mijn kijk opJesaja 53 & Jezus' optreden in de tempel: Jezus agressief?
Jesaja 53, of beter Jesaja 52:13-15 en Jesaja 53:1-12 gaat over de lijdende dienaar van de HEER. In een aantal eerdere artikelen heb ik beschreven dat de lijdende dienaar in Jesaja 53 de Messias is, door wie God zijn plan volvoert. Deze figuur in de profetie van Jesaja wijst vooruit naar Jezus. Critici beweren echter dat Jesaja 53 niet kan verwijzen naar Jezus, aangezien de lijdende dienaar geen geweld zou plegen en dit staat in schril contrast met Jezus' optreden in de tempel (Marcus 11:15-19).
Dit artikel is geschreven vanuit een christelijke visie.
Jezus gebruikte volgens critici geweld
Jesaja 53 (in feite: 52:13-15 en 53:1-12) gaat over de lijdende dienaar van de HEER. In Jesaja 53:9b staat dat de lijdende dienaar geen
chamac (Concordantie van Strong #02555) gebruikt, hetgeen vertaalt kan worden met geweld, onrecht, wreedheid, onrechtvaardigheid. In de Tenach worden zaken als moord, bloedvergieten en het plegen van overvallen, 'gewelddadig' genoemd.
Het Nieuwe Testament ziet Jezus als de ultieme vervulling van de woorden in deze profetie. De lijdende dienaar in Jesaja 53 is de Messias, door wie God zijn plan volvoert. Deze figuur in de profetie van Jesaja wijst vooruit naar Jezus. Critici beweren echter dat Jesaja 53 niet kan verwijzen naar Jezus, aangezien de lijdende dienaar geen geweld zou plegen en dit staat in schril contrast met Jezus' optreden in de tempel (o.a. Marcus 11:15-19).
Vaak luidt hun betoog aldus: De aanhangers van de Joodse sekte, die later zou uitgroeien tot het christendom, hebben hun geloof dat Jezus de Messias was achteraf proberen te rechtvaardigen door in de Tenach (Oude Testament) op zoek te gaan naar passages die op Jezus zouden kunnen slaan. Hierbij zijn veel passages uit de context gehaald en volledig verkeerd geïnterpreteerd. Jesaja 53 is een voorbeeld van zo'n vermeende 'profetie' van Jezus en dat blijkt onder andere uit het feit dat Jezus geweld gebruikte bij de tempelreiniging terwijl van de lijdende dienaar wordt gezegd dat hij geen geweld gebruikte.(2)
Jezus en geweld
Jezus staat bekend om zijn geweldloosheid. Zowel Mahatma Gandhi als Martin Luther King Jr. - die beiden bekend staan om hun geweldloosheid - hebben dit principe geleerd van Jezus. De evangeliën laten een weg van geweldloosheid zien: Jezus predikte totale geweldloosheid en hij liet ieder mens de vrije keuze, want hij stelde uitdrukkelijk dat zijn Koninkrijk niet van deze wereld was. Zelf een man als Paulus die als Saulus actief navolgers van Jezus (later christenen genoemd) vervolgde, werd na zijn Damascus-ervaring een vurig pleitbezorger van de weg die Jezus is gegaan ('neem je kruis op en volg Mij' - Matteüs 10:38; Marcus 8:34; Lucas 14:27; 9:23): de man uit Nazareth was geweldloos tot het einde in zijn strijd voor het koninkrijk van de hemelse Vader. Het heil kan niet gewapenderhand bereikt worden, maar via het lijden en het kruis. John Dear verwoordt het aldus in zijn boek
The God of Peace - Toward a Theology of Nonviolence:
- "The Gospels proclaim an entirely new way of life, the way of nonviolence incarnated, announced, taught, modeled and signified in Jesus. Though each Gospel takes a different perspective and nuance on the life of Jesus, the nonviolence of Jesus shines through each testimony. This nonviolent Jesus forms the basis for our theology, our understanding of God, and our understanding of the Christian life. Everything we do and say from now on will refer back to Jesus and to his way of active nonviolence."(1)
In I Petrus 1:23 worden gelovigen opgeroepen om te gaan in de voetsporen van Jezus: "Schold men hem uit, dan schold hij niet terug. Deed men hem leed, dan uitte hij geen bedreigingen, maar vestigde hij zijn hoop op God, die rechtvaardig oordeelt."
