Een boos of woedend kind: hoe kun je helpen?
Ieder kind is wel eens boos. Woedend zelfs. Dat hoort erbij. Sommige kinderen ontploffen echter als het ware van boosheid. Dan kan explosief of implosief zijn. Soms heel vaak, soms heel intens. Veel kinderen leren als vanzelf omgaan met heftige gevoelens van boosheid of angst. Maar vanzelfsprekend is dat niet. Voor het kind heel vervelend, maar ook als ouder, leerkracht of andere betrokkene voel je je dan machteloos. Gelukkig kun je een kind wel hierbij helpen, zodra je de boosheid herkent. Dit doe je door je reactie af te stemmen met behulp van drie B’s: benoemen, begrijpen, begrenzen.
Wat is boosheid?
Mensen worden niet boos geboren. Boosheid is een emotie en een bron van kracht en energie. Onder de boosheid kunnen gevoelens zitten van schaamte, pijn, verdriet (kwetsing), onmacht, angst, teleurstelling, bezorgdheid, verlegenheid, jaloezie, schuld, frustratie en vrees. Boosheid kan ook dieper zitten, omdat aan de basisbehoeften, zoals liefde, veiligheid, eten en drinken nog niet of onvoldoende aan tegemoet wordt gekomen. Er is dus altijd een reden dat je boosheid voelt. Dat betekent niet automatisch dat het ook een goede reden is. Maar de behoefte die achter je boosheid schuilgaat is wel altijd goed, want hoort bij jou. Je temperament, karakter en wat je meemaakt bepalen hoe en op welke manier je je boosheid uit.
Voorbeelden van boosheid
- Stel, je loopt in de stad en iemand stapt per ongeluk op je voet. Au! Je roept boos: "Kun je niet uitkijken!".
- Iemand lacht je uit, omdat je inkt op je neus hebt. Je schaamt je rot. En je wordt boos.
- Je kind komt veel later thuis dan afgesproken. In plaats van dat je laat zien hoe blij je bent, kun je alleen maar boos zijn. Zo bezorgd was je.
- Je hebt net met veel aandacht en moeite een mooie blokkentoren gebouwd en dan valt hij zomaar om. Je hoort je kind schreeuwen en ziet dat hij met de blokken gooit.
- Als het anders loopt dan je dacht, word je meteen boos. "Waarom gebeurt mij dit ook altijd?", vraag je je af.
- Je zit op de fiets en de fietser voor je snijdt je bijna de weg af. Je voelt je niet gezien en trekt snel de conclusie dat de ander je negeert. Woedend word je daarvan en je reageert meteen fel: “Kun je niet uitkijken!”.
Frustratietolerantie
Als je niet goed weet hoe je met deze gevoelens om moet gaan, uit je ze in boosheid. Sommige kinderen kunnen zo boos of kwaad worden, dat ze in woede uitbarsten en een driftbui krijgen. Woedend is dan de overtreffende trap van boos. Kinderen geven dan zelf aan dat het dan ook van binnen voelt alsof ze ontploffen, als een vulkaan of raket. Boosheid is een gevoel, maar heeft dus ook een lichamelijk effect in en op je lijf. Je kunt de boosheid overal in je lijf voelen, in je hoofd, je buik, je benen, je armen of vuisten. Of op meerdere plekken in je lichaam. Meestal voelt boosheid als negatieve spanning. Je bloeddruk stijgt, je hart gaat sneller kloppen, je ademhaling versnelt, het cortisol en serotonine (hormoon)gehalte in het bloed nemen toe. Kortom: je lichaam reageert alsof er gevaar dreigt. De meeste mensen vinden boosheid dan ook geen fijn gevoel. Dat geldt voor kinderen en voor volwassenen.
Maar met boosheid zelf is niets mis. Het kan zoals gezegd (positieve) energie en kracht geven. En het is een signaal dat er iets gebeurt dat je niet prettig vindt. Mensen gaan over je grenzen heen, je voelt je gekwetst of hebt pijn. Dát is het gevoel waar het om gaat. Maar hoe intenser dit gevoel hoe lastiger het is om hier goed mee om te gaan oftewel hoe moeilijker het is om dit gevoel goed te reguleren. Het gaat dan om emotieregulatie. Het is goed om onderscheid te maken tussen het gevoel 'boosheid' en de manier waarop dit gevoel zich uit in gedrag. Dat zijn namelijk twee heel verschillende dingen.
