Jezus' doodskleed en de onthullingen van het Vaticaan
Er is veel gedoe geweest om de lijkwade van Turijn waarvan de gedachte opgeld doet dat het inderdaad Jezus Christus' doodskleed was. Verslag van misverstand op misverstand.
Jezus' lijkwade of de omzwervingen van een doodskleed
Toen Jezus Christus aan het kruis stierf, waarschijnlijk in het jaar 26 of 27 (er zijn overtuigende bewijzen via BBC en CNN geopenbaard dat onze jaartelling 6 jaar te laat begint) werd hij in een grot begraven en in een doek gewikkeld.
Dat doek maakte na zijn opstanding een lange reis: eerst verbleef het in Edessa in Griekenland, waar het in de 6e of 7e eeuw terug werd gevonden in een nis in de stadsmuur, daarna werd het doek ingewisseld met Constantinopel voor Islamitische soldaten. Toen Constantinopel werd ingenomen in 1204 kregen de kruisvaarders het doodskleed in hun bezit. In 1357 werd het doek tentoongesteld, maar de R.K. kerk deed er heel minachtend over, waarna het in het bezit van de hertog van Savoye verdween. In 1998 eiste de Heilige Stoel (het Vaticaan) het doek op en het 'verdween' in de kluizen van Turijn.
De bevestigde echtheid van het doodskleed door de R.K.kerk in het eerste millenium.
- In Edessa Koning Adbar V Ouchama van Edessa in Griekenland was ernstig ziek. Hij schreef naar de discipelen in Jeruzalem of Jezus niet naar hem toe kon komen om hem te genezen. Waarschijnlijk kwam de brief te laat: Jezus was reeds door toedracht van de Joden door de Romeinen geëxecuteerd. Besloten werd om de volgeling van Jezus: Judas Thaddeüs op de lange reis naar Edessa te sturen. Judas Thaddeüs was waarschijnlijk één van de discipelen die niet tijdens de Pinksteren volgend op Jezus' hemelvaart werd begiftigd met genezende krachten, dus kreeg hij het doodskleed van Jezus mee. Per slot van rekening was al meerdere malen bewezen dat in de kleding van Jezus net zoveel helende kracht school als in Jezus zelf. Judas Thaddeüs bleef waarschijnlijk in Edessa om koning Adbar bij te staan in zijn nieuwe geloof.
Adbar's zoon moest niets van het Christelijk geloof hebben en begon de Christenen te vervolgen. Ook opeenvolgende Romeinse keizers waren zeer verbeten op de nieuw gevormde sekte in Edessa. Het kleed werd verstopt, ingemetseld in de stadsmuur van Edessa en kwam pas weer ongeveer in 650 AD te voorschijn bij herstel-werkzaamheden aan de stadsmuur.
Blijkbaar was de vondst van het doek in Edessa bekend geworden bij de kerkelijke authoriteiten in Constantinopel.
- Door de kerk in Constantinopel. In 944 werd het doek geruild voor Islamitische gevangenen. Edessa, toen waarschijnlijk Mandelion of Urfa was ondertussen Islamitisch geworden.
Een welkomst preek: Er werd enorm veel ophef gemaakt door de Kerk toen het doek arriveerde in 944 in de Aya Sophia in Constantinopel. Aartsbisschop Gregorius van de Aya Sofia hield bij aankomst van de lijkwade een preek over het kleed. Deze preek ligt in de archieven van het Vaticaan en is dus een direct bewijs van de overname van de Kerk in Constantinopel van het kleed. In deze preek wordt expliciet gesproken over de afbeelding van een heel lichaam. Ook wordt een bloedvlek aan de zijkant van het lichaam genoemd, de zijde van Jezus die door een Romeinse soldaat werd doorboord door een speer om te zien of Jezus werkelijk al dood was.
Andere documenten, in het bezit van de het Vaticaan of van de Universiteit van Leiden, spreken van een afbeelding van een heel lichaam. Deze documenten citeren een persoon met de naam Smera, die rond 950 in Constantinopel was en het kleed beschrijft. Het kleed van Edessa bleef tot 1204 in het bezit van de Aya Sophia.
Adoratie van de Tempeliers: Daarna hebben de Tempeliers bij de overwinning op Constantinopel het kleed meegenomen.
De abusievelijke verachting van het doodskleed in het tweede millennium
- Heidense verafgoding: Pas na 1307 werd er weer gewag gemaakt van het kleed en wel in de verslagen van de bekentenissen van ridders van de Orde van de Tempeliers die op instignatie van Philips IV van Frankrijk (1267-1314) en met medewerking van Paus Clementius V waren gevangen genomen en zwaar werden gemarteld. De Tempeliers werden beschuldigd van 'afgoderij en aanbidding van een rode afbeelding van een man die afgebeeld was op een katoenen of linnen kleed'. De Inquisitie veroordeelde deze aanbidding scherp en zag er heidense rituelen in.
- Duivels kleed: De weduwe van de rechterhand van de Grootmeester van de Orde der Tempeliers had het kleed blijkbaar in handen gekregen en probeerde het tentoon te stellen in 1357. De bisschop van Troyes verbood deze tentoonstelling echter, indachtig het scherpe oordeel van de Inquisitie dat het kleed een symbool was van verafgoding van een heidens object. Daarin werkte de rode kleur van de afbeelding uiteraard niet mee: rood was de kleur van de duivel.
