Cognitieve vervormingen bij daders van zedendelicten
Cognitieve vervormingen zijn de excuses die plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag gebruiken voor hun gedrag. Plegers zijn zeer bedreven in het geheel of gedeeltelijk ontkennen of goedpraten van het seksuele delict. Aangenomen wordt dat deze cognitieve vervormingen sociale en morele barrières voor grensoverschrijdend gedrag wegnemen, als excuus achteraf dienen en bijdragen aan de kans op toekomstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vooralsnog is een verband tussen het opheffen van cognitieve vervormingen en een lagere recidivekans niet aangetoond. Het onderzoek naar cognitieve vervormingen staat nog in de kinderschoenen. Niettemin is het opsporen en ontmantelen van de cognitieve vervormingen al jaren een belangrijke insteek van de daderbehandeling. Uit onderzoek is namelijk wel gebleken dat plegers met veel cognitieve vervormingen een groter recidiverisico hebben. In dit artikel bespreken we alle mogelijke cognitieve vervormingen die zich bij daders kunnen voordoen.¹
Cognitieve vervormingen bij zedendaders: Denken in kronkels
Wanneer we denken aan zedendaders, stellen we ons vaak een duidelijk beeld voor: iemand die bewust verkeerde keuzes maakt. Maar de werkelijkheid is complexer. Veel zedendaders gebruiken een reeks van slimme, maar verknipte denkpatronen om hun gedrag goed te praten of te rechtvaardigen. Deze zogenoemde cognitieve vervormingen laten zien hoe diep geworteld hun manieren van denken kunnen zijn. Ontkenning, externalisatie, minimaliseren—het zijn slechts enkele van de kronkelige paden die hun gedachten kunnen bewandelen. Ze verdraaien de feiten, leggen de schuld buiten zichzelf of rationaliseren hun acties alsof het allemaal ‘logisch’ was. We nemen je mee in de verwrongen wereld van cognitieve vervormingen en laten zien hoe ze zich uiten, van idealiseringen tot dissociatie, en alles daartussenin. Dit is de complexe denkwereld die we moeten begrijpen om écht te snappen wat er in de hoofden van zedendaders omgaat.
Ontkenning
Gehele of gedeeltelijk ontkenning door niet toe te geven en te erkennen dat (delen van het) delict of de planning hebben plaatsgevonden. Onder ontkenning wordt ook verstaan als gevoelens van schuld en schaamte worden afgeweerd of als de dader niet erkend welke moeite het kost om tot het delictgedrag te komen.
Externalisatie
De betrokkene neemt slechts een beperkte verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en neigt tot externalisatie, met andere woorden verantwoordelijkheden worden buiten hem zelf geplaatst en opgeschoven op een ander, zoals het slachtoffer. "Ik kan er niets aan doen. Ze kwam zelf bij mij op schoot zitten, dus ze vroeg erom."
Bagatelliseren of minimaliseren
De gevolgen die het delict heeft voor het slachtoffer of de omvang van het delict worden verkleind door de zendedader.
Rationalisaties
het zoeken van een rationele verklaring of rechtvaardiging voor het eigen gedrag. Hieronder vallen ook 'nomaliteitstheorieën', dat zijn theorieën waarin benadrukt wordt dat de alternatieve seksuele verlangens van de betrokkene 'natuurlijk' zijn en dat het juiste de samenleving is die er een probleem van maakt.
Idealiseringen
Het idealiseren van het delictgedrag. De dader merkt bijvoorbeeld op dat hij een goed band heeft met zijn stiefdochter en dat het voor haar goed was om door hem seksueel ingewijd te worden.
Projectie van de eigen drift
De dader projecteert zijn eigen seksuele drift op het slachtoffer. Hij neemt deze waar bij het slachtoffer.
Cognitief vertekenen van de leeftijd
Door de dader wordt het leeftijdsverschil niet meer waargenomen. Vooral incestplegers hebben er ene handje van om hun dochter als een volwassen persoon te beschouwen, waarmee het leeftijdsverschil niet meer wordt gezien. Of een dader die veroordeeld is voor ontucht met een minderjarige: "Ik wist niet dat ze zo jong was. Ik kan toch niet naar een identiteitsbewijs vragen?"
Overidentificatie met het jonge slachtoffer
Vooral pedofielen hebben de neiging om helemaal op te gaan in het slachtoffer en zich 'kind onder de kinderen' te voelen, waarbij het (soms forse) leeftijdsverschil geheel uit het oog wordt verloren.
Genderopvattingen
Opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid welke delictgedrag rechtvaardigen. Bijvoorbeeld de door daders gehanteerde dichotomie 'vieze' en 'nette' meisjes; vrouwen die zich schaars kleden, vragen er nou eenmaal om. En mannen hebben nu eenmaal een sterke seksuele drift.
Rolomkering
De dader afficheert zich als slachtoffer door bijvoorbeeld te zeggen: "Ze drong zich aan mij op, ik was dronken en daarom bezweek ik voor de verleiding."