De evangelist Matteüs maakt duidelijk dat Jezus de profetie vervulde uit Jesaja 42:1-4:
- Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jesaja: 'Hier is de dienaar die ik mij gekozen heb, die ik liefheb en in wie ik vreugde vind. Ik zal hem vervullen met mijn geest, aan alle volken zal hij het recht verkondigen. Hij zal geen woordenstrijd aangaan en op straat zijn stem niet verheffen. Het geknakte riet breekt hij niet af, noch dooft hij de kwijnende vlam, totdat het recht dankzij hem overwint. Op zijn naam zullen alle volken hun hoop vestigen.' (Matteüs 12:17-21)
In bovenstaande Schriftgedeelten komt nu niet bepaald het beeld naar voren van een querulant of een agressieveling. Blijft de vraag over of Jezus' optreden in de tempel, waarbij hij de handelaars en geldwisselaars uit de tempel drijft een gewelddadig incident te noemen is.
Jezus' tempelreiniging
In onder andere Marcus 11:15-19 staat het verhaal van de reiniging van de tempel:
- 15 Ze kwamen in Jeruzalem. Hij ging de tempel binnen en begon iedereen die daar iets kocht of verkocht weg te jagen; hij gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver, 16 en hij liet niet toe dat iemand voorwerpen over het tempelplein droeg. 17 Hij hield de omstanders voor: ‘Staat er niet geschreven: “Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn”? Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ 18 De hogepriesters en de schriftgeleerden hoorden wat er gebeurd was en zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen; ze waren bang voor hem, omdat het hele volk in de ban was van zijn onderricht. 19 Nadat de avond gevallen was, gingen Jezus en zijn leerlingen weg uit de stad.
In Johannes 2 staat het verhaal ook opgetekend en daar kunnen we lezen dat Jezus op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aantrof, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. Jezus maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver en riep tegen de duivenverkopers: "‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!"
De tempel is het 'huis van het gebed'
Gebruikte Jezus
chamac, geweld, toen hij de geldwisselaars en de handelaren met hun dieren van het tempelplein verdreef? Jezus ging naar Jeruzalem met het oog op het naderende paasfeest (Johannes 2:13). In verband met dit feest was er op het tempelplein volop activiteit en krioelde het van de mensen en handelaren. Allerlei dieren werden er verkocht die waren bestemd voor het brengen van de voorgeschreven offers (zie Leviticus). Geldwisselaars wisselden tegen provisie de gangbare Romeinse munten met heidense afbeeldingen erop (Mishna Sh'kalim 5:3, 6:5, 7:2), tegen Tyrische zilverstukken die door de inners van de tempelbelasting wel werden geaccepteerd. Dat al deze activiteiten zich uitgerekend op het tempelplein afspeelden, was Jezus een doorn in het oog. Ook dit gedeelte van de tempel was bedoeld voor gebed.
Daar komt bij dat de kortste route van het oostelijk deel van de stad naar het westelijk en zuidelijk stadsdeel en vice versa, dwars over het buitenste tempelplein liep. Mensen die iets moesten afleveren van de ene naar de andere kant van de stad, namen deze sluiproute over het tempelplein. Doordat het tempelplein voor onjuiste doeleinden werd gebruikt, werd de tempeldienst ernstig verstoord. Ook prominente Joodse leiders verzetten zich toentertijd tegen het gebruik van het zogeheten 'voorhof der heidenen' als doorgangsroute.(3)
In Jezus' tijd had zich een corrupte tempelpraktijk ontwikkelt. Jezus tempelreiniging is een reactie op de corruptie en hebzucht bij de heersende priesters en de hogepriester, vooral het huis van Annas. Door de tempelbedienaars werd het volk flink uitgezogen. De priesterklasse organiseerde de handel om er zelf beter van te worden. Zij misbruiken hun beroep voor hun eigen voordeel en stellen met hun praktijken God in dienst van de zonde. Ook was er vergaande samenwerking tussen de Romeinse overheid en de Joodse tempelautoriteiten. 'Jullie maken er een rovershol van,' is een toespeling op Jeremia 7:11, waarduit blijkt dat Jezus' tempelreiniging een profetische demonstratie is. De priesterklasse wordt het oordeel aangezegd. In Jeremia 7:11-15 staat dat God Zijn tempel kan loslaten en dit ook zal doen omdat men niet naar Hem geluisterd heeft. Het oordeel over de tempel wordt later expliciet door Jezus uitgesproken (Matteüs 23:38; 24:2).
