Filosofie voor beginners: Socrates, Plato, Aristoteles
Het is ca. 450 voor Christus. Athene wordt het culturele centrum van de Griekse wereld. Tegelijkertijd slaat de filosofie een andere richting in. Er komt meer belangstelling voor de mens en de plaats van de mens in de maatschappij komt centraler te staan. Socrates, Plato, en Aristoteles zijn de drie grootste filosofen uit de Oudheid. Deze filosofen hebben ieder op hun eigen manier een stempel op de huidige Europese beschaving gedrukt.
De informatie van dit artikel komt uit het boek "De wereld van Sofie" van Jostein Gaarder. Zie de special
De wereld van Sofie: een geschiedenis van de filosofie
Socrates
De kunst van het spreken
Dit is bekend geworden dankzij Plato, zijn leerling. Alles wat Socrates heeft beweerd is door Plato vastgelegd. Socrates zelf heeft geen letter op papier gezet. De kern van het werk van Socrates was dat hij er niet op uit was om de mensen te onderwijzen. In plaats daarvan, ging hij met mensen in dialoog. Socrates zag het als zijn opdracht om de mensen te helpen het juiste inzicht te geven. Hij vergelijkt dit 'tot inzicht komen' met het vermogen om kinderen te baren. Beiden zijn een natuurlijke eigenschap. Alle mensen kunnen, als ze hun verstand gebruiken, filosofische waarheden doorgronden. Als een mens zijn verstand gebruikt, haalt hij iets uit zichzelf. Juist door zich van de domme te houden, dwong Socrates de mensen die hij ontmoette, hun verstand te gebruiken. Hij deed zich dan dommer voor dan hij was, dit noemen we ook wel
Socratische ironie.
Een goddelijke stem
Socrates zei voortdurend dat er een goddelijke stem in hem zat. Socrates protesteerde bijvoorbeeld tegen ter dood veroordelingen en hij weigerde politieke tegenstanders aan te geven. Uiteindelijk werd hij schuldig bevonden voor het invoeren van nieuwe goden en het misleiden van de jeugd. Socrates is hiervoor ter dood veroordeeld. Hij protesteerde hier niet tegen en dronk zelf de gifbeker leeg. In het boek wordt er een vergelijking gemaakt tussen Socrates en Jezus: beiden hebben uit overtuiging hun dood aanvaardt, beiden schreven hun eigen boodschap niet op (dit werd door hun leerlingen gedaan), en beiden zijn duizenden jaren later gewaardeerde personen.
Mensen weten maar weinig
Socrates stelde dat "het verstandigst is zij die weet wat ze niet weet". Een filosoof is iemand die inziet dat hij veel dingen niet begrijpt. Socrates wist dat hij niets wist, en dat liet hem niet met rust. Daarom werd hij filosoof, iemand die onverstoorbaar naar het juiste antwoord blijft zoeken. Met zijn sterke geloof in het menselijke denken was Socrates een uitgesproken
rationalist.
Juist inzicht leidt tot juist handelen
Volgens Socrates vertelt het geweten ons wat juist is. 'Hij die weet wat goed is, zal ook het goede doen' en 'Alleen hij die het juiste doet wordt een echt mens', stelde hij. Ook zei hij dat als we verkeerd handelen, dit komt doordat we niet beter weten. Daarom is het volgens Socrates erg belangrijk om onze kennis te vergroten. Socrates stelt ook dat het onmogelijk is om gelukkig te worden, als je tegen je overtuiging in handelt. Iemand die weet hoe je een gelukkig mens wordt, zal dat ook proberen te bereiken.
Plato
De ideeënleer
Deze leer hield zich bezig met de relatie tussen het eeuwige en het onveranderlijk aan de ene kant en dat 'stroomt' aan de andere kant. Volgens Plato bestaat het eeuwige en onveranderlijke uit geestelijke of abstracte modellen waarnaar alle fenomenen gevormd zijn. Hij beweerde dat er achter de zintuiglijke wereld een eigen werkelijkheid bestond. Die werkelijkheid noemde hij de 'ideeënwereld'. Daar zitten de eeuwige en onveranderlijke 'modellen' van de verschillende fenomenen, die we in de natuur tegenkomen. Dit is Plato's ideeënleer. Als voorbeeld wordt gegeven: in een bakkerij worden koekjes gebakken. Geen enkel koekje is identiek, maar toch lijken ze op elkaar. Zij hebben namelijk een gemeenschappelijke oorsprong; alle koekjes zijn volgens hetzelfde model (idee) gevormd.
Zo bestaat de werkelijkheid volgens Plato uit twee delen. Het ene deel is de zintuiglijke wereld. Hiervan kunnen we slechts een globale of onvolkomen kennis krijgen door onze zintuigen te gebruiken. Alles in de zintuiglijke wereld stroomt en is dus niet eeuwigdurend. Over wat we waarnemen kunnen we alleen vage afspiegelingen van ideeën hebben. Slechts over dingen die we met ons verstand herkennen, kunnen we absoluut zeker zijn. Bijvoorbeeld: de som van de hoeken van een driehoek zal altijd 180 graden zijn. Zo heeft ook de 'idee' paard vier benen om op te staan, zelfs al zouden alle paarden in onze zintuiglijke wereld mank lopen. Plato stelt tevens dat alle verschijnselen in de natuur slechts schaduwen zijn van eeuwige vormen of ideeën.
