De misleiders en hun leer in 2 Johannes 1:7-9
In 2 Johannes 1:7-9 waarschuwt de oudste de uitverkoren vrouw voor misleiders. Deze verzen roepen echter een aantal vragen op over waar deze misleiders vandaan kwamen, wat zij precies leerden dat verkeerd was en wie zij waren. Over deze vragen bestaat een redelijk brede consensus onder theologen. Het ging hoogstwaarschijnlijk om mensen die deel waren van een ketterse groep die misschien de bakermat van het gnosticisme was, die voorheen christenen waren en geloofden dat zij over diepere kennis van God beschikten dan gewone christenen. Desondanks hoeft dit niet per se het geval te zijn.
De tekst
In 2 Johannes 1:7-9a staat het volgende: "
Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist. Let op uzelf, dat gij niet verliest wat wij verricht hebben, maar uw loon ten volle ontvangt. Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet"
Dit vers roept een aantal vragen over de misleiders op, namelijk:
- Wat wordt er bedoeld met de term 'uitgegaan in de wereld'?
- Wat betekent 'verder gaan en niet blijven in de leer'?
- Wie waren de misleiders?
De term 'uitgegaan in de wereld'
De term 'uitgaan in de wereld' kan op ten minste twee manieren geïnterpreteerd worden. De eerste is figuurlijk en luidt dat er sprake is van mensen die de kerk hebben verlaten (uitgegaan zijn in de wereld) en nu proberen anderen zover te krijgen om dit ook te doen. In beide gevallen zijn deze mensen de 'antichrist'. De tweede is letterlijk en luidt dat er mensen waren die rondreisden en hun valse boodschap verkondigden, deze mensen zijn nooit lid geweest van de kerk.
Kerkverlaters
Onder moderne theologen (waaronder Akin, Brooke, Kruse, Smalley en Thompson) bestaat een brede consensus dat de tweede interpretatie de juiste is. Allemaal hebben zij hier één argument voor, namelijk 1 Johannes 2:18-19, waarin Johannes schrijft dat vele antichristen zijn opgestaan en "
van ons (red. de kerk)
uitgegaan zijn" (NBG 1951). Dat is een sterke aanwijzing dat er in 2 Johannes ook sprake is van mensen die voorheen deel van de kerk waren, maar uiteindelijk haar boodschap over Jezus, die in het vlees kwam, ontkenden. Spence en Exell noemen de interpretatie als mogelijkheid, omdat 1 Johannes 2:18-19 niet genoeg bewijs is om het zeker te weten.
Rondreizende mensen
Utley wijst op 3 Johannes 1:7, waar de term 'uitgaan' wordt gebruikt om de missionaire activiteiten van de apostelen te beschrijven. Dat is een aanwijzing voor de eerste interpretatie. Echter gaat het in 3 Johannes over mensen die in de ogen van Johannes goed waren en niet over misleiders, zoals in 2 Johannes. Hierdoor lijkt 1 Johannes 2:18-19 een betere interpretatiesleutel te zijn.
Verder gaan en niet blijven in de leer
De oudste lijkt de mensen te hebben willen waarschuwen om niet buiten de christelijke leer om te denken. Hij verwoordde dat met het woord "
proagōn" ('verder gaat'). Deze term wordt (in 2 Johannes 1:9) op twee verschillende manieren geïnterpreteerd. De eerste is dat het hier gaat om de pretentie van mensen dat zij bepaalde diepere kennis hebben, die de christelijke leer overbodig maakt. De tweede is dat het hier gaat over het volgen van een eigen doctrine.
Diepere kennis
Volgens Smalley ontleent de oudste de term
proagōn overduidelijk aan het (vroeg-)gnostisch gedachtegoed. De term is een uitdrukking van het feit dat sommige mensen claimden over superieure kennis over God te beschikken waardoor zij zich verder konden ontwikkelen dan gewone christenen. Ook Akin, en Spence en Exell gaan ervan uit dat dit een goede mogelijkheid is.
Brooke, Kruse en Womack gaan er ook van uit dat er volgens de oudste sprake was van een claim van diepere, superieure, godskennis, die de christelijke leer overbodig maakt. Echter noemen zij hierbij niet de (vroege) gnostici.
Een eigen doctrine
Spence en Exell houden er rekening mee dat de oudste met de term
proagōn doelde op mensen die voor zichzelf een eigen doctrine creëerden. Dit waren dan geen mensen die claimden een bijzondere openbaring gehad te hebben of bijzondere kennis te bezitten, maar mensen die voor zichzelf bepaalden wat goed is en wat fout is. Er zijn echter geen aanwijzingen dat dit het geval is.
Wie waren de misleiders?
Het is om twee redenen verleidelijk om aan te nemen dat de misleiders gnostici waren. De eerste is dat hun valse leer, namelijk dat Jezus niet in het vlees op aarde is geweest, later ook door gnostici geloofd werd. De tweede is dat (als de term
proagōn wordt geïnterpreteerd als gaande over diepere kennis) gnostici ook claimden over diepere kennis te beschikken waardoor zij zich verder konden ontwikkelen als normale christenen.
Volgens Akin moet men hier echter voorzichtig zijn mee zijn. De brief is namelijk, waarschijnlijk, aan het einde van de eerste eeuw geschreven terwijl de eerste gnostische stromingen pas tegen het einde van de tweede eeuw volledig ontwikkeld waren. Het zou kunnen zijn dat de Johanneïsche gemeenschap te maken had met mensen die deel waren van een ketterse beweging die misschien de bakermat van het gnosticisme
1 was.
Brede consensus op smal bewijs
Er bestaat een brede consensus over de misleiders en de klachten die de oudste over hen had. Afgaande op de bekende feiten lijkt de consensus gerechtvaardigd. Er is echter weinig bewijs beschikbaar over de misleiders, dus is er weinig met zekerheid te zeggen.
1 Onder het gnosticisme wordt een waaier van christelijke ketterijen verstaan die een aantal leerstellingen met elkaar gemeen hadden. Twee hiervan waren dat Jezus nooit als mens van vlees naar de wereld gekomen is en dat bepaalde mensen over diepere godskennis (gnosis) kunnen beschikken waardoor zij zich verder kunnen ontwikkelen dan gewone christenen.