mijn kijk opChristendom: christelijk fundament westerse beschaving
Professor Thomas E. Woods (1972) is een Amerikaanse historicus die in het boek 'How the Catholic Church built western civilization' de verdiensten van de katholieke Kerk inventariseert ten aanzien van de ontwikkeling van waarden, ideeën, wetenschap en instituties die tezamen de Westerse beschaving vormen.¹ Zijn conclusie luidt dat de Kerk niet zozeer heeft bijgedragen aan de Westerse beschaving, maar de grondlegster ervan is. Professor Rodney Stark (1934) betoogt in zijn boek 'For the glory of God - How monotheism led to reformations, science, which-hunts, and the end of slavery' dat mensen die handelden tot meerdere (eer en) glorie van God de basis vormen van onze moderne cultuur.² De intellectueel Dinesh D'Souza (1961) maakt in zijn apologetische boek 'Het christendom is zo gek nog niet' duidelijk dat het christendom verantwoordelijk is voor belangrijke ideeën en instellingen die voor ons dagelijkse leven van centrale betekenis zijn.³
Kapel van Sint Ananias, Damascus, Syrië, een vroeg voorbeeld van een christelijk gebedshuis; gebouwd in de 1e eeuw na Christus /
Bron: Titoni Thomas, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Gebrek aan historische kennis
Veel westerlingen zijn onwetend ten aanzien van de literatuur, geschiedenis en filosofie waaruit de westerse beschaving is opgebouwd en voortgekomen. De westerse beschaving rust op twee pilaren: Athene (in de zin van de klassieke beschaving, de beschaving van Griekenland en het voorchristelijke Rome) en Jeruzalem (Jodendom en christendom – het christendom heeft
Joodse wortels en komt voort uit het Jodendom), waarvan de laatstgenoemde (Jeruzalem) veruit de belangrijkste is.
De manier waarop onze samenleving ingericht is en onze manier van leven, hebben we volgens historici Rodney Stark en Thomas E. Woods vrijwel allemaal te danken aan het christendom. Denk aan de christelijke bijdrage aan de wetgeving, economie, politiek, kunsten, literatuur, kalender en vakanties. Het is schrijver dezes niet te doen om een opsomming te geven van wat het christendom allemaal tot stand heeft gebracht, maar het accent zal liggen op de invloed ervan op de westerse cultuur door een aantal centrale ideeën te beschrijven en belangrijke ontwikkelingen welke zonder het christendom niet zouden hebben bestaan.
Geef wat van de keizer is aan de keizer
Scheiding tussen kerk en staat
De gevleugelde woorden van Jezus 'Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.' (Mt. 22:21), verklaren waarop de vroege kerk de erkenning van een wereldlijk en geestelijk domein onder meer op baseerde. Het was de kerkvader Augustinus (354 - 430) die betoogde dat kerk en staat twee verschillende grootheden zijn met een eigen rol in de wereld. Bij hem treffen we in embryonale vorm het idee van een beperkte overheidsmacht. De Duitse protestantse theoloog en reformator Maarten Luther (1483 - 1546) borduurde hierop voort, door met zijn Tweerijkenleer een scheiding van kerk en staat te betogen. Dat kerk en staat lange tijd in zeker mate met elkaar verweven waren, neemt niet weg dat beide partijen het erover eens waren dat er een scheidslijn tussen beide gebieden bestond (eeuwenlang streden koningen en de kerk over wáár de wettige scheidslijn moest worden getrokken), en dat het concept van scheiding tussen kerk en staat van christelijke oorsprong is.
De bekering van Augustinus /
Bron: Benozzo Gozzoli, Wikimedia Commons (Publiek domein)Revolutionair idee
Het idee om het domein van de godsdienst en dat van de overheid te scheiden, was indertijd zeer revolutionair. De Romeinse schrijver Celsus zette in de tweede eeuw na Christus zijn bezwaren tegen christenen uiteen. Zijn hoofdbezwaar kwam er feitelijk op neer dat christenen in zijn beleving atheïsten waren. Een goede Romein bewees eer aan de goden van Rome, dit waren goden van de staat. De christenen weigerden echter deze goden te vereren en ze weigerden ook nog eens de Romeinse keizer als een God te erkennen, terwijl de Romeinse Senaat hem de goddelijke status had verleend. Dit nam Celsus de christenen bijzonder kwalijk. Christenen vereerden in de plaats daarvan een vreemde god en ze stelden nota bene hun trouw aan hem boven hun loyaliteit aan de staat. Dat was in zijn ogen pure blasfemie en verraad.
Tweerijkenleer van Augustinus
In de
Civitate Dei maakt Augustinus duidelijk dat mensen in twee rijken leven, te weten de aardse stad en de hemelse stad. Tegenover deze rijken heeft de christen plichten, die fundamenteel van elkaar verschillen. De aardse stad hoeft zich niet bezig te houden met de uiteindelijke bestemming van de mens, waarmee de aanspraken van de aardse stad beperkt zijn: het geweten van een mens hoort niet onder politieke controle te staan. Hier wordt de overheidsmacht dus beperkt.