Het Sanhedrin, uit een encyclopedie van 1883 /
Bron: Unknown author, Wikimedia Commons (Publiek domein)De Romeinen noch de levitische tempelwacht die onder het bevel van het sanhedrin stond, grepen in toen Jezus de handelaren met hun levende koopwaar verjoeg. Jezus kreeg vrij spel om het tempelplein schoon te vegen en men liet hem daarna alle ruimte om ten overstaan van de omstanders te verklaren waarom hij zo fel had gereageerd. De tempel is het 'huis van het gebed' (Jesaja 65:7). Alle activiteiten die ontplooid werden, gingen hier dwars tegenin.
Geweldloos tot het einde
Jezus was geweldloos tot het einde in woord en daad. Van hem zijn de woorden: 'Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen" (Matteüs 26:52b).
Jezus ging beheerst te werk
Jezus maakte provisorisch een zweep van stukken touw, die op de veemarkt overal verspreid op de grond lagen. Zo'n gesel diende ervoor om de dieren te verjagen en de kooplui volgden (vanzelfsprekend) hun dieren; het was niet zijn bedoeling mensen te verwonden of pijn te doen. In de evangeliën wordt nergens vermeld dat er mensen waren die gewond raakten als gevolg van Jezus' actie. Het wilde een einde maken aan alle oneigenlijke activiteiten op het tempelplein. De tafels van de geldwisselaars stootte Jezus omver. Verdere voortzetting van hun handel was daardoor niet mogelijk. De verkopers van duiven gaf hij het bevel te verdwijnen met meeneming van hun spullen. Jezus richtte zich niet tegen het zaken doen en handel drijven, maar tegen het misbruik maken van de tempel als plaats van commercie en de verregaande corruptie bij de priesterklasse, waardoor de tempel werd veranderd in een rovershol. Jezus optreden is enerzijds een daad die de komende verwoesting van de tempel symboliseert (Marcus 13:2) en anderzijds brengt hij met deze daad bepaalde Messiaanse profetieën in vervulling, die spreken over het feit dat 'in het einde der dagen' de tempel gereinigd en in ere hersteld zou worden (Maleachi 3:1vv; Zacharia 14:21; Ezechiël 40-47).
Jezus trad doortastend en krachtdadig op en hij ging daarbij beheerst te werk. Hij joeg de runderen en schapen weg, maar hij gaf de handelaren volop de gelegenheid hun dieren te volgen. De duiven - het offer van de armen - liet hij niet wegvliegen, maar tegen de eigenaars gaf hij het bevel te verdwijnen. De geldwisselaars, kregen de kans het geld dat op de grond was gerold, weer op te rapen.
Jezus veegde het huis van zijn vader schoon
Jezus was diep verontwaardigd over wat hij aantrof en de wijze waarop de tempel ontwijd werd en hij trad met gezag op om daar een einde aan te maken. Alle vier evangeliën maken melding van de tempelreiniging. Dit benadrukt het belang dat zij hechten aan deze gebeurtenis. Jezus maakte het huis van zijn Vader schoon, want hij was als Zoon diep gegriefd en geraakt over de manier waarop men de tempel - het huis van zijn Vader - ontwijdde. Handel drijven en het dienen van God werden totaal door elkaar gehaald. Dat is waar Jezus zich tegen keerde. Hij werd gemotiveerd door zijn ijver en hartstocht voor (het werk van) God (zie Johannes 2:17); zijn hele leven stond in het teken daarvan.
