze verschillende soorten motivatie.
Verschillende soorten motivatie
Extern gereguleerde motivatie is motivatie die voortkomt uit externe beloningen of straffen (of de verwachting dat er een externe beloning of straf zal plaatsvinden bij een bepaalde handeling). Onder de externe beloningen vallen bijvoorbeeld bonussen (van den Broeck et al. ( 2009) et al.).
Geïntrojecteerd gereguleerde motivatie komt voort uit interne beloningen en straffen (of de verwachting hiervan), zoals angst en trots (van den Broeck et al. ( 2009) et al.).
Geïdentificeerde gereguleerde motivatie is een motivatie die voortkomt uit normen en waarden die voor het individu van belang zijn, bijvoorbeeld de cultuur die binnen een bepaalde groep geldt (van den Broeck et al. ( 2009) et al.).
Geïntegreerde gereguleerde motivatie komt voort uit de waarden en normen die niet alleen van belang zijn voor het individu, maar ook daadwerkelijk overeenkomen met de eigen normen en waarden (van den Broeck et al. ( 2009) et al.).
Intrinsiek gereguleerde motivatie komt voort uit de directe beloning die het verrichten van de handeling opbrengt voor het individu, zonder externe tussenkomst. Dit kan bijvoorbeeld het plezier zijn dat de handeling oplevert, of de voldoening die eruit voortkomt (Deci & Ryan (2007) et al.).
Gecontroleerde en autonome motivatie
Externe en geintrojecteerde regulatie moeten hierbij nog gezien worden als gecontroleerde motivatie, terwijl geïdentificeerde regulatie, geïntegreerde regulatie en uiteindelijk intrinsieke motivatie gezien moeten worden als autonome motivatie (Deci & Ryan (2007) et al.). Autonome motivatie is motivatie die voortkomt uit het gevoel iets uit zichzelf te doen, zonder ertoe in meer of mindere mate gedwongen te worden; gecontroleerde motivatie onderscheid zich hiervan door juist dat gevoel van dwang (Gagné & Deci (2005) et al.).
Crowding in en crowding out
Binnen SDT is er een grote hoeveelheid onderzoek verricht naar effecten van verschillende mogelijkheden om de motivatie van werknemers te verhogen. Hieruit is gebleken dat de twee soorten motivatie, extrinsieke en intrinsieke motivatie, elkaar kunnen aanvullen maar elkaar ook negatief kunnen beïnvloeden. Hiermee wordt bedoeld dat bijvoorbeeld een verhoging van de extrinsieke motivatie zowel een negatieve, als een positieve invloed kan hebben op de mate van intrinsieke motivatie. Andersom kan de mate van intrinsieke motivatie ook een invloed hebben op de extrinsieke motivatie. Wanneer er een positieve invloed plaatsvindt en wanneer een negatieve invloed, wordt verwoord in een onderdeel van de SDT; de crowding theory.
Crowding theory stelt dat onder bepaalde condities, het effect van extrinsieke interventies de intrinsieke motivatie negatief kan beïnvloeden (crowding-out). Dit gebeurt met name als individuen de extrinsieke interventie ervaren als controlerend. Als het individu de interventie als stimulerend of ondersteunend ervaart kan het juist de intrinsieke motivatie verhogen (crowding-in)(van Herpen (2005) et al.). Als er dus een externe positieve motivator in een bepaalde situatie wordt toegevoegd, heeft dit niet alleen tot gevolg dat de extrinsieke motivatie stijgt; het heeft ook een invloed op de intrinsieke motivatie. Als de externe positieve motivator als een vorm van dwang of controle gezien wordt, waar ook geldelijke beloningen onder vallen, wordt er een vermindering van de intrinsieke motivatie verwacht (crowding-out). Als de externe positieve motivator juist als ondersteunend gezien wordt, zoals waardering van collega’s, is de verwachting dat de intrinsieke motivatie zal stijgen (crowding-in). Bij een externe negatieve motivator, of het weghalen van een externe motivator geldt hetzelfde principe.
Het crowding effect is het gevolg van een verandering van de locus of control. De locus of control is hierbij de mate waarin een individu oorzaken voor zaken die hem overkomen bij zichzelf of bij externe oorzaken zoekt. Binnen de crowding theory wordt gesteld dat als er een externe motivator wordt toegevoegd die als controlerend wordt ervaren, de locus of control van de persoon zich zal verleggen van intern de persoon naar extern (Deci (1972), Deci & Ryan (2007), Osterloh (2000), van Herpen (2005)). Het gevolg van deze shift in de locus of control is dat de extrinsieke motivatie verhoogd wordt en de intrinsieke motivatie daalt.