Niet alleen het domein van de overheid is beperkt, maar ook dat van de kerk, conform de uitspraak van Jezus die zei:
"Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld" (Jh 18:36a). God koos ervoor om in beperkte mate macht uit te oefenen in het ondermaanse, niet omdat Hij beperkt zou zijn, maar omdat Hij een deel van zijn koninkrijk aan de mensen heeft overgelaten. Een Athener of Romein uit de oudheid zou hier geen jota van begrepen hebben, een oude Israëliet evenmin. D'Souza drukt het aldus uit:
In het kader van het christelijke universalisme regeert een en dezelfde God over de hele wereld, maar behoudt elk land zijn eigen wetten en zijn eigen cultuur.[6]
Vanaf het prille begin
De scheiding van kerk en staat functioneert vanaf het prille begin van het christendom. Het is géén moderne uitvinding, dat is een veelvoorkomende misvatting. De hele Europese wereld werd op een gegeven ogenblik in twee streng gescheiden domeinen opgedeeld: het geestelijke en het seculiere. Het was bisschop Ivo van Chartres (± 1040 - 1115) die het historisch baanbrekende onderscheid invoerde tussen wereldlijke en geestelijk heerschappij. Een vorstbisschop is wereldlijk vorst over zijn bisdom en geestelijk leider van de kerk op zijn grondgebied. In 1122 werd in het Concordaat van Worms beslist dat nieuwe bisschoppen hun geestelijke waardigheid zouden ontvangen van de paus en hun eventuele wereldlijke taken van de keizer. Hier kreeg in zeker zin de ons zo vertrouwde scheiding tussen kerk en staat pas echt gestalte. Deze scheiding kreeg een sterke impuls door de Reformatie.[7]
Wel in de wereld, maar niet van de wereld
Gedurende de gehele westerse geschiedenis hebben kerk en staat met afzonderlijke, zij het elkaar overlappende rechtsgebieden gewerkt. Dit neemt niet weg dat vanaf de tijd dat het christendom de officiële godsdienst van het Romeinse Rijk werd, tot aan de periode van de inquisitie, en zelfs nog in de 17e eeuw, christelijke heersers met steun van de kerk de macht van de staat hebben aangewend om heterodoxie te bestrijden. Ze probeerden de hemelse stad op aarde te vestigen, precies datgene waar Augustinus tegen had gewaarschuwd en Jezus voor hem. Jezus verbood expliciet het zwaard te gebruiken als een manier om zijn Koninkrijk te bevorderen. We leven wel in deze wereld, maar vechten niet met de wapens van deze wereld (2Ko 10:3). Het gaat om een geestelijke wapenrusting (Ef 6:10-20).
Tolerantie en gewetensvrijheid
De vroegmoderne denker en christen John Locke (1632 - 1704) vat in zijn Brief over tolerantie op krachtige wijze de belangrijkste argumenten samen, die, na ruim een eeuw geloofsstrijd, over het beginsel van tolerantie en verdraagzaamheid waren ontwikkeld. Locke verafschuwde terecht bepaalde vormen van misbruik die in naam van het christendom waren gepleegd en volgens hem kon geloof door geen enkele overheid worden afgedwongen en valt dit buiten het gezag van de wetgever. Zijn argumenten sporen aan tot verdraagzaamheid jegens de meeste protestante gezindten, maar niet tot katholieken. De grondleggers van de Verenigde Staten breidden het begrip verdraagzaamheid verder uit met wat men 'gewetensvrijheid' ging noemen.
Thomas Jefferson /
Bron: Rembrandt Peale, Wikimedia Commons (Publiek domein)'Freedom is a gift from God'
De grondleggers van de Verenigde Staten – meestal vrome christenen en soms ook deïsten (een geloof in een God van de natuur, maar deze grijpt nooit in en staat toe dat het universum alleen door de natuurwetten wordt bestuurd) – volgden al dan niet bewust de stelregel van Christus dat de domeinen van keizer en God gescheiden moesten blijven. Zij hielden eraan vast dat de centrale regering zich niet moest inlaten met theologie. Zelfs Thomas Jefferson (1743 - 1826) – voor eeuwig het symbool van concepten als vrijheid en democratie en wellicht het minst godsdienstige van alle grondleggers – betoogde dat de vrijheid zelf bij uitstek op godsdienstig geloof berustte:
En kunnen we ervan uitgaan dat de vrijheden van een volk geen gevaar lopen als we ze hebben losgemaakt van hun enige vaste basis, de overtuiging in de geest van mensen dat deze vrijheden een gave van God zijn? Dat er alleen inbreuk op kan worden gemaakt op straffe van Zijn toorn?[8]
Deze woorden weerklinken ook in de moderne tijd, toen de 45e president van de Verenigde Staten, Donald Trump, tijdens een toespraak op 2 februari 2017 de woorden uitsprak:
"Freedom is a gift from God not from the government."[9]
De laatste pagina van de Unie van Utrecht bevat op de eerste 6 regels de handtekeningen van J. van Poelgeest, Reinier van Cant, Willem Roelsius, Nicolaas Blanx, Pieter de Rijcke en Caspar van Vosberge /
Bron: Unknown author, Wikimedia Commons (Publiek domein)Vrijheid van consciëntie in Nederland
Ook hier te lande verdedigden de gereformeerde vaderen de vrijheid van consciëntie. Men moet in alles wat tot het huiselijke en private leven behoort vrij zijn. In ieder verdrag – in dat waarbij Holland en Zeeland de prins als stadhouder handhaafden (1572); in dat waarbij de provinciën de Unie van Utrecht (1579) aangingen – stond geschreven dat
"ieder particulier in zijn religie vrij zal blijven, en dat men niemand ter cause van de religie zal mogen achterhalen ofte onderzoeken".[10]
Ondanks dat zij het beginsel der consciëntie-vrijheid zuiver stelden, hielden zij zich er in de praktijk niet consequent aan. De vrijheid met betrekking tot de uiting van gedachten en de vrijheid in het uitdragen van andere dan gereformeerde denkbeelden, ontbrak dikwijls. Onverkort blijft echter dat de betekenis van het grote beginsel der consciëntie-vrijheid door hen werd verkondigd op grond van de Bijbel. Zij beriepen zich daarbij op 2 Korintiërs 5:11, 2 Korintiërs 10:4-5 en Lucas 14:23. Zij stelden dat in geestelijke zaken geen dwang uitgeoefend diende te worden en dat niemand mag worden gedwongen de ware belijdenis te aanvaarden. Men moest proberen de ander te overreden en te overtuigen, aangezien dwang in geestelijke zaken toch geen goede uitwerking kunnen hebben. De kerk moet leven uit eigen geestelijke kracht en op het terrein van geloof moet door de overheid volkomen vrijheid worden gegeven.
De scheiding tussen kerk en staat wordt tegenwoordig vaak misverstaan als een scheiding tussen de religie en het openbare leven.