In de evangeliën wordt geen melding gemaakt van mensen of autoriteiten die kritiek op zijn handelswijze hadden. Hij werd niet opgepakt of in staat van beschuldiging gesteld. Ook later konden de hogepriesters en het hele Sanhedrin niets vinden om Jezus te beschuldigen (Matteüs 26:59-61). Dit bevestigt dat er van
chamac - geweld en onrecht - geen enkele sprake was. Jezus' tegenstanders hadden met dit incident geen stok in handen om de hond te slaan. Door de handelaren en geldwisselaars weg te jagen, maakte Jezus de tempel schoon. Het moest weer een huis van gebed worden, een gewijde plaats en geen markt en rovershol waar de corrupte priesterklasse hun voordeel uit trok. Jezus had daartoe het volste recht: de oneigenlijke praktijken waar Jezus tegen ageerde vonden plaats in het huis van zijn Vader.
Jesaja 52:13-15 en Jesaja 53:1-12 (NBV)
De lijdende dienaar van de HEER
13 Ja, mijn dienaar zal slagen,
hij zal groots zijn, hoog verheven in aanzien.
14 Zoals hij velen deed huiveren
– zo gruwelijk, zo onmenselijk was zijn aanblik,
zijn uiterlijk had niets meer van een mens –,
15 zo zal hij veel volken opschrikken,
en koningen zullen sprakeloos staan.
En zij aan wie niets was verteld, zullen zien,
zij die niets hadden gehoord, zullen begrijpen.
1 Wie kan geloven wat wij hebben gehoord?
Aan wie is de macht van de HEER geopenbaard?
2 Als een loot schoot hij op onder Gods ogen,
als een wortel die uitloopt in dorre grond.
Onopvallend was zijn uiterlijk,
hij miste iedere schoonheid,
zijn aanblik kon ons niet bekoren.
3 Hij werd veracht, door mensen gemeden,
hij was een man die het lijden kende
en met ziekte vertrouwd was,
een man die zijn gelaat voor ons verborg,
veracht, door ons verguisd en geminacht.
4 Maar hij was het die onze ziekten droeg,
die ons lijden op zich nam.
Wij echter zagen hem als een verstoteling,
door God geslagen en vernederd.
5 Om onze zonden werd hij doorboord,
om onze wandaden gebroken.
Voor ons welzijn werd hij getuchtigd,
zijn striemen brachten ons genezing.
6 Wij dwaalden rond als schapen,
ieder zocht zijn eigen weg;
maar de wandaden van ons allen
liet de HEER op hem neerkomen.
7 Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet
en deed zijn mond niet open.
Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid,
als een ooi die stil is bij haar scheerders
deed hij zijn mond niet open.
8 Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen.
Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad?
Hij werd verbannen uit het land der levenden,
om de zonden van mijn volk werd hij geslagen.
9 Hij kreeg een graf bij misdadigers,
zijn laatste rustplaats was bij de rijken;
toch had hij nooit enig onrecht begaan,
nooit bedrieglijke taal gesproken.
10 Maar de HEER wilde hem breken, hij maakte hem ziek.
Hij offerde zijn leven voor hun schuld,
om zijn nageslacht te zien en lang te leven.
En door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde.
11 Na het lijden dat hij moest doorstaan,
zag hij het licht en werd met kennis verzadigd.
Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht,
hij neemt hun wandaden op zich.
12 Daarom ken ik hem een plaats toe onder velen
en zal hij met machtigen delen in de buit,
omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood
en zich tot de zondaars liet rekenen.
Hij droeg echter de schuld van velen
en nam het voor zondaars op.
Special
Noten
- John Dear: The God of Peace: Toward a Theology of Nonviolence; Orbis Books, 1994.
- Een goed voorbeeld daarvan is het artikel van Bart Klink: Jesaja 53: een voorbeeld van een uitgekomen profetie? http://www.deatheist.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=111:jesaja-53-een-voorbeeld-van-een-uitgekomen-profetie&catid=2:artikelen&Itemid=3
- Bette, J.C., G. van den Brink, H. Courtz, G.A. van Veelen: Stidiebijbel - Het Evangelie naar Marcus; In de Ruimte, 1992, p.403.
Lees verder