Operant conditioneren
In de behavioristische stroming van de psychologie zijn twee methoden van leren centraal. Leren wordt hierin ook wel conditioneren genoemd. De twee methoden zijn: Klassiek conditioneren (door Ivan Pavlov) Operant conditioneren (door B.F. Skinner) In dit artikel wordt beschreven wat operant conditioneren inhoudt.
Operant conditioneren - ook wel instrumenteel conditioneren genoemd - is een onderdeel van het gedachtegoed van de stroming
behaviorisme binnen de
sociale psychologie. Naast operant conditioneren kent deze stroming ook de methode
klassiek conditioneren . Om meer hierover te lezen, zie het artikel
Klassiek conditioneren.
Centrale idee van operant conditioneren
Operant conditioneren gaat ervan uit dat gedrag geleerd kan worden door beloningen en bestraffingen van voorgaand gedrag. Er wordt een associatie gemaakt tussen gedrag en het directe gevolg van dat gedrag. Positieve dan wel negatieve ervaringen uit het verleden
motiveren ons om bepaald gedrag te ondernemen of juist niet. Dit gedachtegoed is ontwikkeld door B.F. Skinner, die geloofde dat innerlijke gedachten en processen niet het gedrag van mensen kon beschrijven, maar dat de externe observeerbare omgeving genoeg informatie verschafte om dit wel te kunnen doen.
Werking van operant conditioneren
Om gedrag te leren moet direct volgend op bepaald gedrag een reactie plaatsvinden. Alleen wanneer gedrag direct gevolgd wordt door een bestraffing of beloning, zal volgens operante conditionering associatie plaatsvinden tussen het gedrag en de beloning/bestraffing. Alleen als deze associatie plaatsvindt, kan men leren en zal men in de toekomst hun gedrag aanpassen.
Beloning en straf
Het idee van operant conditioneren is dat gedrag dus gestuurd wordt door belonging (hieronder genaamd 'bevestigers') en straf (genaamd 'straffers'). In het Engels zijn de termen overigens rewards en punishments. Het artikel
motivatie in de psychologie gaat overigens iets verder in op andere mogelijke redenen - behalve straffers en bevestigers - waarom iemand bepaald gedrag vertoond. In
dit artikel lees je hoe teveel motivatoren (beloningen of straf) ervoor kan zorgen dat mensen juist níet meer gemotiveerd zijn om iets te doen.
Maar dat allemaal daargelaten; voor het idee van
operant conditioneren golden enkel de twee volgende processen:
1. Bevestigers
Bevestigers zijn situaties of gebeurtenissen die een gedrag versterken. Ze zorgen ervoor dat gedrag toeneemt. Er zijn twee soorten:
- Positieve bevestigers: gunstige uitkomsten of situaties als gevolg van een gedrag. Wanneer een positieve bevestiging van gedrag plaatsvindt, dan wordt gedrag dus beloond door het krijgen van een positief effect door het gedrag. Bijvoorbeeld: door te eten ervaart men de lekkere smaak van voedsel
- Negatieve bevestigers: minder gunstige uitkomsten of situaties worden vermeden door het gedrag. Wanneer een negatieve bevestiging van gedrag plaatsvindt wordt er dus, als gevolg van een gedrag, een negatieve situatie vermeden. Bijvoorbeeld: door te eten verwijderd men het gevoel van honger
2. Straffers
Straffers, of gewoon straf, zorgen ervoor dat gedrag afneemt. Wederom kan dit op twee manieren gebeuren:
- Positieve straffers: het gedrag wordt gevolgd door een negatieve uitkomst, waardoor het gedrag zal afnemen. Bijvoorbeeld: het eten van giftig voedsel maakt mensen misselijk en ziekelijk, waardoor ze voortaan wel beter zullen uitkijken met dat voedsel
- Negatieve straffers: het gedrag zorgt ervoor dat bepaalde positieve gevolgen niet meer tot stand komen of ontstaan. De positieve gevolgen zijn weg. Bijvoorbeeld: Het eten van smakeloos voedsel levert niet het positieve gevoel van ‘lekker’ op, waardoor men minder van dat voedsel zal gaan eten.
Schema’s van operant conditioneren
Om iemand te conditioneren moeten er dus bevestigers gegeven worden. Dit kan gebeuren op twee manieren:
- Continue: iedere keer dat men bepaald gedrag vertoont, ontstaat de bevestiger op dat gedrag. Door continue te conditioneren wordt het gedrag snel geleerd
- Partieel: slechts soms volgt op bepaald gedrag een bevestiger, andere keren volgt op het gedrag geen bevestiger. Door slechts af en toe bevestigers aan te bieden wordt het gedrag minder snel aangeleerd, maar is het geleerde gedrag wel beter bestand tegen extinctie (zie artikel Klassiek conditioneren voor uitleg over extinctie).
Operant conditioneren in de praktijk
Operant conditioneren en klassiek conditioneren worden beide gebruikt in gedragstherapie. Dit is een vorm van therapie waarin cenconcentreerd wordt op het aanpassen van ongewenst gedrag. Gedragstherapie wordt toegepast voor gezondheidsproblemen die gedragsverandering vereisen, zoals roken en gewichtsafname. Een geneesmiddel wat gegeven wordt bij alcoholverslaving is
antabuse . Dit middel werkt door middel van het effect van straffen, dus via operante conditionering. Lees meer over Antabuse in het artikel
Antabuse en alcoholverslaving. Ook angststoornissen en fobieen (angsten) kunnen met gedragstherapie worden aangepakt (succes is natuurlijk niet gegarandeerd, maar wel realiseerbaar). Daarnaast is het vaak een therapiekeuze voor mensen die te ernstig ziek zijn om meer intensieve therapievormen te volgen, zoals cognitieve therapie.
Lees verder