Gewone mensen doen ertoe
'Affirmation of ordinary life'
In zijn boek 'Het christendom is zo gek nog niet' bespreekt Dinesh D'Souza een ander belangrijk kenmerk van de Westerse beschaving dat aan het christendom is ontleend en wat de Canadese filosoof Charles Taylor (1931) de
affirmation of ordinary life noemt en waarbij het alledaagse bestaan positief gewaardeerd wordt. Het komt er eenvoudigweg op neer dat gewone mensen feilbaar en toch belangrijk zijn, ze doen ertoe:
Het belang van het gezin, het idee van een overheid met een beperkte macht, de Westerse rechtsopvatting en de sterke nadruk die onze cultuur legt op hulp aan wie lijden, zijn allemaal voortgekomen uit het fundamentele christelijke begrip voor de waardigheid van feilbare mensen.[11]
Jezus, zoon van een timmerman
In de Griekse en Romeinse wereld stonden mensen van eenvoudige komaf – de gewone man en de underdog – niet in hoog aanzien. De sterk positieve christelijke waardering voor 'Jan met de pet' steekt daar schril tegen af. Jezus woonde in het stoffige plaatsje Nazareth als zoon van de eenvoudige timmerman Jozef, hij werd geboren in een stal en was het grootste deel van zijn leven een timmermansleerling. Hij reisde per voet en soms per ezel. Zijn eerste discipelen waren vissers en handwerkslieden. Hij ging in het alledaagse leven om met onaanzienlijke mensen. Hij sprak met hoeren en tollenaars en hij ging om met armen, zieken, vrouwen en kinderen, die niet in hoog aanzien stonden. Het liep ook nog eens slecht met Jezus af; hij stierf aan het kruis, opgehangen als een misdadiger, geflankeerd tussen twee echte misdadigers. Toch gaf Christus blijk van een buitengewone innerlijke waardigheid.
Omkering van waarden
Dankzij het christendom maakte de wereld kennis met nieuwe waarden, zo constateert Taylor. Jezus en zijn eenvoudige discipelen spelen een centrale rol in gebeurtenissen die voor de verlossing van de mens van eminent belang zijn. Dit betekende een totale omkering van het klassieke ideaal:
Opeens werd aristocratische trots in het licht gesteld als belachelijke ijdeltuiterij. Christus bewerkstelligde een omkering van waarden: de laatsten werden de eersten en op waarden waarover voorheen minachtend werd gedaan, richtten zich nu de hoogste menselijke idealen.[12]
De wereld werd voor het eerst beschouwd vanuit het gezichtspunt van de gewone man. Een en ander kwam tot uitdrukking in het maatschappelijke belang dat voortaan aan huwelijk en gezin werd toegekend, iets wat niet vanzelfsprekend was in het oude Griekenland. In het oude Griekenland werd pederastie ter bevordering van de opvoeding door de aristocratie beoefend. Maar in de eeuwen die door het christendom gestempeld waren, gold dit als zondig. Niet alleen werd door het christendom het gezin als centrale domein gezien waar de voornaamste behoeften van de mensen worden bevredigd, het christendom ontwikkelde ook een nieuw idee van romantische liefde, heden ten dage één der belangrijkste drijfveren on onze beschaving. De middeleeuwse christenen, zo schrijft D'Souza , begonnen het huwelijk tussen een man en een vrouw op te vatten als een relatie die vergelijkbaar was met die tussen Christus en de kerk; intiem en vurig en geenszins het resultaat van een profijtelijke transactie. Christenen beschouwden het huwelijk meer en meer als een vorm van intieme kameraadschap, gestimuleerd door romantische gevoelens. Met idealen als zelfopoffering en dienstbaarheid aan de ander.
Instemming van man én vrouw voor het huwelijk
Voorts hebben we aan het christendom te danken dat instemming van man én vrouw een eerste vereiste voor een huwelijk werd. Dat is nu vanzelfsprekend (zoals heel veel van oorsprong christelijke waarden, waardoor ze niet meer als zodanig worden herkend), maar in grote delen van de wereld worden huwelijken nog steeds door ouders gearrangeerd. Dit idee kwam voort vanuit de gedachte dat God voor elk van ons een partner heeft geschapen, en romantische gevoelens werden gezien als activiteit van de ziel die de mens naar zijn/haar levensgezel(lin) toe leidde. Tegelijk was de vrije keuze een bindende keuze voor het leven.
Nieuwe politieke instellingen
De idee dat gewone mensen respect verdienen – onder erkenning van hun onvolmaaktheden en tekortkomingen – blijkt uit de opkomst van nieuwe politieke instellingen in het westen. D'Souza haalt de Amerikaanse rechtsgeleerde Harold Berman (1918 - 2007) aan, die het moderne westerse juridische systeem een seculier overblijfsel van godsdienstige opvattingen en veronderstellingen noemt, die in de geschiedenis voor het eerst tot uitdrukking kwamen in de liturgie, de riten en de leer van de kerk, en later in juridische instellingen, begrippen en waarden.[13] Berman benadrukt:
"When these historical roots are not understood, many parts of the law appear to lack any underlying source of validity."[14]
Natuurlijke rechten
De invloed van de kerk ten aanzien van het rechtssysteem in het Westen laat zich ook gelden op de ontwikkeling van het concept 'natuurlijke rechten', universele rechten die voor alle mensen gelden. Deze ontstonden in de 17e eeuw niet spontaan in een soort vacuüm, maar zij borduurden voort op een reeds bestaande traditie die teruggevoerd kan worden op katholieke geleerden in de 12e eeuw, zo weten wij vooral dankzij het werk van de historicus Brian Tierney (1957).[15]
Johannes beschrijft in zijn evangelie dat de Heere Jezus de voeten wast van zijn discipelen, zodat zij dit voorbeeld zouden volgen /
Bron: Werkstatt Gege, Seehausen am Staffelsee, Wikimedia Commons (Publiek domein)Scheiding der machten
Het idee dat macht corrumpeert en dat we voorzichtig moeten zijn om onvolmaakte mensen – mensen zijn eenmaal uit krom hout gesneden – macht in handen te geven, ligt ten grondslag aan de moderne, progressieve kijk op wetgeving. Het volk kiest de regering, maar het westerse en Amerikaanse systeem gaat tegelijk uit van de zogeheten 'scheiding der machten' en werkt met
checks and balances. Iedereen is onderworpen aan de wet, ook de makers van de wet en zij kunnen uit hun functie ontheven worden door degenen die ze representeren.