Verschuilen achter onmacht
De zedendader beweert dat hij er niets aan kon doen, bijvoorbeeld als gevolg van middelengebruik. "Normaal ben ik niet zo, maar vanwege de speed wist ik niet wat ik deed."
Devaluatie van de dader
Dit zijn vervormingen over de dader zelf, zoals uitgesproken negatieve zelfbeelden waardoor de dader zich zeer minderwaardig voelt wat een voedingsbodem kan zijn voor nieuw delictgedrag doordat hij er naar gaat handelen.
Dissociatie
De dader kan het zich totaal niet meer herinneren. Dit is een ernstige en vergaande vorm van ontkennen en een indicatie van ernstige onderliggende problematiek.
Voorbeelden
Hier zijn enkele voorbeelden van hoe zedendaders hun denkpatronen verdraaien om hun gedrag goed te praten. Dit zijn de trucjes die ze zichzelf wijsmaken, een verknipte vorm van zelfbescherming die ervoor zorgt dat ze hun daden kunnen blijven rechtvaardigen.
- Ontkenning: "Dat meisje heeft alles verzonnen. Er is niets gebeurd." Hier weigert de dader simpelweg te erkennen wat hij heeft gedaan, alsof het hele voorval in een soort fantasie bestaat. Hij praat zichzelf aan dat de gebeurtenis nooit heeft plaatsgevonden.
- Externalisatie: "Als zij niet zo uitdagend gekleed was, was het nooit gebeurd." De schuld wordt afgeschoven op de ander of op omstandigheden. In plaats van verantwoordelijkheid te nemen, wijst de dader naar alles en iedereen behalve zichzelf.
- Bagatelliseren of minimaliseren: "Het was maar een spelletje, ze heeft er geen trauma aan overgehouden." Hier maakt de dader het voorval kleiner dan het is, alsof het allemaal wel meevalt. Hij probeert zo de ernst van zijn daden te ontkennen.
- Rationalisaties: "Ik had het al zo moeilijk, ik had gewoon wat ontspanning nodig." Met deze kromme redenering probeert de dader zijn gedrag te rechtvaardigen. Hij schetst het als een begrijpelijke reactie op zijn eigen problemen.
- Idealiseringen: "Ik ben verliefd op haar, zij is mijn zielsverwant." De dader idealiseert zijn slachtoffer of hun ‘relatie’ om zijn daden goed te praten. Hij ziet zichzelf als een romantisch figuur in plaats van als iemand die grenzen overschrijdt.
- Projectie van de eigen drift: "Ze verleidde míj. Ik kon er niets aan doen." Hier projecteert de dader zijn eigen gevoelens en verlangens op het slachtoffer, alsof het slachtoffer degene was die de situatie heeft uitgelokt.
- Cognitief vertekenen van de leeftijd: "Ze ziet eruit als een volwassen vrouw, niet als een kind." Door het uiterlijk van het slachtoffer anders te interpreteren, probeert de dader zijn gedrag tegenover zichzelf te rechtvaardigen. Plotseling lijkt het alsof leeftijd geen rol speelt.
- Overidentificatie met het jonge slachtoffer: "Ik begrijp haar, want ik had ook een moeilijke jeugd." De dader plaatst zichzelf op dezelfde emotionele golflengte als het slachtoffer. Hij ziet zichzelf als iemand die helpt, terwijl hij in werkelijkheid grenzen overschrijdt.
- Genderopvattingen: "Jongens zijn nu eenmaal seksueel agressiever, dat is de natuur." De dader gebruikt stereotypen en traditionele genderopvattingen om zijn gedrag als normaal en zelfs natuurlijk te presenteren.
- Rolomkering: "Zij was degene die me dwong. Ik was het slachtoffer!" In deze vervorming draait de dader de rollen volledig om. Hij stelt zichzelf voor als het slachtoffer en het slachtoffer als de dader.
- Verschuilen achter onmacht: "Ik had geen controle over mijn verlangens, het gebeurde gewoon." De dader verschuilt zich achter het idee van onmacht. Alsof hij geen vrije wil heeft, schildert hij zichzelf af als iemand die meegesleurd werd door zijn eigen driften.
- Devaluatie van de dader: "Ik ben een slecht mens, iedereen haat me toch al." Dit lijkt op zelfkritiek, maar in werkelijkheid is het een manier om de verantwoordelijkheid te ontlopen. Door zichzelf neer te halen, hoopt de dader dat anderen hem zien als zielig in plaats van verantwoordelijk.
- Dissociatie: "Het voelde alsof ik er zelf niet bij was." De dader creëert een afstand tussen zichzelf en zijn daden. Hij doet alsof hij een buitenstaander was tijdens het incident, waardoor hij zijn verantwoordelijkheid probeert weg te schuiven.
Noot:
- Dit artikel is grotendeels gebaseerd op hoofdstuk 11 'parafilie en seksueel delict' van Sybille Labrijn p.173-195, in: 'Stoornis en delict - Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken', De Tijdstroom, Utrecht, 2e druk, 2010.
Lees verder