Filosofie voor beginners: De Renaissance
Tijdens de Renaissance maakte de filosofie en de wetenschap zich steeds verder los van de kerkelijke theologie. Dit had als gevolg dat het geloofsleven zich vrijer opstelde ten opzichte van het verstand. Steeds meer mensen waren van mening dat God niet met ons verstand kon worden benaderd. God was ongrijpbaar voor ons denken. Dit alles gaf nieuwe impulsen aan de wetenschappelijke methoden maar ook aan de geloofsbeleving.
De informatie van dit artikel komt uit het boek "De wereld van Sofie" van Jostein Gaarder. Zie de special
De wereld van Sofie: een geschiedenis van de filosofie
De Renaissance: een wedergeboorte
Gedurende de Renaissance, in de vijftiende en zestiende eeuw, was er een wedergeboorte van de oude ideeën van de Griekse filosofen uit de oudheid. Nog meer dan de klassieke humanisten droegen de humanisten uit de Renaissance het
Individualisme uit: 'Wij zijn niet alleen mensen, maar ook unieke individuen!' Dit is in tegenstelling met de ideeën uit de Middeleeuwen, toen voortdurend werd gehamerd op de zondige natuur van de mens. Het nieuwe ideaal werd de
Homo Universale. Oftewel, een mens die actief is op alle gebieden van het leven, de kunst en de wetenschap.
Het humanisme
Het nieuwe mensbeeld bracht een totaal nieuwe levensopvatting met zich mee. De mens was er niet langer alleen voor God. God had de mens ook voor de mens geschapen. Daarom kon de mens ook aan het gewone, dagelijkse leven plezier beleven. Het doel werd alle grenzen te overschrijden. Op alle gebieden ontstond een ongekende bloei: de kunst en architectuur, de literatuur en muziek, de filosofie en wetenschap. Bekende humanisten waren
Leonardo da Vinci en
Erasmus van Rotterdam.
Een nieuwe kijk op de natuur
In de Renaissance onstond ook een nieuwe opvatting over de natuur. De natuur werd als iets positiefs gezien. De mens voelde zich meer thuis op de aarde en zag het leven niet langer als alleen een voorbereiding op het hiernamaals. In tegenstelling tot de gedachtegang in de Middeleeuwen dat er een onoverkomelijke kloof was tussen God en zijn schepping, ontstond in de Renaissance de opvatting dat God in zijn schepping aanwezig was. Dit wordt ook wel het
Pantheïsme genoemd. God is tenslotte oneindig en moest dus ook overal aanwezig zijn.
Het Antihumanisme: heksen en ketters
Tijdens de Renaissance leefde ook het
Antihumanisme op. Daarmee wordt de autoritaire macht van de kerk en de staat bedoeld. De processen tegen heksen en de brandstapels waarop ketters werden verbrand, de zwarte magie en het bijgeloof floreerden. Overal woedden bloedige godsdienstoorlogen.
De empirische methode
De Renaissance bracht ook een nieuwe wetenschappelijke methode,
de empirische methode. Deze methode berustte in de eerste plaats op de gedachte dat de natuur door middel van eigen waarnemingen moest worden onderzocht. Elk onderzoek van de natuur moest gebaseerd zijn op waarneming, ervaring en experiment. In de klassieke oudheid had Aristoteles al belangrijke natuurobservaties gedaan, maar
systematische experimenten waren iets nieuws.
Wetenschappers in de Renaissance
Galileo Galilei zei: "]Meet wat gemeten kan worden, en maak dat wat niet kan worden gemeten, meetbaar".
Tevens formuleerde Galilei als eerste
de traagheidswet:"De snelheid die een lichaam heeft, zal het houden zolang externe oorzaken voor versnelling of vertraging afwezig zijn".
De astronoom
Copernicus noemde voor het eerst het
heliocentrische wereldbeeld. Dat wil zeggen dat alles om de zon draait. Dit is in tegenstelling met de eerdere opvatting dat de zon om de aarde draaide. De gedachte van Copernicus dat de aarde en andere planeten cirkelvormige bewegingen om de zon maakten, werd later weerlegd door de astronoom
Johannes Kepler. Welke aan de hand van uitgebreide observaties ondervond dat planeten in elliptische - of ovale - banen draaiden, met de zon in het brandpunt. Tevens gaf hij aan dat de snelheid van de planeten het grootst was als ze het dichtst bij de zon waren en dat een planeet langzamer beweegt naarmate de planeet baan verder van de zon af lag.
Later werd door
Newton de traagheidswet van Galilei overgenomen en aangevuld met een tweede wet, namelijk dat "Wanneer twee krachten tegelijkertijd op een lichaam inwerken, dit lichaam een ellipsvormige baan zal afleggen". Met deze twee wetten kon Newton verklaren dat alle planeten in een baan om de zon bewegen. Newton stelde dat alle planeten ellipsvormige banen om de zon doorlopen die door twee bewegingen worden bepaald. Allereerst door de rechtlijnige beweging die ze ooit kregen toen ons zonnestelsel werd gevormd, en ten tweede als gevolg van de gravitatie of zwaartekracht de beweging naar de zon toe.
De reformatie: een nieuwe relatie tot God
De Renaissance bracht ook een nieuwe relatie tot God met zich mee. Er ontstond een meer individualistische visie op de mens, welke ook gevolgen had voor het geloofsleven. De persoonlijke relatie van het individu met God werd belangrijker dan iemands relatie tot een organisatie als de kerk. Tijdens de Renaissance werd de Bijbel dan ook uit het Hebreeuws en het Grieks in veel volkstalen vertaald. De
Reformatie werd geboren.
Maarten Luther, een reformator, vond dat de geestelijken uit de kerk geen bijzondere relatie hadden met God. Luther was van mening dat de mens niet door God werd vergeven en van zijn zonden werd verlost op grond van kerkelijke rituelen. "De mens ontvangt de verlossing helemaal gratis door het geloof alleen" volgens Luther.
Lees verder