Interpretaties van "van den beginne" in 2 Johannes
In 2 Johannes 1:4-6 herinnert de oudste de uitverkoren vrouw en haar kinderen aan het gebod om elkaar lief te hebben. Hij vraagt hen om dit gebod ook uit te voeren, omdat zij het 'van den beginne' gehad hebben. De grote vraag is echter wat de oudste bedoelde met 'van den beginne'. Hierover zijn meerdere theorieën ontstaan, waarvan het moeilijk is om te zeggen welke de juiste is. Hiernaast gebruikt de oudste de term twee keer. Het is daardoor mogelijk dat hij twee verschillende bedoelingen had met de term.
Het gebod
In 2 Johannes 1:4-6 legt de
oudste de
uitverkoren vrouw en haar kinderen zijn verzoek, om het gebod elkaar lief te hebben uit te voeren, met de volgende woorden voor:
"
Het heeft mij zeer verblijd, dat ik onder uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod van de Vader hebben ontvangen. En nu vraag ik u, vrouwe, niet alsof ik u een nieuw gebod zou schrijven, maar hetgeen wij van den beginne gehad hebben: dat wij elkander liefhebben. En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen." (NBG 1951)
In zijn verzoek aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen gebruikt de oudste twee keer de term 'van den beginne'. Eerst om aan te geven dat hijzelf en de geadresseerden het gebod van 'den beginne' hebben gehad en daarna om aan te geven dat zij 'van den beginne' hebben gehoord dat zij daarin moeten wandelen. Deze term kan op drie manieren geïnterpreteerd worden, namelijk:
- Als verwijzing naar de wet in het Oude Testament
- Als Jezus, die het begin van de christelijke godsdienst was
- Als het moment waarop de geadresseerden zich bekeerden
De wet in het Oude Testament als begin
Womack en Smalley wijzen erop dat het gebod om elkaar lief te hebben al in de Oudtestamentische wet was gegeven, namelijk in Leviticus 19:18 ("
Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de HERE" - NBG 1951). Het geven van de wet, waarmee de relatie tussen God en Israël ingekaderd werd, kan als 'den beginne' van het gebod om elkaar lief te hebben worden gezien.
Jezus als het begin
Er zijn drie redenen waarom de term 'van den beginne' zou kunnen verwijzen naar Jezus. De eerste luidt dat Jezus het een nieuw gebod noemde. De tweede luidt dat Jezus het oude gebod om elkaar lief te hebben herinterpreteerde. De derde luidt dat de oudste schreef aan mensen die deel waren van de tweede generatie christenen.
Jezus noemde het een nieuw gebod
Akin ziet in het gebruik van de term 'van den beginne' een verwijzing naar de oorsprong van het christelijk geloof, dat in de persoon Jezus Christus belichaamd werd. Op de avond dat hij door Judas verraden zou worden gaf Hij namelijk zijn discipelen het
nieuwe gebod om elkaar lief te hebben (Joh. 13:34). Het begin (van het gebod) ligt dus bij Jezus.
Herinterpretatie van een oud gebod
Volgens Barton e.a. is het gebod nieuw omdat Jezus het oude gebod om elkaar lief te hebben (Lev. 19:18) op een radicaal nieuwe manier interpreteerde. Het nieuwe eraan was de manier waarop de gelovigen elkaar lief moesten hebben. Zij moesten elkaar namelijk liefhebben zoals Jezus hen liefhad. Het gebod was in die zin dus echt nieuw en had haar oorsprong bij Jezus.
Tweede generatie christenen
Smalley gaat ervan uit dat de oudste met het gebruik van de term 'van den beginne' het gebod als een oud gebod behandelde, omdat hij schreef aan mensen die behoorden tot de tweede generatie christenen. Zij zouden zeer goed bekend moeten zijn met het gebod omdat het christendom zich al redelijk ontwikkeld had.
De bekering als begin
Er zijn twee redenen om aan te nemen dat de oudste met de term 'van den beginne' verwijst naar het moment dat de geadresseerden zich bekeerden. De eerste luidt dat in 1 Johannes het gebod om elkaar lief te hebben wordt vereenzelvigd met het evangelie. De tweede luidt dat Jezus, en met Hem de oudste, het woord
agapê op een nieuwe manier gebruikten.
De vereenzelviging van gebod en evangelie
Volgens Spence en Exell is het gebod om elkaar lief te hebben het gebod dat gelovigen leerden op het moment dat zij voor het eerst van het evangelie hoorden. Het gebod is namelijk de opsomming van de praktische kant van het evangelie dat aan hen verkondigd was. Kruse gaat hier ook van uit. Volgens hem refereert de oudste aan de tijd toen de geadresseerden voor het eerst van het evangelie hoorden. Hiernaast wijst hij er op dat het gebod in 1 Johannes 2:7 wordt beschreven als "
het woord, dat gij gehoord hebt [het evangelie]" (NBG 1951).
Het gebruik van het woord agapê
Womack wijst er (net als Akin) op dat Jezus met het gebod om elkaar lief te hebben claimde dat Hij een nieuw gebod gaf (Joh. 13:34). Het nieuwe aan het gebod was volgens Womack dat Jezus het woord
agapê (vertaald als 'liefde hebben') interpreteerde op een nieuwe manier, namelijk als onvoorwaardelijke liefde, gericht op de ander. Het gebod was dan ook nieuw voor hen die zich tot het christendom bekeerden, omdat het hen nog nooit zo was uitgelegd.
Wanneer was "den beginne" volgens de oudste?
Omdat Jezus stelde dat het gebod om elkaar lief te hebben nieuw was, is de interpretatie dat de oudste met het herhalen van het gebod teruggreep op het Oude Testament hoogstwaarschijnlijk incorrect. De andere twee interpretatiemogelijkheden zijn allebei goed mogelijk, omdat het niet duidelijk is of het gaat om het begin van het geloofsleven van de geadresseerden of het begin van het christendom.
Hiernaast is het mogelijk dat er naar beide 'beginnen' verwezen wordt. De zinsnede "
hetgeen wij van den beginne gehad hebben" zou een verwijzing kunnen zijn naar de uitspraak van Jezus in Johannes 13:34-35, terwijl de zinsnede "
gelijk gij het van den beginne gehoord hebt" een verwijzing zou kunnen zijn naar het moment dat de geadresseerden zich bekeerden. Het is daardoor onduidelijk wat de oudste precies bedoelde.
Contrast met gnostici
Het kan zijn dat het niet heel belangrijk is wat de oudste precies bedoelde met 'van den beginne'. Womack wijst er namelijk op dat de gnostici, die hoogstwaarschijnlijk de
misleiders waren waarover de oudste in 2 Johannes 1:7-9 schreef, constant nieuwe dogma's toevoegden aan het christelijk geloof. In reactie hierop begon de oudste in de brief over een 'oud' gebod, namelijk om elkaar lief te hebben. Dat contrasteerde sterk met de gnostische nieuwe dogma's en was volgens Womack een adequate reactie op de bedreiging die nieuwe gnostische dogma's vormden.
Het is bij deze interpretatie niet van groot belang wanneer 'den beginne' precies was. Het zou de oudste er vooral om gegaan zijn dat het gebod om elkaar lief te hebben orthodox was en de nieuwe leringen van de gnostici ketters waren.