Dienstbare leiderschap
Het christendom versterkt het idee van politieke en sociale aansprakelijkheid door met een nieuw bestuursmodel te komen, het zogeheten 'dienstbare leiderschap', iets wat ondenkbaar was in het oude Griekenland en Rome. In Marcus 10: 42-45 staat het volgende:
Jezus riep hen bij zich en zei tegen hen: ‘Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’ (Vergelijk Lukas 22:27)
Moderne kapitalisme
Het moderne kapitalisme ontstond in het Westen; het voorzag in de christelijke behoefte aan een systeem dat de zelfzucht van de mens op zo'n manier kanaliseert, dat de samenleving als geheel er beter van wordt. Door concurrentie schept men overvloed waar de hele samenleving van profiteert. En ook al zijn ondernemers uit op het maken van winst, ze zullen altijd rekening moeten houden met anderen (de – potentiële – klant).
Mededogen en barmhartigheid
Het christelijke erfgoed heeft ons niet alleen de ogen geopend voor de feilbaarheid van de mens en de behoeften van gewone mensen, maar het heeft ook heel erg de nadruk gelegd op mededogen en barmhartigheid – het omzien naar de ander. Wanneer er ergens ter wereld een ramp plaatsvindt, dan voelen veel Nederlanders zich genoodzaakt hulp te bieden en de nood te lenigen. Dat fenomeen is volgens D'Souza niet terug te vinden bij niet-westerse culturen. 'De
tranen van vreemdelingen zijn niets dan water,' zo luidt een Chinees spreekwoord. Maar in het Westen haasten we ons om grootschalige hulpacties op touw te zetten. Dit idee leefde niet bij de oude Grieken en Romeinen. Net als veel hedendaagse culturen, beschouwden zij dat niet als hun probleem en voelden zij ook niet de noodzaak om hulp te bieden. 'Daar ligt een probleem, maar het is niet de onze'. Het is al langere bekend dat joden en christenen zich onderscheiden door naastenliefde voor de armen. Hoewel de oude Grieken en Romeinen ook vrijgevig waren en geld aan goede doelen schonken, financierden ze theaters en baden in plaats van armenhuizen en weeshuizen, zoals Gary A. Anderson betoogt in zijn pennenvrucht 'Charity'.[16]
Bij de eerste christenen lag grote nadruk op dienende liefde, ook wel 'caritas' genoemd. De veelomvattende caritasactiviteiten van de christenen waren opzienbarend: steun aan weduwen en wezen, zieken, armen en gehandicapten, de zorg voor gevangenen en dwangarbeiders, armen c.q. alle doden begraven, hulp bieden bij grote rampen en gastvrijheid verlenen aan reizende geloofsgenoten. Christenen verleenden aan iedereen hulp, zonder aanziens des persoons, dus niet alleen binnen de eigen kring. Weduwen werden met respect behandeld en zij kregen een eigen taakomschrijving als gemeentezuster (diacones), waarin ziekenbezoek en het uitleggen van de geloofsleer aan andere vrouwen een belangrijke plaats innamen.[17] In het Nieuwe Testament zijn verscheidene teksten te vinden die hebben geïnspireerd tot deze activiteiten (o.a. Mt 25: 35‐36, 40).
Zorg- en sociale zekerheidsstelsel
We kunnen de lijnen doortrekken naar onze tijd. De christelijke armen- en ziekenzorg werkt tot op de dag van vandaag door in de structuren van onze maatschappij. Denk aan aan het zorgstelsel en het stelsel van sociale zekerheid in Nederland. De eerste instellingen waar voor zieken en behoeftigen werd gezorgd, werden in de vierde eeuw in het Romeinse rijk opgericht door christenen. Christelijke ziekenhuizen waren 's werelds eerste charitatieve instellingen waar vrijwilligers werkzaam waren.[18] Veel hedendaagse ziekenhuizen, hulpverleningsinstellingen en hulporganisaties hebben een christelijke achtergrond. Het christendom heeft grote mannen en vrouwen voortgebracht, zo benadrukt D'Souza, van de 17e-eeuwse Vincentius a Paulo (1581 - 1660), ordestichter en organisator van caritatieve werken, tot Moeder Teresa (1910 - 1997), een wereldbekende katholieke zuster die in Calcutta een werk onder armen opzette. D'Souza merkt op dat – hoe paradoxaal het ook mag lijken – degenen met het sterkste geloof in het hiernamaals er het meeste werk van maken om de situatie van mensen in het hiernumaals te verbeteren.[19]
"Nederland en West-Europa zijn een door en door christelijke cultuur. Niet voor niets is in geen enkele andere beschaving beleid ontwikkeld voor ontwikkelingshulp."[20] (Frits Bolkestein)
De oorsprong van het idee van menselijke waardigheid
Gelijkwaardigheid van mensen
De gelijkwaardigheid van mensen is een christelijke notie. Het is zelfs de Bijbelse opdracht aan de mens om de ander niet alleen gelijkwaardig aan zichzelf te achten, maar zelfs hoger dan zichzelf (Fp 2:3). D'Souza schrijft dat dit christelijke idee de moto was achter de campagne om slavernij af te schaffen, achter het streven naar democratie en zelfbestuur en achter de geslaagde poging om een internationaal geldige leer van de mensenrechten te formuleren.[21] Nu we in het Westen allengs afscheid nemen van het christendom, zal volgens D'Souza onherroepelijk ook de menselijke waardigheid in gevaar komen die gefundeerd is in het christendom. D'Souza waarschuwt dat het einde van het christendom de teloorgang zal inluiden van waarden als rechtsgelijkheid en gelijkwaardigheid. Thomas Jefferson (1743 - 1826) schreef in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring dat 'alle mensen gelijk worden geschapen'. Toentertijd constateerde hij dat dit een vanzelfsprekende waarheid was. Maar zo vanzelfsprekend is dat niet, want overal om ons heen zien we immers bewijzen van ongelijkheid. Dat mensenlevens kostbaar en gelijkwaardig zijn – wie je ook bent en wat je positie ook is – is volgens D'Souza een bij uitstek christelijke gedachte.
