De oudste die de tweede brief van Johannes schreef
Volgens de christelijke traditie was de apostel Johannes 'de oudste' (2 Joh. 1:1) die de tweede brief van Johannes, aan de uitverkoren vrouw, schreef. Om die reden is de brief naar hem vernoemd en heeft de brief in de Bijbel zijn titel gekregen. Er bestaan echter ook andere theorieën over de vraag wie de brief schreef. De bewijzen voor alle theorieën zijn echter dun. Om die reden zijn er ook theologen, zoals Smalley, die bij hun behandeling van het onderwerp buiten beschouwing laten wie de auteur precies was.
De tekst
In de tweede brief van Johannes luidt de adressering als volgt: "
De oudste aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen" (2 Joh. 1:1 - NBG 1951)
Het is altijd de vraag geweest wie 'de oudste' was die de brief schreef. Volgens de katholieke traditie was dit de apostel Johannes, die tijdens het leven van Jezus zijn discipel was. Er zijn echter in de loop van de tijd ook andere theorieën ontstaan over wie de auteur van de brief was. In de brief zelf staan namelijk geen directe aanwijzingen dat dit de apostel was. De brief zegt namelijk niets over de auteur, behalve dat hij een oudste was.
Argumenten waarom het aannemelijk is dat de apostel Johannes de auteur was
Er zijn drie argumenten die doorgaans worden opgevoerd waarom het aannemelijk is dat de apostel Johannes. Het eerste luidt dat het gebruik van de term 'de oudste' (
presbuteros) hier (om meerdere redenen) op duidt. Het tweede luidt dat er veel overeenkomsten zijn tussen 1 & 2 Johannes. Het derde luidt dat de vroege kerk de brief erkende als zijnde van Johannes.
De term presbuteros
De term
presbuteros, die wordt vertaald als 'oudste', betekent volgens Akin letterlijk 'oude man'. In de tijd dat de brief is geschreven was de apostel Johannes volgens Akin een oude man. Hiernaast impliceert de term
presbuteros dat de auteur een bepaalde autoriteit had over de gemeente
1 waaraan hij schreef. De apostel Johannes zou deze autoriteit gehad hebben.
Volgens Spence en Exell was Johannes de apostel die het langst in leven bleef van alle in de Bijbel genoemde apostelen. Het kan daarom zijn dat 'de' oudste een verwijzing was naar het feit dat Johannes de enige overgebleven apostel was.
Overeenkomsten tussen 1 en 2 Johannes
Volgens Kruse is het aannemelijk dat de eerste brief van Johannes daadwerkelijk is geschreven door de apostel Johannes. De vroeg-christelijke traditie schreef de brief namelijk aan de apostel toe en de auteur van 1 Johannes claimde Jezus zelf gezien en gehoord te hebben (1 Joh. 1:3). Het auteurschap van 1 Johannes zegt volgens Kruse iets over wie de auteur van 2 Johannes was, omdat er grote inhoudelijke overeenkomsten tussen beide brieven zijn, namelijk:
- In beide brieven komen misleiders aan bod die de wereld in zijn gegaan en niet aanvaarden dat Jezus in het vlees gekomen is (2 Joh. 1:7,9; 1 Joh. 2:19,22-23)
- In beide brieven worden deze valse leraars 'antichrist' genoemd (2 Joh. 1:7; 1 Joh. 2:18,22)
- In beide brieven wordt grote nadruk gelegd op het gebod om lief te hebben (2 Joh. 1:4,6; 1 Joh. 3:11,23; 4:7,21; 5:1-4a)
- In beide brieven uit de auteur zijn blijdschap omwille van het feit dat 'zijn kinderen' wandelen in de waarheid van het evangelie (2 Joh. 1:4; 1 Joh. 1:3-4)
Deze overeenkomsten bieden volgens Kruse een aanleiding om aan te nemen dat beide brieven dezelfde auteur hebben, namelijk de apostel Johannes. Echter zijn er ook grote verschillen tussen 1 en 2 Johannes, waaronder de manier waarop beide brieven beginnen. In 1 Johannes identificeert de auteur zich helemaal niet, in 2 Johannes noemt hij zich 'de oudste'. De overeenkomsten zijn dus een sterke aanwijzing, maar geen bewijs.
Erkenning
Volgens Barton e.a. werd de brief al in de tweede eeuw erkend als geschreven door de apostel Johannes. Kerkvaders als Origenes (185-254) en Ireneüs (ca. 140 - ca. 202) citeerden en beschreven de brief als geschreven door de apostel. In 393 en 394, bij de concilies in Hippo en Carthago, werd de brief officieel deel van de canon van de Bijbel, omdat de apostel werd gezien als haar auteur.
