Politieke participatie en sociale bewegingen
Het begrip politieke participatie en zijn vormen worden besproken. Ook wordt er licht geworpen op het feit van ongelijke en dalende participatie. Verder wordt er ingegaan op het fenomeen sociale bewegingen en belangengroepen. Ook wordt de politieke cultuur aangesneden en het onderzoek hiernaar.
Politieke participatie
Politieke participatie:
- informatie over eigen voorkeuren en preferenties (stemmen, debatteren) en
- politieke druk, de burgers geven duidelijk aan dat ze ook inspraak willen hebben in het beleid (staken).
Het verkondigen van je mening kan via:
- conventionele actiemiddelen, deze worden door de overheid of elite zelf georganiseerd (verkiezingen, partijcongressen)
- niet-conventionele actiemiddelen, waarbij de vorm wordt bepaald door de participanten zelf (betogingen).
In het verleden werd politieke participatie niet altijd even positief beoordeeld (overload van leider, hij kan niet aan iedereen’ wensen voldoen). Nu heerst er een meer positieve kijk op.
Ongelijke participatie vanwege het verschil in
- onderwijs (hoger opgeleiden nemen actiever deel, plaatsen andere thema’s op politieke agenda, gevaar van dualisering: lager geschoolden ook op andere maatschappelijke gebieden minder participeren)
- geslacht (alhoewel vrouwen nu even hoog opgeleid zijn en bijna evenveel verdienen participeren mannen nog steeds meer, verklaringen: 1) ongelijkheden in privé-sfeer: minder vrije tijd en 2) organisaties in politiek worden nog steeds grotendeels geleid door mannen.
Dalende participatie? Men stelt dat burgers minder geïnteresseerd/betrokken zouden zijn in politiek. Dit is West-Europa echter nog niet bewezen, er lijkt meer sprake van een verschuiving van traditionele/geïnstitutionaliseerde vormen (partijen en verkiezingen) naar nieuwe/minder geïnstitutionaliseerde vormen (media).
Sociale bewegingen
Pressiegroepen: bedoeling het beleid te beïnvloeden
Sociale bewegingen: zie pressiegroep maar ook een groot aantal andere doelen, bijv. beïnvloeden publieke opinie, bevorderen van solidariteit.
Het geheel van organisaties die intermediaire functie vervullen tussen burger en politiek wordt maatschappelijk middenveld genoemd. Deze organisaties hebben een relatief groot impact op de besluitvorming, vanwege consensusbesluitvorming: niet alleen meepraten, maar organisatie mag ook instemming met uiteindelijke resultaat.
Twee duidelijke modellen over relatie tussen besluitvorming en pressiegroepen:
- Pluralisme: groot aantal onafhankelijke belangenorganisaties, macht is niet gecentreerd (us)
- Corporatisme: aantal deelnemers aan overleg is beperkt (nl, belgie) lijkt een minder positieve oplossing vanwege gesloten circuit, rem op processen van maatschappelijke innovatie, maar het overleg leidt tot betere economische prestaties.
Twee recente ontwikkelingen:
- ontzuiling: organisaties leunen niet meer aan bij een van de levensbeschouwelijke zuilen
- ontwikkeling van nieuwe sociale bewegingen, welke voor een groot deel postmoderne/postmaterialistische waarden vertegenwoordigen (milieu, intergratie, seksualiteit), dus concurrentie
Probleem is met velen belangengroepen dat er free-ridersgedrag ontstaat: groep laat anderen het werk doen. Als iedereen zich op die manier gedraagt, dan draagt niemand nog bij aan het algemeen belang. Van belang is daarom selective incentives: voordelen alleen toekennen aan degenen die ook werkelijk hebben bijgedragen aan het behalen van een bepaalde doelstelling.
Voorstanders van veel belangengroepen zullen zeggen, dat velen de communicatie tussen burger en politiek zullen verbeteren.
Politieke cultuur
Politieke cultuur (civic culture): cruciale voorwaarde voor het slagen van een democratie, het is namelijk het geheel aan houdingen, politieke waarden en gedragingen onder het volk van een land. Over het belang van die politieke cultuur bestaat wat onenigheid a) institutionalisten: de drie machten geven beste garantie voor kwaliteit van bestuur van een land b) andere auteurs leggen de vooral op de belevingen van de bevolking (in landen waar de bevolking de principes en waarden ondersteunt blijkt de democratie beter te werken)
Drie vormen van politieke cultuur (Almond en Verba):
- Parochial political culture: er is geen onderscheid tussen politieke domein en andere levenssferen (vooral in primitieve samenlevingen).
- Subject political culture: politiek systeem waarin gewone burger geen/weinig macht heeft, burger moet vooral wetten gehoorzamen.
- Participant political culture: burgers participeren actief in politiek en maatschappelijk gebeuren.
Meest ideale: CIVIC CULTURE (combinatie van drie vormen): burgers gedragen zich als onderdanen (respect voor wet en gezagsgetrouw), maar ook democratische ordening (deelnemen aan politieke besluitvorming). GB als model, maar daar heerst misschien te veel gehoorzaamheid (Nanny culture).
Onderzoek van Almond en Verba toont aan dat verleden nog altijd invloed heeft doordat waarden en houdingen doorschemeren tot vandaag de dag (zie oost en west Duitsland).
Methodologische kritiek: causale verband van politieke cultuur naar stabiele democratie is niet hard te maken.
Putnam probeert het causale verband in 1970 hard te maken in Italië a.d.h.v. stadsbesturen. Van invloed blijkt: economische ontwikkeling (des te rijker des te beter). Conclusie; als burgers actief zijn, wordt het bestuur gedwongen te luisteren naar de burgers en hen tegemoet te komen.
Sociaal kapitaal als hulpbron: aanwezigheid van normen en netwerken. Bestaat uit drie belangrijke onderdelen:
- Vertrouwen: van burgers in elkaar
- Netwerken van engagement: verenigingsleven
- Normen van wederkerigheid: eigen belang is met anderen samen werken.
Putnam: regio’s waar meer sociaal kapitaal aanwezig is hebben meer kans om optimaal te functioneren en om stabiele democratie in stand te houden.
Kritiek op onderzoek naar politieke cultuur:
- te veel gericht op path-dependency, hierdoor ligt de nadruk op onveranderlijkheid van samenleving en het zet ook weinig aan tot verandering.
- ze heeft weinig ook voor meer moderne vormen in de verhouding tussen burger en politiek: tegenwoordig ligt de nadruk namelijk vooral op mondigheid en zelfstandigheid. Wat eventueel kan leiden tot overbevraging (te veel eisen, politieke systeem kan het niet aan). Maar dit hoeft niet te leiden tot het feit dat politieke cultuur er niet meer zal zijn, want alleen de traditionele gezagsregels komen onder vuur te liggen.
Probleem is dus eigenlijk dat tegenwoordig de democratische idealen sterken worden aangehangen, maar dat we tegelijkertijd kritischer tegenover de instellingen en personen staan die de democratische idealen zouden moeten uitvoeren.