In het Oude Griekenland en Rome had een mensenleven weinig waarde. Kindermoord was niet ongewoon:
Maar niet alleen de geboorte zelf vormde een risico voor het kind. Was het ongewenst, dan kon het gedood of anderszins verwijderd worden door de ouders. (...) Onderzoek heeft ... uitgewezen dat er geen geschreven rechtsregel bestaan heeft die inhield dat een vader zijn pasgeboren kind mocht doden. Toch hadden de Romeinen de stellige overtuiging dat vaders dit recht bezaten. (...) In vergelijkbare maatschappijen, zoals in het klassieke Griekenland, ging het vaak niet anders toe. (...) De beslissing om de pasgeborene te voeden was het teken dat het aanvaard werd door de vader. Als dit niet het geval was, kon het gedood worden of te vondeling gelegd. Tussen de geboortedag en de dag waarop het kind zijn naam moest krijgen – de 'dies lustricus', acht of negen dagen later – kon het verwijderd worden.[22]
Gladiatorengevechten en gevechten met wilde dieren
Ook werden in het amfitheater gladiatorengevechten en gevechten met wilde dieren gehouden en executies uitgevoerd, alles voor het vermaak van de mensen en alsof het de normaalste zaak van de wereld was. En dat was het toen ook. Klassieke denkers van Seneca (circa 3 v.Chr. - 65) tot Cicero (106 v.Chr. - 43 v.Chr.) zagen niets verkeerds in deze praktijken. Het is het christendom dat het einde hiervan inluidde en de morele afkeer die wij heden ten dage ervaren wanneer we ervan horen, komt voort uit het christendom.
Omgang met vrouwen
In het oude Griekenland en Rome hadden vrouwen een lage status en in veel culturen nog steeds. Ook in de Joodse samenleving ten tijde van Jezus waren vrouwen inferieur. Jezus doorbrak de taboes en ging op gelijke voet met vrouwen om.[23]
Slavernij
Sommige atheïsten beweren dat het christendom slavernij zou goedkeuren. Sam Harris (1967):
"Sla de Bijbel op en je zult ontdekken dat de schepper van het heelal klaarblijkelijk van ons verwacht dat we slaven houden" (Letter to a Christian Nation). Slavernij bestond echter al eeuwen en wel van het oude Griekenland, Rome, China tot India. En niemand die daar tegen in het geweer kwam. Het waren christenen die als eerste groepering, volledig religieus gemotiveerd en met behulp van het denkwerk en prediking van christelijke theologen, campagne voerden tegen de slavernij. De politicus
William Wilberforce (1759 - 1833) voerde louter op grond van zijn christelijke overtuiging campagne tegen de slavernij in het Britse Koninkrijk. De Britse abolitionisten (afschaffingsbeweging) slaagde erin om de handel in slaven vanaf 1807 te laten verbieden.
In Amerika beriepen zowel voor- als tegenstanders van de slavernij zich op de bijbel en de christelijke traditie. De voorstanders haalden Paulus aan en de tegenstanders beriepen zich op de bevrijding van Israël uit het slavenhuis Egypte. De Quakers waren de eerste Amerikanen die de slavernij afwezen, en zij werden al spoedig gevolgd door de evangelische christenen. Hun
motivatie kwam voort uit de notie dat alle mensen voor God gelijk zijn en niemand het recht heeft over een ander te heersen zonder diens instemming.
Tentopwekking tijdens de tweede Great Awakening /
Bron: Kelloggs & Comstock, Wikimedia Commons (Publiek domein)Great Awakening
In de Verenigde staten werden belangrijke historische gebeurtenissen en omwentelingen vooraf gegaan door een grootschalig godsdienstig reveil. De First Great Awakening plaveide de weg voor de Amerikaanse revolutie, de Second Great Awakening voor de strijd tegen drankmisbruik, voor vrouwenkiesrecht en – de belangrijkste van de drie – voor de afschaffing van de slavernij.
De arabist Hans Jansen (1942-2015) slaat de spijker op zijn kop:
Godsdiensten werken niet zoals de moderne verlichte ongelovige denkt te weten. De geschiedenis van de afschaffing van de slavernij illustreert dat. Die afschaffing is verlopen op een manier die in strijd is met alles wat moderne ongelovigen voor heilig houden. Die afschaffing is namelijk het gevolg van religieus-geïnspireerd christelijk activisme. ... Er is maar één cultuur die de slavernij heeft afgeschaft. ... De verlichting heeft daar geen rol bij gespeeld. ... Die ene cultuur, die de slavernij (hopelijk voor overal en altijd) heeft afgeschaft, dat is de christelijke cultuur.[24]
Voor alle duidelijkheid:
It was not philosophers or secular intellectuals who assembled the moral indictment of slavery, but the very people they held in such contempt: men and women having intense Christian faith, who opposed slavery because it was a sin.[25]
Mensenrechten
Het christelijke leerstuk van de menselijk (gelijk)waardigheid ligt aan de basis voor alle moderne doctrines betreffende de mensenrechten. Zowel ethische als juridische theorieën over mensenrechten zijn het product van het christendom. Een ethische leer als de leer van de 'rechtvaardige oorlog' houdt in dat je niet opzettelijk burgers mag doden, dat je alleen uit zelfverdediging oorlog mag voeren, dat het een laatste noodoplossing is, en dat je alleen mag terugslaan in de mate waarin je aangevallen bent. Dit gaat terug op Augustinus (354 - 430) en later Thomas van Aquino (1225-1275), en is gemoderniseerd door onder meer Hugo de Groot (1583 - 1645) en John Locke (1632-1704).
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 is gebaseerd op het christelijke principe dat ieder mensenleven waardevol is; dat vind je niet in alle culturen en religies terug. Paulus formuleerde het al universeel (Gal. 3:28):
"Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen een in Christus Jezus."
