Politieke partijen en partijsystemen
Politieke partij: vereniging of organisatie die deelneemt aan de verkiezing van de politieke machthebbers. Hieronder worden de verschillende soort politieke partijen uiteengezet op basis van historie, organisatie, ideologie of strategie. En worden de kermerken van de verschillende politiekesystemen uitgelegd.
Variaties van politieke partijen
Historische typologieën
Kaderpartij vs. Massapartij
Partijen geclassificeerd op basis van de grote historische ontwikkelingen die ze doorgemaakt hebben. De maatschappelijke en politieke context bepaalt voor een groot deel hoe partijen zich organiseren en hoe ze hun doelen proberen na te streven.
Kaderpartij
Ontstaan aan het begin van de parlementaire democratie (halverwege 19e eeuw). Ontstaan als vereniging van parlementsleden, die een vaste band aangaan met hun kiezers. Ook wel intern gecreeerde partij, ontstaan vanuit de macht, het parlement, de top of de ‘kaders’ vormen het zwaartepunt (bv. liberale partijen).
Massapartij
Ontstaan buiten de macht, begin 20e eeuw. Extern gecreeerd, in de samenleving (bv. socialistische of sociaal-democratische partijen). Initiatief gaat uit van arbeidersbeweging, op basis van een uitgebouwd netwerk van organisaties als vakverenigingen enz.
Verschil tussen kaderpartij en massapartij is niet alleen een kwestie van origine, maar massapartij kent typerende organisatievormen: groter dan kaderpartij, strakke structuur om organisatie bij elkaar te houden, sterk leiderschap. Daarnaast een gemeenschappelijke ideologie, een visie op mens en maatschappij. Ook is een diepe inbedding van de partij in de samenleving belangrijk, daar is de partij opgericht en veel activiteiten spelen zich daar af.
Volkspartij/catch-all party
Na WO II gaan massapartijen zich naar aanleiding van een sterke economische groei en gewijzigde visie op de sociale en economische rol van de staat aanpassen.
Het profiel van de massapartijen vervaagt. De duidelijke ideologie maakt plaats voor een breder programma om zoveel mogelijk kiezers aan te spreken.
Het leiderschap wordt versterkt. De besluitvorming wordt verder gecentraliseerd.
De rol van individuele leden wordt gereduceerd.
De volkspartij neemt afstand van hun achterban en gaat zich ook op andere groepen kiezers richten.
De volkspartij probeert zich te verzekeren van banden met pressiegroepen, banden met oorspronkelijke organisaties (bv. vakbonden) worden losser.
Moderne kaderpartij/kartelpartij
Na de ontwikkeling tot catch-all party (jaren ‘50/’60) zijn politieke partijen verder veranderd en hebben zich aangepast aan nieuwe maatschappelijke condities. Partij bestaat uit centrale partijorganisatie (nationaal leidende orgaan van de partij), public office (partij die posities bekleedt in parlement en evt. in regering) en ledenbeweging (organisatie v/d partij die contact legt met de samenleving). In de loop der jaren zijn de centrale partijorganisatie en public office steeds belangrijker geworden. Partij als ledenbeweging is juist afgenomen. Gevolg is dat de partij zwaarder is aan de top. De voeding komt steeds minder van de leden maar meer van de partij in public office. Politieke partijen hebben gemeenschappelijke belangen: ze willen vertegenwoordigd blijven in de staat, die garant moet staan voor het overleven van de partij.
Classificatie op basis van kenmerken en aspecten
Op basis van organisatie
Jaren ’80 laat een doorbraak zien van nieuwe partijen die aandacht besteden aan de wijze waarop ze georganiseerd zijn, veelal groene of nieuw-linkse partijen. Doel is om te tonen hoe ze willen dat de samenleving als geheel functioneert: democratie waarin iedereen daadwerkelijk kan participeren (ook wel new-politics-partijen), dmv inspraak van leden, rotatie binnen partij. Tegenwoordig echter zijn de partijen verwijderd geraakt van hun organisatorisch ideaal, vooral door het tekort aan continuiteit.
Op basis van ideologie
Ook wel partijfamilies genoemd. Drie criteria: historisch (bv. arbeiderspartij, groene partij), internationale banden (bv. binnen Europees parlement, socialisten in een fractie) en beleid (bv. liberalen willen vrije markteconomie enz.). Op basis van de criteria kunnen tien grote families onderscheiden worden:
- Sociaal-democraten
- Christen-democraten
- Agrarisch
- Regionalistisch
- Communisten
- Conservatieven
- Extreem rechts
- Nieuw-linkse partijen
- Liberalen
- Groene partijen
Op basis van strategie
Partijen hebben verschillende doelen en moeten dus strategische keuzen maken. Op basis daarvan 3 typen:
- Office-seeking: Streeft ernaar politieke posities te veroveren, en meer in het bijzonder posities in de uitvoerende macht, in de regering. Kan als doel opzich zijn maar ook om mede te bepalen welk beleid er gevoerd wordt.
- Policy-seeking: wordt gedreven door het programma, door de wil om het beleid in een bepaalde richting te sturen. Dat kan door een regeringspartij te worden maar dan moet je concessies doen; daarom ook druk uitoefenen via de oppositie.
- Vote-seeking: Doel is om kiezers te veroveren en te behouden. Dit hoeft ook niet noodzakelijkerwijs door een regeringspartij te worden.
Politieke partijen kennen vaak een overgangsfase waarin ze strijden tegen het systeem en er buiten willen blijven (ook wel anti-systeempartijen genoemd). Partijen die langer leven schuiven op een gegeven moment op naar een loyalere oppositie.
Partijsystemen: Het geheel van alle partijen van eenzelfde politiek systeem en hun onderlinge relaties. Kenmerken (Duverger):
1. Eenpartijsysteem: Geen relatie tussen partijen, vaak in autoritaire politieke regimes waar burgers niet de mogelijkheid hebben om bij verkiezingen een echte keuze te maken (bv. Sovjet-Unie, Cuba).
2. Tweepartijensysteem: Interactie en daardoor competitie tussen partijen. Twee partijen strijden om de macht, een partij wint. Het kan ook zo zijn dat er in werkelijkheid meerdere partijen zijn, maar dat het in wezen gaat tussen twee partijen die echt relevant zijn (bv. UK: Labour vs. Conservatives, of VS: Republikeinen vs. Democraten).
3. Meerpartijensysteem: Meer dan twee partijen strijden om de macht. Twee soorten:
- Gematigd pluralisme: de verschillende ideologien tussen de partijen zijn niet zo groot. Dit maakt het relatief makkelijk om coalities te vormen. Maar: kiezer heeft het gevoel dat er geen echt verschil is.
- Gepolariseerd pluralisme: de verschillende ideologien tussen de partijen zijn groot en daardoor is het moeilijk om coalities te vormen. De coalities die ontstaan zijn broos.
Lees verder