De opdracht om mensen niet welkom te heten in 2 Johannes
De opdracht in 2 Johannes 1:10-11 om bepaalde mensen niet in huis te ontvangen is er één die tot veel verwarring leidt. De Skeptic's Annotated Bible legt de tekst uit als een opdracht aan christenen om niet om te gaan met niet-christenen en merkt op dat de Jehova's Getuigen het vers gebruiken om het uitsluiten van mensen te rechtvaardigen. De tekst lijkt ook het idee van christelijke naastenliefde (die op basis van het verhaal over de barmhartige samaritaan tegen iedereen geuit dient te worden) tegen te spreken. De vraag luidt daarom hoe deze opdracht vandaag de dag gelezen moet worden.
De opdracht
In 2 Johannes 1:10-11 geeft de
oudste de volgende opdracht aan de
uitverkoren vrouw:
"
Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken"
Om deze tekst goed te begrijpen, moeten vier vragen beantwoord worden:
- Voor wie is de opdracht bedoeld?
- Wie werden er bedoeld met 'iemand die deze leer niet brengt'?
- Wat werd er bedoeld met 'ontvangt [...] niet in uw huis'?
- Hoe kan iemand die een ander welkom heet deelnemen aan zijn boze werken?
De mensen voor wie de opdracht is bedoeld
Bij het lezen van 2 Johannes 1:10-11 is het makkelijk om te vergeten dat het hier gaat om een persoonlijke brief, geschreven vanwege een bijzondere situatie (Spence en Exell). Er waren namelijk misleiders actief bezig om mensen van hun geloof te brengen. In eerste instantie moet men daarom de uitverkoren vrouw zien als degene voor wie de opdracht gold in deze specifieke situatie.
Hiermee is niet gezegd dat de moderne lezer niets aan de opdracht heeft, maar wel dat er sprake moet zijn van een vergelijkbare situatie, wil de opdracht voor iemand gelden. Hetzelfde geldt wanneer men ervan uitgaat dat de oudste met de 'uitverkoren vrouw' refereerde naar een lokale kerk. Ook dan moet er sprake zijn van een vergelijkbare situatie wil een kerk de opdracht toepassen.
De mensen die deze leer niet brengen
De oudste heeft het in zijn opdracht hoogstwaarschijnlijk over de
misleiders, die claimden dat Jezus niet in het vlees op aarde geweest was (2 Joh. 1:7-9). Dit staat niet letterlijk in het vers, maar kan volgens Brooke worden opgemaakt uit het feit dat de oudste het werkwoord
erchomai ('komen') gebruikt. Dit werkwoord wordt namelijk in de Johanneïsche literatuur alleen gebruikt als het gaat over het 'komen' van Christus of de antichrist, als broeders een andere kerk bezoeken of als de oudste een formeel bezoek brengt (3 Joh. 1:10).
Hoewel dit bewijs dun is en het volgens Brooke gevaarlijk is om een bijzondere betekenis in een veelvoorkomend woord te lezen kan het volgens hem in dit geval wel. De voorwaarde over het niet brengen van de juiste leer wijst er namelijk op dat het de oudste niet om het weren van alle niet-christenen ging, maar slechts gaat over hen die claimden christenen te zijn, maar onderwijl een een valse leer brachten.
Een andere reden waarom het niet om alle niet-christenen kan gaan is te vinden in de leugen die de misleiders verkondigden. Volgens de oudste claimden zij dat Jezus nooit in het vlees op aarde geweest is. De doorsnee niet-christen zou dit echter nooit zeggen. Het wordt namelijk als een historisch feit gezien dat Jezus fysiek op aarde is geweest.
1
Ontvangt hem niet in uw huis
Er zijn twee theorieën over de vraag wat het betekent dat de uitverkoren vrouw de misleiders niet in huis mag ontvangen. De eerste luidt dat het hierbij gaat over het huis van de vrouw zelf. De tweede luidt dat met 'uw huis' de locatie van de christelijke samenkomsten bedoeld werd. De manier waarop het geïnterpreteerd wordt is afhankelijk van hoe men de 'uitverkoren vrouw' interpreteert. De eerste interpretatie hoort bij de aanname dat dit een vrouw was, de tweede interpretatie hoort bij de aanname dat het een lokale kerk was.
Het eigen huis
Het idee van mensen niet in het eigen huis ontvangen kan op twee manieren geïnterpreteerd worden. De eerste is dat de vrouw geen misleider in huis mocht toelaten. De tweede is dat de vrouw geen misleider onderdak mocht bieden.