De filosofiestaat
Tot slot beschrijft Plato de componenten van een harmonieuze staat, welke een parallel is aan een harmonieus mens. Deze zijn vervolgens weer te vergelijken met de verschillende lichaamsdelen van een mens. Plato beschrijft zo een totalitaire staat met verschillende klassen. Zie onderstaande tabel.
Lichaam | Ziel | Deugd | Staat |
hoofd | verstand | wijsheid | regenten |
borst | wil | moed | wachters |
onderlijf | begeerte | matigheid | neringdoenden |
Aristoteles
De vormen zijn de eigenschappen van de dingen
Aristoteles had kritiek op de leer van Plato. Terwijl Plato zich zo met de eeuwige vormen of ideeën bezig hield dat de veranderingen in de natuur hem eigenlijk niet opvielen, hield Aristoteles zich juist met de veranderingen of natuurprocessen bezig. Plato gebruikte alleen zijn verstand, terwijl Aristoteles ook zijn zintuigen gebruikte. Hij ging op handen en voeten zitten om dieren, planten, en bloemen te bestuderen. In tegenstelling tot Plato vond Aristoteles dat een mens geen aangeboren ideeën heeft. Aristoteles vond dat al onze gedachten en ideeën ons bewustzijn zijn binnengekomen door wat we gezien en gehoord hebben. Ons aangeboren verstand gebruiken we volgens hem om alle zintuiglijke indrukken in verschillende groepen en klassen onder te brengen.
De doeloorzaak
Aristoteles stelde ook dat de dingen in de natuur verschillende soorten oorzaken hebben. Hij spreekt van vier soorten oorzaken: 'de materiële oorzaak' (de oorzaak voor regen is dat de aanwezige waterdamp aanwezig was op het moment dat de lucht afkoelde), 'de bewegende oorzaak' (de waterdamp koelt af), 'de formele oorzaak' (het is de aard van het water om op de aarde te vallen in de vorm van regen), en 'het doel' (planten en dieren hebben regenwater nodig om te groeien). Het laatstgenoemde doel is in tegenstelling met de gedachtegang van de huidige wetenschap, waarin we zeggen dat voedsel en vochtigheid een voorwaarde vormen voor dieren en mensen om te leven, maar niet dat zij 'de bedoeling' hebben om ons te voeden.
Logica
Aristoteles legde de basis voor de logica als wetenschap. Bijvoorbeeld als eerst wordt vastgesteld dat alle levende wezens sterfelijk en dan dat een hond een levend wezen is, dan kan de simpele conclusie worden getrokken dat een hond sterfelijk is. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat de logica van Aristoteles gaat over de verhoudingen tussen begrippen.
De trapsgewijze opbouw van de natuur
Aristoteles deelde de dingen in de natuur op in twee hoofdgroepen. Aan de ene kant zijn er de levenloze dingen, zoals stenen, waterdruppels, en aarde. Deze niet-levende dingen kunnen alleen door invloed van buitenaf veranderen. Aan de andere kant zijn de levende dingen die een potentiële mogelijkheid in zich hebben voor verandering. Deze levende dingen kunnen weer opgedeeld worden in twee groepen: de levende gewassen (planten) en de levende wezens. Tenslotte kunnen levende wezens weer opgedeeld worden in mensen en dieren. Bij deze indeling van de natuurverschijnselen in groepen, gaat Aristoteles uit van de eigenschappen van dingen, oftewel wat ze 'kunnen' of wat ze 'doen'. Bijvoorbeeld: alle levende dingen bezitten het vermogen om voedsel tot zich te nemen, om te groeien en zich voor te planten. Alle levende wezens bezitten ook het vermogen om zich heen te voelen en om zich in de natuur te bewegen. Alle mensen bezitten bovendien het vermogen om te denken, oftewel om hun zintuiglijke waarnemingen in verschillende groepen en klassen in te delen.
Ethiek
Volgens Aristoteles wordt een mens alleen gelukkig als hij van al zijn vermogens en mogelijkheden gebruik maakt. Volgens Aristoteles zijn er drie vormen van geluk: de eerste vorm van geluk is een leven vol lust en genot. De tweede vorm is het leven als vrije en verantwoordelijke burger. De derde is het leven als onderzoeker en filosoof. Alle drie de voorwaarden moeten aanwezig zijn om als mens gelukkig te leven.
Politiek
Volgens Aristoteles is de mens een politiek wezen. Het gezin en het dorp kunnen voor de lagere levensbehoeften zorgen, zoals voedsel, warmte, kinderopvoeding, etc. Echter, de hoogste vorm van menselijke gemeenschap kan alleen door de staat worden verzorgd. Zonder de maatschappij om ons heen zijn we geen fatsoenlijke mensen volgens Aristoteles.
Vrouwbeeld
Volgens Aristoteles is de vrouw een onvolledige man. De vrouw is passief en ontvangend, terwijl de man actief en vormend is. Het kind erft alleen de eigenschappen van de man.
Lees verder