Andere theorieën
Naast de theorie dat de apostel Johannes de brief schreef bestaan er nog twee theorieën. De eerste luidt dat de auteur een andere Johannes was. De tweede luidt dat niet een tijdgenoot van Johannes, maar iemand die later leefde de brief schreef.
Een andere Johannes
In een fragment uit het voorwoord van zijn vijfdelige
Verklaring van de woorden des Heren schreef Papias (ca. 65 - ca. 130) dat hij zich baseerde op wat de discipelen van Jezus volgens hun volgelingen onderwezen. In het voorwoord spreekt hij tweemaal over een Johannes, eenmaal over 'de discipel Johannes' en eenmaal over de 'oudste Johannes'. Opvallend aan de 'oudste Johannes' is dat Papias hierbij het woord
presbuteros gebruikte. Datzelfde woord gebruikte de auteur van 2 Johannes ook om zichzelf te beschrijven.
Op basis van het tweemaal noemen van een Johannes ging Eusebius van Caesarea (kerkhistoricus; 263 - ca. 339) ervan uit dat er in Efeze, waar de discipel Johannes actief was, twee Johannessen waren, namelijk de apostel en de oudste. Ook Hiëronymus (ca. 347 - 420) interpreteerde Papias zijn beschrijving op deze manier. Hij (en volgens hem veel van zijn tijdgenoten) geloofde dat Johannes de oudste de auteur van 2 (en 3) Johannes was. Volgens Smalley en Spence en Exell interpreteerden Eusebius en Hiëronymus Papias echter verkeerd en doelde Papias met beide 'Johannessen' op één persoon.
Iemand die later leefde
Volgens Ehrman was de auteur van (1,) 2 (en 3) Johannes iemand die bekend was met de inhoud van het evangelie volgens Johannes. Echter, de schrijfstijl van de auteur is anders dan die in het evangelie. Hiernaast lijken de gemeenschappen aan wie hij schreef andere problemen gehad te hebben dan de mensen voor wie het evangelie geschreven was. Zo wordt volgens Ehrman uit het evangelie duidelijk dat de christelijke joden van de Johanneïsche gemeenschap
2 op een gegeven moment uit hun synagoge zijn verbannen door de niet-christelijke joden (vgl. Joh. 9:22). In de brief komt dit probleem niet aan de orde. Ook in 1 en 3 Johannes niet.
Het lijkt er volgens Ehrman dan ook op dat lange tijd na het schrijven van het evangelie volgens Johannes, toen de pijn van de verbanning uit de synagoge minder was, er problemen ontstonden in de Johanneïsche gemeenschap, waarop de auteur van 2 Johannes wilde reageren. Hij gebruikte hierbij zijn kennis van het evangelie volgens Johannes, waardoor er veel overeenkomsten zijn met het evangelie, maar hij paste deze kennis toe op nieuwe problemen.
Welke theorie is juist?
Op basis van de bestaande bewijzen valt er weinig te zeggen over de vraag wie de auteur van de brief is. Zo kunnen de overeenkomsten tussen 2 Johannes en 1 Johannes en het evangelie volgens Johannes worden uitgelegd als argumenten om de apostel Johannes als de auteur te zien, maar ook als argumenten om hem niet als de auteur te zien. Hiernaast is het gebruik van de term
presbuteros nietszeggend, omdat de term veel in christelijke kringen gebruikt werd en zegt de erkenning door de kerk(vaders) ook weinig, omdat er ook kerkvaders waren die de apostel niet als de auteur zagen. Het is niet voor niets dat Smalley veel vertelt over de auteur, maar niet wie hij was.
1 Volgens Akin was de brief gericht aan een gemeente, die door de schrijver de '
uitverkoren vrouw' (een verwijzing naar het zijn van een bruid van Christus) wordt genoemd.
2 Over de Johanneïsche gemeenschap is maar weinig bekend. Op basis van het Johannesevangelie is de theorie ontstaan dat er een 'Johanneïsche' gemeenschap was die op een gegeven moment uit de synagoge werd verbannen. Hierop ging de groep naar de stad Efeze, waar de apostel Johannes de leiding van de al bestaande (door de apostel Paulus gestichte) gemeente op zich nam. Geleerden zijn het er over eens dat uit deze Johanneïsche groep te Efeze de Johanneïsche literatuur (het evangelie volgens Johannes; 1, 2 & 3 Johannes; Openbaringen) is voortgekomen.
Lees verder