Spence en Exell, Thompson en Womack interpreteren de opdracht op de eerste manier. Volgens Thompson is het niet toelaten van een misleider in het eigen huis een teken van oordeel op hun leer en leven. Volgens Spence en Exell en Womack gaf de oudste de opdracht om het geloof en de verlossing van de uitverkoren vrouw en haar gezin te beschermen (vgl. 2 Joh. 1:8). Volgens
Missler, die ervan uitgaat dat Maria de uitverkoren vrouw was, was het doel van de opdracht om te voorkomen dat het erop zou lijken dat de moeder van Jezus een valse leer accepteerde.
Akin gaat ervan uit dat de oudste niet bedoelde te zeggen dat misleiders niet in het huis van de uitverkoren vrouw mochten komen, maar dat zij misleiders geen onderdak mocht bieden, omdat zij daarmee zouden bijdragen aan hun werk. Onder 'onderdak bieden' werd waarschijnlijk verstaan dat men iemand een slaapplaats, voedsel en (als het nodig is) geld geeft.
De samenkomstlocatie
De vroege kerken kwamen vaak samen in het huis van een welvarend lid. Daardoor kan de opdracht om mensen niet in huis te ontvangen geïnterpreteerd worden als een opdracht om hen niet in de samenkomstlocatie van de kerk te laten komen.
Smalley en Kruse interpreteren de opdracht op deze manier en gaan ervan uit dat het doel van de opdracht was dat de misleiders geen ruimte kregen om hun valse leer te verkondigen.
Deelname aan boze werken door iemand welkom te heten
In de opdracht om iemand niet welkom te heten gebruikte de oudste het woord
chairō, dat in de NBG 1951 wordt vertaald als 'welkom heten'. Het werkwoord kan op verschillende manieren worden vertaald, namelijk als 'welkom heten' of 'groeten' (bij aankomst of vertrek) (Brooke, Kruse, Smalley en Womack), 'geluk wensen' (Akin).
Met het welkom heten of begroeten van een misleider bedoelde de oudste hoogstwaarschijnlijk het tonen van de gastvrijheid die vaker aan rondreizende christelijke leraars werd getoond. Het ging hier dan niet alleen over het in huis toelaten van iemand, maar ook over het bieden van onderdak, voedsel en geld. Een misleider deze zaken aanbieden zou hem helpen met zijn werk. In het geval dat met het huis de samenkomstlocatie werd bedoelt kan het hier gegaan zijn over het bieden van een platform om de valse leer uit te dragen.
Als iemand het werkwoord
chairō anders interpreteert (als daadwerkelijk alleen maar groeten) of vertaalt (zoals Akin), dan is de deelname aan de boze werken niet zozeer door het actief te steunen, maar passief. Het wensen van geluk aan een misleider of het begroeten van een misleider kan allebei gezien worden als het moreel steunen van diens activiteiten.
Hoe moet de opdracht gelezen worden?
Over de vraag hoe de opdracht gelezen moet worden zijn de volgende vijf dingen te zeggen:
- De opdracht om bepaalde mensen niet welkom te heten is een opdracht die alleen geldig is in een specifieke situatie, namelijk als er sprake is van mensen die doen alsof zij christelijk zijn, maar die een valse leer brengen.
- Het doel van de opdracht is om de gelovigen te beschermen. Ten eerste door ervoor te zorgen dat zij niet (per ongeluk) deel hebben aan het werk van een misleider. Ten tweede om hun geloof en verlossing te behouden.
- Het is onduidelijk of de opdracht gold voor het huis van de gemeenteleden of voor de samenkomstlocatie van de kerk. Dat ligt eraan hoe men de 'uitverkoren vrouw' interpreteert.
- Met het 'welkom heten' van een misleider werd waarschijnlijk meer bedoelt dan alleen maar een bezoek, vermoedelijk werd hiermee het bieden van onderdak (huis) of een platform (samenkomstlocatie) bedoelt. Dit is echter niet zeker, het kan ook puur en alleen om het begroeten gegaan zijn. Hierdoor is het onduidelijk of met het deelnemen aan de boze werken van de misleiders een actieve of een passieve deelname bedoelt werd.
- Er is in ieder geval geen sprake van dat de opdracht inhoudt dat christenen het contact met niet-christenen in het algemeen moeten vermijden.
Extra: Over de 'uitsluiting' door Jehova's Getuigen
Het uitsluiten van iemand is een ernstige zaak, die ook bij de Jehova's Getuigen niet licht opgevat wordt. Het gebeurt alleen bij mensen die gedoopt zijn, ernstig zondigen en daarna geen berouw hebben. Het dient dan als allerlaatste poging om iemand te bewegen tot het tonen van berouw. Uitsluiting is dus niet een middel dat tegen anders- of ongelovigen wordt ingezet.
1 Om deze reden zit de
Sceptic's annotated Bible ernaast in haar commentaar op 2 Johannes 1:5,7, waarin zij de antichrist vereenzelvigt met alle niet-christenen. De antichrist claimt namelijk dat Jezus niet in het vlees op aarde is geweest. Niet-christenen claimen dit niet.