Vrijheidsbegrip
De idee van de individuele vrijheid is in geen oude of nieuwe cultuur zo benadrukt als in het oude en moderne christendom. Het christendom benadrukt dat God alle mensen vrijheid schenkt. D'Souza schrijft hierover:
Dit moderne vrijheidsbegrip hebben we van het christendom geërfd. Het christendom benadrukt dat we schepselen zijn die kunnen kiezen tussen goed en kwaad. God heeft besloten ons naar Zijn beeld te scheppen en Hij heeft ons toegerust met het vermogen om, als architect van ons eigen bestaan, deel te hebben aan Zijn sublieme scheppingsdaad. Maar God heeft andere mensen dezelfde vrijheid geschonken. Dit betekent dat we in het algemeen vrij zijn ons leven te leiden zonder dat anderen zich ermee bemoeien, zolang we anderen diezelfde vrijheid gunnen. Mijn vrijheid om met mijn vuist uit te halen houdt op bij uw neus. De invloedrijke vrijheidsopvatting van John Stuart Mill [1806 - 1873], voor velen van ons iets vanzelfsprekends, is een rechtstreekse erfenis van het christendom. Het heeft geen zin hiertegen in te brengen dat Mill voortbouwde op Verlichtingsideeën over de vrijheid en gelijkheid van mensen. Ook die ideeën kwamen uit het christendom voort. Waar anders hadden de denkers van de Verlichting ze volgens u vandaan moeten halen?[26]
Het ontstaan van universiteiten en de theologische wortels van de wetenschap
Monniken
Thomas E. Woods beschrijft in zijn boek 'How the Catholic Church built Western civilization' uitvoerig hoe de monniken een essentiële rol in de ontwikkeling van de westerse beschaving speelden. Hun bijdrage aan de westerse beschaving is immens. Onder andere onderwezen zij metallurgie (de praktijk en de wetenschap om metalen uit de ertsen te winnen en te zuiveren), introduceerden nieuwe gewassen, kopieerden teksten uit de oudheid, bewaarden geletterdheid, pionierden in technologie, vonden champagne uit, verbeterden het Europese landschap, hielpen reizigers en zorgden voor schipbreukelingen. Wie kan er in de westerse beschaving bogen op een dergelijk resultaat?
Les aan een middeleeuwse universiteit /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein)De Middeleeuwen
Dat de Middeleeuwen een periode was van onwetendheid, bijgeloof en intellectuele repressie, is een moderne mythe. Aan de Middeleeuwen danken we één van de allerbelangrijkste en unieke intellectuele bijdragen aan de wereld, te weten het universitaire systeem. Het woord 'universiteit' is afgeleid van het Latijnse
universitas magistrorum et scholarium, wat zoveel betekent als 'gemeenschap van onderwijzers en academici'. De universiteiten, zoals we die vandaag de dag kennen, hebben hun oorsprong in het christelijke Europa van de late middeleeuwen. De universiteit van Bologna die werd opgericht in 1088 in de gelijknamige Italiaanse stad, was de eerste Europese universiteit.
Wetenschappelijke methode
Wanneer we de geschiedenis van de moderne wetenschap onbevooroordeeld bekijken, dan kan men zien dat het een uitvinding is van het middeleeuwse christendom en dat de grootste doorbraken in het wetenschappelijke onderzoek vooral te danken is aan christenen. D'Souza merkt fijntjes op dat zelfs atheïstische wetenschappers te werk gaan op grond van christelijke vooronderstellingen, waar ze overigens, vanwege hun onkunde op theologisch en historisch terrein, geen oog voor hebben.[27]
De wetenschappelijke methode kon zich in het christelijke Europa ontwikkelen door mensen die geloofden dat materie zich op een rationele manier gedraagt, omdat God een ordelijk universum heeft geschapen. Met andere woorden: het zijn christelijke axioma’s geweest die hebben geleid tot de ontwikkeling van de wetenschap, zoals wij dat nu kennen. Het was John Hedley Brooke (1944) die heeft geanalyseerd op welke wijze godsdienstige opvattingen aan de ontwikkeling van de natuurwetenschap hebben bijgedragen.[28] Hij noemt zes verschillende aspecten, waarvan ik er vier noem aan de hand van de uitwerking van W.J. Ouweneel (1944).[29]
- Vooronderstellingen. Er zijn ten minste vier specifieke vooronderstellingen die het christelijke denken aan de zich ontwikkelende natuurwetenschap heeft verschaft.:
- De natuur is reëel, werkelijk, echt.
- De natuur is voorspelbaar en wetmatig, want Gods handwerk.
- De natuur kan in nauwkeurige wiskundige formules worden beschreven.
- De rationaliteit van de natuur is op de rationaliteit van de mens aangelegd, zodat de menselijke rationaliteit op de rationaliteit van de natuur aangelegd is.
- Rechtvaardiging of sanctionering. Niemand komt tot beoefening van de natuurwetenschap zonder daar een zekere rechtvaardiging voor te hebben, dat wil zeggen dat men de natuur mag manipuleren. De christenen betoogden:
- Dat de natuur waardevol is.
- Dat de natuur niet goddelijk is en dus niet aanbeden hoeft te worden. Integendeel: God heeft de mens aangesteld om als heerser en beheerder over de natuur te functioneren.
- Motivatie. Dit is nodig wil men de natuur ook graag beheren:
- Christenen betoogden dat het beheer over de natuur – de Bijbelse cultuuropdracht – niet alleen de ontwikkeling van het potentieel van de natuur inhoudt, maar ook de tegenwerking van de gevolgen van de zondeval en een gedeeltelijk herstel van de heerschappij van de mens over de natuur.
- Christenen betoogden voorts dat natuurwetenschap belangrijk was om het bestaan en de heerlijkheid van God te bevestigen.
- Ten derde eiste het Bijbelse ethos een waarachtigheid die zich ten doel stelt om de waarheid omtrent hun onderzoeksgebied te leren kennen.
- Methodologie. Het christelijke denken was een bron voor nieuwe inzichten wat betreft de methoden van de moderne natuurwetenschap.
- De christenen betoogden dat de natuur niet noodwendig, maar contingent is. Derhalve kan de rationaliteit van de dingen slechts door waarneming en experiment, dus a posteriori en niet a priori, gekend worden.