- Geschilderde vervalsing: Na 32 jaar leefde de belangstelling voor de lijkwade weer op. In 1389 verklaarde de toenmalige bisschop van Troyes Pierre d'Arcis de lijkwade als een 'geschilderde vervalsing', hoewel hij de lijkwade nooit met eigen ogen had gezien. Hij verklaarde dat hij wist wie de afbeelding op het kleed had geschilderd en dat de man had bekend dat hij het doek had vervalst. Arcis creëerde hiermee een groot dilemma voor de toenmalige paus
De R.K. kerk begon zich toch behoorlijk ongemakkelijk te voelen over haar starre houding ten aanzien van het kleed. Gezegd werd dat 'vertoning mocht als een afbeelding van het geloof.'
In 1454 werd het kleed door de kleindochter van Geoffrey de Charney verkocht in ruil voor een kasteel in de buurt van Lyon en een grote som geld aan Louis, hertog van Savoye. Hoewel de Kerk volhield dat het hier een vervalsing betrof werd het wel in Oost-Frankrijk, Geneve en Italië geëxposeerd.
Versmaad wetenschappelijk onderzoek in 1973: In 1973 stond Umberto II, de afgezette koning van Italië, die in het bezit was van het kleed aan 11 wetenschappers toe om het kleed te onderzoeken. De beperking werd echter gemaakt dat de bevindingen van de onderzoekers pas zouden worden geopenbaard als 'het publiek daaraan toe was'. Consequentie daarvan was dat slechts 2 van de 11 onderzoekers erin slaagde om hun bevindingen te publiceren. Hun publikaties over de echtheid werden onmiddellijk met felheid in de pers afgebrand.
Werkt het Vaticaan er in het 3e millenium aan om het Kleed toch als echt te erkennen?
De Lijkwade van Turijn, zoals het doodskleed nu werd genoemd werd op 1998
eigendom van de Heilige Stoel (het Vaticaan dus.)
Dat is op zijn minst opmerkelijk: de R.K.kerk heeft er zich alles in het 2e millenium aan gelegen laten zijn om de lijkwade als een vervalsing te blijven zien. Of waren de nooit gepubliceerde onderzoeken uit 1973 zo openbarend dat de Heilige Stoel niet anders kon dan van gedachten veranderen of te handelen naar hun vermoedens van echtheid die in de loop der tijd waren opgewekt?
Dit moet een zwaar dillemma zijn voor het Vaticaan: in 1314 waren er bijelkaar 140 tempelridders verbrand ook op basis van de beschuldiging van verafgoding van een doek met een zwaargewonde liggende man erop afgebeeld.
- En zie daar: de oplossing voor het Vaticaan doet zich voor in de vorm van een onderzoekster in het Vaticaan Barbara Frale die in 2001 'een verkeerd gearchiveerd' perkament heeft ontdekt waaruit blijkt dat paus Clementius V de Tempelridders al in 1314 of daarvoor heeft vrijgesproken van godslaster en hen om vergiffenis heeft gevraagd.
Het gevonden perkament, het z.g. perkament van Chinon, geeft de verhoren van de Tempeliers door paus Clemens V weer. Barbara Frale zegt dat het document eindigt met een pauselijke absolutie voor de orde. Die eindconclusie werd echter nooit openbaar gemaakt. "700 jaar lang hebben we geloofd dat de Tempeliers als vervloekte mensen gestorven waren. Deze vondst spreekt hen echter vrij!,' volgens mevrouw Frale.
Het Vaticaan publiceerde op 25 oktober 2007 het boek "Processus contra Templarios" gebaseerd op het
'perkament van Chinon', voor de zachte prijs van 5900 Euro. Daarin zou het perkament van Chinon duidelijk maken dat de toenmalige paus Clementius V tegen beter weten in en onder druk van Philips IV handelde. Paus Clemens V, de paus die wederom onder druk van de boosaardige Philips IV van Frankrijk de Heilige Stoel van Rome naar Avignon verhuisde, werd onder druk gezet om de geruchten van ketterij te onderzoeken.
Wordt dit de eerste stap van het Vaticaan naar erkenning van echtheid van het doodskleed van Jezus Christus, ook bekend als de lijkwade van Edessa en de lijkwade van Turijn?
Het heeft er alle schijn van: de Tempeliers waren helemaal niet verdoemd, blijkt nu, dus de aantijgingen van verafgoding van het kleed met de man erop was in zoverre echt dat het hier adoratie van het doodskleed van Jezus betrof.
Het is nog maar een klein stapje, nu de weg is vrijgemaakt door het perkament van Chinon. Heel aannemelijk allemaal. Alleen: Clementius V had maar minder dan een maand om het perkament te schrijven. Hij stierf immers binnen een maand van de executie van de Grootmeester van de Orde Jacques de Molay. En al had hij het perkament echt geschreven, wat deed het dan in Chinon, 700 kilometer van Avignon? Misplaatst document of alweer een vervalsing?
Kan men aan de
echtheid van het document van Chinon twijfelen? Volgens Barbara Frale (een expert op het gebied van de Tempeliers) was het document al geschreven in 1308 en includeert het een behoorlijk aantal klerken en bisschoppen. Dat betekent dat er een groot aantal kopiën moeten hebben bestaan. Toch was het ene gevonden perkament in het Vaticaan misplaatst, maar toch gevonden door een expert op het gebied van de Tempeliers... in 2001.
In ieder geval lijken de chicanes van het Vaticaan een aanloop naar de erkenning van het doodskleed dat overigens pas weer in 2025 in de openbaarheid zal komen. De feiten maken het moeilijk om het Vaticaan geloofwaardig te vinden.
Het wachten is nu op de volgende stap van het Vaticaan.
Lees verder