Opgroeien: Oei ik groei
Iedereen is ooit baby geweest en heeft opgroeien aan den lijve ondervonden. Daarom hebben de meeste mensen het idee dat ze mee kunnen praten als het gaat over hoe kinderen opgroeien. Iedereen heeft iets te melden over hoe kinderen groeien en wat er tijdens dit groeiproces goed voor ze is. Veel mensen menen, dat als een baby veel huilt je hem niet steeds moet oppakken, anders neemt hij een loopje met je. Of ze zeggen, “Hij zal wel tandjes krijgen”. Maar is dit ook werkelijk zo of zijn het fabels?
Persoonlijke belevingen versus kennis
Soms is het leuk om van iedereen goede raad te krijgen over je pasgeborene of kleuter, maar soms is het ronduit vervelend. Iedereen weet het beter en verwacht van jou dat je al die goedbedoelde raad maar opvolgt. Of je deze raadgevingen nu leuk vindt of niet, op basis van persoonlijke ervaringen kunnen geen uitspraken gedaan worden die voor iedereen gelden. Mensen die zich beroepshalve met de ontwikkeling van de mens bezighoudt, zoals psychologen, gebruiken diverse ontwikkelingslijnen. Bepaalde kennis van enkele ontwikkelingslijnen is vaak nuttig in het dagelijkse leven. Als we weten hoe een kind zich geestelijk ontwikkelt, weten we ook op welke leeftijd een kind in staat is om een bepaalde situatie het hoofd te bieden. Deze kennis kunnen we mee laten wegen in een beslissing, bijvoorbeeld of het kind al in staat is om alleen naar school te gaan of alleen een boodschap te doen.
Opvoeding of aanleg
Een van de eerste vragen die zich aandienen bij het volgen van de ontwikkeling van het jonge kind is de vraag: wat moeten kinderen leren en wat krijgen ze al mee vanaf de geboorte? Niet alle baby’s zijn hetzelfde, sommige baby’s lachen veel of zijn prikkelbaar en weer andere zijn actief of juist erg rustig. De mate waarin iemand actief is wordt sterk beïnvloed door genetische aanleg, maar ook oefening, ervaring en scholing spelen hierbij een rol. Vanaf de geboorte maken kinderen een supersnelle ontwikkeling door, vaardigheden en kennis nemen met de dag toe. Er zijn twee meningen over de vraag, 'opvoeding of aanleg?' Een groep heeft de opvatting dat een groot deel van de menselijke ontwikkeling door aangeboren aanleg wordt bepaald. Een andere groep onderzoekers meent dat een baby een onbeschreven blad is en dat iedereen geboren wordt zonder ook maar enige kennis of vaardigheden en dat de mens alleen gevormd wordt door opvoeding en ervaringen. Toch zijn de meeste gedragswetenschappers het tegenwoordig eens over het feit dat zowel de omgeving en opvoeding, als de genetische aanleg een rol spelen bij het tot stand komen van het menselijke gedrag.
Het lichaam ontwikkelt zich
Een baby kan nog niet veel zelf. Toen baby net geboren was, kon hij nog niets met zijn handen vastpakken. Toen baby eenmaal naar bepaalde, voor hem, aantrekkelijke voorwerpen begon te grijpen, kon hij in het begin niet eens de richting goed bepalen. Baby kon bijvoorbeeld wel naar een mooi gekleurd blokje grijpen maar kwam niet in de buurt van aanraken, laat staan het pakken van het blokje. Weken later pas, is baby in staat om zijn hand over het blokje te leggen en nog een aantal weken daarna kan hij zijn duim daarbij gebruiken zodat hij het blokje ook echt kan pakken. Met twintig weken kan een kind een voorwerp pakken, daarbij wordt de hand als een geheel gebruikt. Na zesendertig weken, als baby al wel in staat is om zijn duim en zijn vingers onafhankelijk van elkaar te bewegen, bewegen de vier vingers zich toch nog als een geheel. Het blijkt dat een kind niet geleidelijk groeit, maar met sprongetjes. Een goed voorbeeld daarvan is als we een kind een paar weken niet hebben gezien, dan pas valt het ons op hoe groot hij is geworden. Een leuk experiment om zelf te doen met je baby, zodat je kunt zien hoe hard hij gegroeid is, is het volgende: Maak vanaf de geboorte, elke week een portretfoto van de baby en plak deze foto’s in een album, op elke bladzijde een foto. Blader na een jaar het fotoalbum door, dan zie je hoe de baby elke week gegroeid is.
Groeien met sprongetjes
Vaardigheden nemen sprongsgewijs toe, ineens merk je dat de baby het speeltje op kan pakken. Maar vooral de hersenen groeien sprongsgewijs. Al tijdens de zwangerschap neemt het aantal zenuwcellen sprongsgewijs toe. De belangrijkste drie sprongen uit de ontelbare sprongen die de hersenen van de baby tijdens de zwangerschap maken zijn de volgende.
- De zenuwcellen die belangrijk zijn voor de ademhaling en bloeddruk ontwikkelen zich het eerst.
- Wanneer de zwangerschap zes maanden verder is, komen de synapsen tot ontwikkeling, dit zijn de ruimtes tussen de zenuwcellen in de hersenen die voor het doorgeven van de ‘boodschappen’ zorgen.
- Wanneer de baby bijna voldragen is, komen de verbindingen tussen de synapsen tot stand. Deze verbindingen zorgen ervoor dat we kunnen nadenken en plannen kunnen maken.
De groei stopt niet met de geboorte, de ontwikkeling van de verbindingen tussen de synapsen neemt nog jaren na de geboorte toe. Er is aangetoond dat de sprongsgewijze groei van de hersenen en het met sprongen vooruitgaan van de kennis en vaardigheden van een kind, zeer nauw verbonden zijn.
Moeilijk voor de baby
Wanneer plotseling nieuwe verbindingen in de hersenen ontstaan, is dat vaak moeilijk voor een baby. Plotseling kan baby over een grotere afstand scherp zien, het kan patronen herkennen en kan zijn bewegingen coördineren. Stel je eens voor dat je zomaar van het een op het andere moment een vaardigheid ontwikkelt zonder daar iets voor te hoeven doen. Wij volwassenen zouden daar blij mee zijn, maar een kind weet niet wat het overkomt. Je kunt je voorstellen dat deze plotselinge ontwikkelingen van grote invloed zijn op het gedrag van een kind. Dit zijn de momenten waarop het kind soms hinderlijk aanwezig kan zijn. Het huilt om, voor ons onverklaarbare redenen en zoekt zijn veilige haven op, in dit geval zijn moeder of verzorger. Het blijkt dat er een tiental van deze moeilijke perioden zijn, die zich in de eerste twintig maanden van elk mensenleven voordoen. Voor elk kind is het tijdstip net iets anders maar bij grote benadering liggen deze moeilijke perioden in dezelfde tijd. Soms duren deze perioden maar twee dagen maar ze kunnen ook twee weken duren. De eerste piek is rond de vijfde week, wanneer het kind plotseling verder kan zien dan twintig centimeter. Daarna zijn er pieken rond de achtste, de twaalfde, de zeventiende, de zesentwintigste, de tweeënvijftigste, de eenenzestigste en de drieënzeventigste week. Het is als moeder of verzorger belangrijk om deze pieken te herkennen, want wanneer je weet dat een kind zich in een overgangsfase bevindt, hoef je je niet nodeloos ongerust te maken wanneer een kind ontroostbaar is. Dan is het duidelijk dat de huilbuien te maken hebben met de ontwikkelingsfasen.
Lees verder