- Voorts betoogden christenen dat de natuur principieel eenvoudig is, wat op Gods 'eenvoudigheid' teruggaat. God doet niets tevergeefs, zo betoogde de Engelse wiskundige en fysicus Isaac Newton (1643 - 1727). Denk ook aan het 'scheermes van Occam'. Nog altijd is het een stelregel in de wetenschap dat van twee concurrerende theorieën de eenvoudigste wordt geprefereerd.
Anno 2024 is het zó vanzelfsprekend dat het universum wetmatig functioneert en dat de menselijke geest de wetten in kwestie kan begrijpen, maar zonder deze christelijke vooronderstellingen zou de natuurwetenschap niet ontstaan zijn. Het beste 'bewijs' daarvoor is dat zij inderdaad ook nergens anders is ontstaan dan in het christelijke Westen.
'For the glory of God' van Rodney Stark
Know thou my handiwork
Rodney Stark vat zijn hoofdstuk over het ontstaan en de ontwikkeling van de wetenschap kernachtig samen:
[T]his chapter consist of only two major poins. First, science arose only once in history - in medieval Europe. Second, science, could only arise in a culture dominated by belief in a conscious, rational, all-powerful Creator. Thus it could be siad that the rise of science required an Eleventh Commandment: 'Know thou my handiwork'.[30]
De moderne wetenschap is niet toevallig ontstaan op de bodem van de christelijke scheppingsleer
De theoloog Gijs van den Brink (1963) over de harmonie tussen geloof en moderne wetenschap:
De harmonie tussen wetenschap en christelijk geloof treedt echter duidelijker aan het licht als we letten op het gegeven dat wij mensen zó in elkaar zitten dat we de werkelijkheid kunnen kennen door middel van empirisch onderzoek. Dat betekent immers dat er een match moet zijn tussen onze cognitieve vermogens en die werkelijkheid. Een dergelijke match is bepaald niet vanzelfsprekend. Maar zij wordt volmaakt begrijpelijk wanneer we ervan uitgaan dat één en dezelfde God zowel ons (met onze cognitieve vermogens) als de omringende werkelijkheid geschapen heeft. Daarbij komt dat God dat volgens de joods-christelijke tradities gedaan heeft door contingente regelmatigheden – natuurwetten – in de schepping te leggen. Dat idee klopt weer precies met het feit dat empirische wetenschap slechts mogelijk is wanneer de wereld inderdaad gereguleerd wordt door zulke wetten – en zich dus op het smalle spoor tussen chaos en noodzakelijkheid beweegt. De moderne wetenschap is in die zin, zoals Von Weiszäcker zei, een erfenis van het christendom. Ze is niet toevallig ontstaan op de bodem van de christelijke schepingsleer, en beide vertonen een diepgaande onderlinge harmonie.[31]
Gebrek aan kennis en de teloorgang van de westerse beschaving
'Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis'
In het Bijbelboek Hosea staat: 'Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis'. Dit lijkt ook van toepassing op veel Nederlanders en andere Europeanen. Velen herinneren zich vast nog dat in progressief-liberale kringen de eis dat de preambule bij de Grondwet van de Europese Unie een verwijzing naar God en/of de 'christelijke wortels' van Europa zou dienen te bevatten, met misprijzen en zelfs minachting werd begroet. Ze wilden benadrukken dat Europa met haar christelijke verleden gebroken had. Welnu, De Duitse filosoof Nietzsche (1844 - 1900) hield ons reeds de volgende waarschuwing voor, onder woorden gebracht door Dinesh D'Souza:
Het leven in het Westen en de waarden in het Westen zijn gebaseerd op het christendom, zei hij. Sommige van die waarden zijn zo te zien een eigen leven gaan leiden en daardoor hebben we de illusie dat we het christendom kunnen afschaffen. Dat is, zegt Nietzsche, een illusie. Onze Westerse waarden zijn wat hij 'schaduwen van de goden' noemt. Als je het christelijke fundament verwijdert, verdwijnen die waarden ook.[32]
In het geseculariseerde Westen hebben we al een verval gezien van één van de belangrijkste elementen van het christelijke erfgoed, het kerngezin, met hogere echtscheidingspercentages en hoge percentages buitenechtelijke geboorten. Volgens Nietzsche zal naarmate het secularisme terrein wint, nieuwe waarden ingang vinden welke volstrekt onverenigbaar zijn met de christelijke. Voorbeelden hiervan zijn de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht, het aangaan van open relaties, polyamorie, het steeds normaler gaan vinden dat men vreemd gaat; er wordt sinds een jaar zelfs openlijk televisiereclame gemaakt voor datingsite 'Second Love Dating', de 'vreemdgaan site voor mannen en vrouwen'.
Aanval op christelijke waarden
Volgens D'Souza zal kindermoord weer op de agenda komen (zijn profetische blik is reeds deels bewaarheid: de ethici Alberto Giubilini en Francesca Minerva pleiten er onlangs voor dat ook 'abortus na de geboorte' mogelijk moest worden[33]), er zal een roep komen om een radicale herziening en invulling van het begrip 'gezin' en eugenetische theorieën over superieure mensentypen zullen weer de kop opsteken. Dit verklaart volgens D'Souza deels waarin heden ten dage het christendom wordt aangevallen en er met klem beweerd wordt dat de waarden ervan uit de tijd en aan vervanging toe zijn. Maar ook waarden waar critici van het christendom wel aan hechten, zullen volgens Nietzsche uiteindelijk teloorgaan en sneuvelen.
