Kiessystemen en stemgedrag
Aan de orde komt de functies van verkiezingen, historische ontwikkeling van kiesrecht, selectie van kandidaten voor verkiezingen, de verschillende soorten kiessystemen (met voorbeeld landen), gevolgen van kiessysteem voor regeren en partijsysteem, stemgedrag en onderzoek hiernaar.
Functies/belang van verkiezingen
Er zijn vier functies van verkiezingen, namelijk:
- de kern van democratisch systeem
- vertelt een partij hoeveel aanhang het heeft
- manier om (deel van) politieke personeel te kiezen
- zo kan men de ‘wil van het volk’ leren kennen
Historische ontwikkeling
Tot ongeveer 1900 heerste er een census-of cijnskiesrecht (belasting betaler of hoogopgeleide mocht stemmen).
Tot 1918 was er sprake van een algemeen meervoudig stemrecht (meer elite stemmen). En pas na WOI kwam er algemeen kiesrecht voor mannen. Vrouwen moesten echter wachten tot in 1919 voor volledig actief kiesrecht.
Voor grootste deel van twintigste eeuw kende België en Nederland opkomstplicht, dit betekende dat mensen verplichtmoesten komen stemmen. In Verenigde Staten moesten mensen zich eerst registreren voordat ze mochten stemmen, zo werden vroeger de slaven en donkere mensen buiten het stemlokaal gehouden.
Er heerst sinds jaren een dalende opkomst bij verkiezingen, dit kan komen door:
- partijen lijken tegenwoordig meer op elkaar
- vooral jongere generaties maken minder gebruik van stemrecht
Uit internationaal onderzoek blijkt dat als minder mensen stemmen de hoger opgeleiden en hogere inkomensgroepen meer gewicht krijgen. Zij blijven namelijk wel stemmen. Het zijn de kwetsbare groepen die eerder afhaken. Er aangezien deze twee groepen wel verschillende belangen hebben, zou het zo kunnen uitpakken dat de kwetsbare mensen er nog ontevredener van worden.
Selectie van kandidaten
De selectie van kandidaten vindt op twee manieren plaats, namelijk door voorverkiezingen (primaries, bijvoorbeeld in VS; onderlinge strijd binnen partij voor vertegenwoordiging) of door het opstellen van een kandidaatslijst (door partijen zelf, leiding beslist na raadpleging leden, selectieproces verloopt conservatief, weinig vernieuwing, in België heerst de quotawet).
Classificatie van mogelijke kiessystemen
| Uninominaal (één voor één zetel toewijzen) | Plurinominaal (meerdere zetels tegelijk toewijzen) |
Relatieve meerderheid (plurality; meer dan andere) | First past the post: grond opgedeeld in kieskringen. Gaat vaak samen met twee partijen systeem. Voorbeeldlanden: Groot-Brittanië, Canada, India. Kan gebruikt worden voor presidentsverkiezingen: één kieskring, één zetel te verdelen. | The winner takes it all: met lijst van kandidaten, als ze winnen worden ze allen gekozen (Voorbeeld: Verenigde Staten). Wederom heeft de derde kandidaat het erg moeilijk. |
Absolute meerderheid (majority; meer dan 50% behalen) | Meer dan 50% van de stemmen halen, kan in meerdere rondes. De tweede ronde (ballotage) kan gewonnen worden met een relatieve meerderheid. (Voorbeeld: Frankrijk) | Zie hiernaast, maar met meerdere zetels te ‘verloten’. |
Proportionaliteit/ evenredigheid | | Zetels verdeling over partijen maar ratio van aantal stemmen (kan vanaf 2 zetels). Twee rekenmethoden: quota (minimaal 1/150 van de stemmen bij 150 zetels) of delerreeks (D’Hondt: aantal stemmen delen door 1 t/m 7 en van de matrix die dan ontstaat de grootste partijen nemen) Voorbeeld: België en Nederland. Nederland proportioneler: door meer zetels kiesdrempel lager én quota meer proportioneel. |
Partijlijsten
Er zijn twee soorten partijlijsten, ze verschillen van elkaar door wie de uiteindelijke macht heeft en wie de voorkeur krijgt op de lijst.
In een
gesloten partijlijst worden de leden door de partij zelf gekozen, omdat de zetels gaan naar de mensen die als eerste op de lijst staan.
In
open lijsten heeft de kiezer de uiteindelijke stem, aangezien zij voorkeuren kunnen uitspreken voor partijleden.
Kiessysteem > Partijsysteem > regeren
Keuze voor kiessysteem heeft gevolgen voor
partijsysteem, namelijk: een hoge kiesdrempel (vooral plurality) leidt tot minder kans voor kleinere partijen OF een lage drempel (evenredig of systeem in twee rondes) deze heeft geen gevolgen voor aantal partijen.
Het kiezen van een partijsysteem heeft weer gevolgen voor de manier van
regeren, namelijk regeren met een relatieve meerderheid: een enkele partij verovert absolute meerderheid van zetels OF regeren met een evenredig kiessysteem, als de partijen dan niet groot genoeg zijn, dan moeten er coalities worden gesloten.
In Duitsland en Hongarije is er een combinatie van verschillende kiessystemen.
Voordelen evenredig systeem:
- geen stemmen verloren
- zelfs kleine partij die stemmen ontvangt komt in het parlement
Aantal gekozen vrouwen kan beheerst worden door een quota of op een negatieve manier door een Uninominaal systeem (dit systeem heeftnamelijk als kenmerk: minder de neiging te heben politiek personeel te vervangen) dus mannelijke dominantie blijft hierdoor langer bestaan
Stemgedrag
Om ons stemgedrag te onderzoeken wordt surveyonderzoek gebruikt, er wordt een representatieve steekproef genomen en aan de hand van persoonlijke gesprekken wordt onderzocht.
De verschillende theoretische invalshoeken:
- politiek sociologisch: sluit dicht aan bij breuklijnentheorie, politieke partijen zijn de dragers van de belangen van bevolkingsgroepen. De kans dat een lid van een bepaalde sociale groep op de partij stemt die bij die groep hoort is veel groter dan hij/zij voor een andere partij zou kiezen. Sociale groepen die ontstaan zijn uit breuklijnen zijn steeds minder duidelijk aan de oppervlakte. Een sociologische theorie gaat uit van de attitudes en waarden van kiezers.
- Rational-choice theorieën: bekijken het stemgedrag als een individuele keuze in plaats van een collectief besluit, mens handelt naar eigen belangen.
Stemgedrag op lange termijn wordt verklaart door: lidmaatschap of verbondenheid met sociale groep, overtuigingen en dieper liggende waarden.
Stemgedrag op korte termijn wordt verklaart door: de kandidaten, aanwezigheid van televisie, media en toeval (gebeurtenis in de samenleving).