Fragment van de schepping van Adam van Michelangelo Buonarroti /
Bron: Michelangelo, Wikimedia Commons (Publiek domein)De dood van het christendom
De westerse waarde van de gelijkwaardigheid van alle mensen en de intrinsieke waarde van het menselijk leven, is een waarde waaraan zowel gelovigen als niet-gelovigen hechten. Maar waarop is deze waarde gebaseerd? Dat is een christelijke waarde, gebaseerd op de gelijkheid van de zielen voor God. Er is géén seculiere basis voor de waarden die uitgaan van de gelijkheid; als seculiere schrijvers deze waarden verdedigen gaan ze altijd uit christelijke vooronderstellingen, zonder dat ze dit (h)erkennen. Ik sluit af met de waarschuwende woorden van Dinesh D'Souza:
Kortom, de dood van het christendom moet wel betekenen dat geleidelijk aan ook waarden teloorgaan zoals menselijke waardigheid, het recht om niet gemarteld te worden en het recht op gelijke behandeling waar vrouwen, minderheden en armen voor opkomen. Willen we ook die kwijt? Als de kenmerkende idealen van het Westen ons dierbaar zijn en als we, zoals ik, geloven dat ze onze beschaving en de hele wereld enorm ten goed zijn gekomen, dan zullen we – ongeacht onze godsdienstige overtuiging en zelfs als we er geen hebben – niet ondoordacht inhakken op de godsdienstige wortels waaruit ze zijn voortgekomen. Integendeel, we zullen niet aarzelen te erkennen, niet alleen in onze privésfeer maar ook publiekelijk, dat in alle dingen die voor ons van het grootste belang zijn, het christendom een centrale rol heeft vervuld en nog steeds vervult.[34]
Het christendom is de wortel en het fundament van de westerse beschaving. Indien we hier afstand van nemen, zagen we de tak door waarop we zitten, zo houdt D'Souza ons voor.
"Das Christendom ist für das normative Selbstverständnis der Moderne nicht nur eine Vorläufergestalt oder ein Katalysator gewesen. Der egalitäre Universalismus, aus dem die Ideen von Freiheit und solidarischem Zusammenleben, von autonomer Lebensführung und Emanzipation, von individueller Gewissensmoral, Menschenrechten und Demokratie entsprungen sind, ist unmittelbar ein Erbe der jüdischen Gerechtigkeits- und der christlichen Liebesethik. In der Substanz unverändert, ist dieses Erbe immer wieder kritisch angeeignet und neu interpretiert worden. Dazu gibt es bis heute keine Alternative. Auch angesichts der aktuellen Herausforderungen einer postnationalen Konstellation zehren wir nach wie vor von dieser Substanz. Alles andere ist postmodernes Gerede."[35]
- Jürgen habermas, Zeut der Übergänge
Noten
- Thomas E. Woods, Jr., Ph.D.: How the Catholic Church built western civilization, Regnery Publishing, Inc., Washington, 2005.
- Rodney Stark: For the glory of God - How monotheism led to reformations, science, which-hunts, and the end of slavery, Princeton University Press, Princeton, New Jersey, 2004.
- Dinesh D'Souza: Het christendom is zo gek nog niet, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2009.
- Christianity and western Civilization, http://metacrock.blogspot.nl/2007/03/christianity-and-western-civilization.html (voor de laatste keer geraadpleegd op 30 juni 2012)
- 'Ontkerkelijking bedreigt democratie', http://www.habakuk.nu/interviews/item/3430-ontkerkelijking-bedreigt-democratie/ (voor de laatste keer geraadpleegd op 30 juni 2012)
- Dinesh D'Souza, p74.
- Willem J. Ouweneel: Wisselende contacten tussen kerk en staat - Van Constantijn tot de Franse Revolutie, Soφie, 2e jaargang nr.3 - juni 2012, 28-31.
- Dinesh D'Souza, p77.
- Miami.cbslocal.com. Trump: ‘Freedom Is A Gift From God, Not Government’. https://miami.cbslocal.com/2017/02/02/trump-freedom-is-a-gift-from-god-not-government/ (ingezien op 21-6-2020)
- Aangehaald in: H. de Wilde: De Anti-revolutionaire Partij en haar program van beginselen, Vada, Wageningen, 1903, p111.
- Dinesh D'Souza, p80.
- Ibid, p82.
- Ibid, p86.
- Geciteerd in: Thomas E. Woods, p187.
- Brian Tierney: The idea of natural right, Studies on natural rights, natural law, and church law, 1150-1625, Grabd Rapuds, Michigan, William B. Eerdman, 2001.
- Gary A. Anderson. Charity: The Place of the Poor in the Biblical Tradition. Yale University Press, 2015.
- Danny Praet: De God der goden. De christianisering van het Romeinse Rijk. Kapellen, 1997, p89.
- Alvin J. Schmidt: How Christianity Changed the World. Zondervan Publishing Company, 2004.
- Dinesh D'Souza, p92.
- 'Nederland is een vlak land: gaten worden gevuld en heuvels afgegraven' - In gesprek met Frits Bolkestein (p195-200), door Pieter Jan Dijkman & Maarten Neuteboom, in: Pieter Jan Dijkman e.a. (red.). De last van gelijkheid. Boom, Amsterdam, 2011, p200.
- Dinesh D'Souza, p94.
- Christian Laes en Johan Strubbe: Kleine Romeinen - Jonge kinderen in het antieke Rome, p13-15.
- Men leze ook hoodfstuk 5: 'Jesus and woman' in: Kenneth E. Bailey: Jesus through Middle Eastern eyes - cultural studies in the gospels, InnerVarsity Press, Downers Grove, Illinois, 2008.
- Hans Jansen: God heeft gezegd: terreur, tolerantie en de onvoltooide modernisering van de islam, 2003, p98.
- Rodney Stark, p360.
- Dinesh D'Souza, p107.
- Ibid, p114.
- J.H. Brooke: Science and religion: Some historical perspectives, Cambridge, 1991.
- Willem J. Ouweneel: De zesde kanteling - Christus en 5000 jaar denkgeschiedenis, Barnabas, Heerenveen, 2000, p324vv.
- Rodney Stark, p197.
- Gijsbert van den Brink: Alvin Plantinga en het echte conflict tussen geloof en wetenschap, Wapenveld, jaargang 62, nummer 3, juni 2012, p17.
- Dinesh D'Souza, p107.
- Alberto Giubilini, Francesca Minerva: After-birth abortion: why should the baby live?, J Med Ethics doi:10.1136/medethics-2011-100411
- Dinesh D'Souza, p109.
- Jürgen Habermas - "Zeit der Übergänge" (Suhrkamp Verlag, 2001) p. 174f.
Lees verder