Boosheid uiten
Het is heel moeilijk om na te blijven denken als je door een zee van emoties wordt overspoeld.
Het gedrag dat bij boosheid of woede hoort kan heel verschillend zijn. Hoe uit boosheid zich bij je kind?
- Fysiek agressief gedrag, zoals slaan, schoppen, gooien.
- Verbaal agressief gedrag, zoals schelden en vloeken.
- Huilen, krijsen, schreeuwen
- Chagrijnen, mokken, humeurig gedrag
Geef woorden aan de verschillende niveaus van boosheid die er zijn. Een lichte boosheid heet bijvoorbeeld: geïrriteerd, uit je humeur, chagrijnig, gefrustreerd, knorrig, geërgerd. Al bozer wordt: giftig, boos, kwaad, nijdig en heftige boosheid geef je woorden als woedend, razend, witheet, over de rooie. Zo help je je kind de woordenschat te geven om in woorden uiting te geven aan zijn of haar boosheid.
Emotieregulatie
Kinderen die vaak en/of snel heel boos worden trekken een grote wissel op ouders en andere betrokkenen. Ze zijn erg bepalend voor de sfeer en zorgen ervoor dat je het gevoel hebt dat je op eieren loopt, wanneer het minste of geringste aanleiding is voor je kind om in woede uit te barsten. Dit negatieve gedrag wil je niet belonen, maar straffen werkt vaak ook averechts. Wat moet je doen? Je kunt je kind helpen om (beter) te leren omgaan met negatieve emoties als boosheid. Je kunt al praten over boosheid met je kind vanaf dat het een jaar of vijf is. Vanaf ongeveer acht jaar kun je verwachten dat ze zelf op hun gedrag kunnen reflecteren.
Boosheid: onmacht of onwil?
De boosheid van je kind is onmacht, geen onwil. Dat is het uitgangspunt. De manier waarop je het gedrag van het kind interpreteert, heeft rechtstreeks invloed op je aanpak. Je zou kunnen denken dat kinderen die snel boos worden, dit expres doen. Ze willen zo hun zin doordrijven, de aandacht trekken, en zijn brutaal. Zo zou je kunnen denken. Door boosheid zo op te vatten zou je kunnen denken dat je alleen je kind ervan hoeft te overtuigen dat jij als volwassene de baas bent of het kind op een andere manier motiveren om te luisteren. Maar het kind doet het niet expres! Deze kinderen, groot of klein, willen wèl, maar kunnen (nog) niet anders. Ook zij willen, net als alle kinderen gewoon meewerken, meedoen en liefde krijgen en geven. Hij of zij heeft alleen nog geen andere manier gevonden om om te gaan met de gevoelens of behoeften die achter de boosheid schuilen. Ze kunnen nog niet omgaan met hun frustratie en weten geen raad met hun boze gevoel. Als je het zo bekijkt, ga je ervan uit dat ze nog bepaalde vaardigheden missen om goed om te kunnen gaan met hun boosheid. Het fijne daarvan is dat je vaardigheden kunt oefenen. Laat de kalenderleeftijd van je kind dan ook los wanneer het gaat om het omgaan met boosheid. Natuurlijk is het makkelijker (en ook sociaal meer geaccepteerd) wanneer een peuter zich in het gangpad van de supermarkt uit boosheid op de grond gooit, dan wanneer een tienjarige hardop schreeuwt van woede. Maar hoe oud deze kinderen ook zijn, soms is het goed kunnen omgaan met hun emoties om wat voor reden dan ook wat vertraagt. Ze mogen het nog leren en kunnen dan beter worden in het omgaan met hun emoties. Jij kunt ze daarbij helpen! En dat biedt perspectief en geeft hoop.
Eigenlijk vraagt je kind om begrip en rust wanneer het boos wordt. Je kind wordt overvraagd, is gefrustreerd, overprikkeld of er zit een ander gevoel onder de boosheid waarmee het geen raad weet. Het kind kan niet anders dan boos worden. En dat is eigenlijk heel sneu. Want boosheid roept boosheid op. Frustratie echoot frustratie. Waar verdriet bijvoorbeeld gespiegeld wordt door empathie, is dat bij boosheid anders. In reactie op de boosheid van je kind, kun je zelf ook boos of gefrustreerd raken. Terwijl het juist zo belangrijk is om zelf de rust te bewaren en helder en kalm te blijven nadenken. Een
adempauze kan hierbij helpen. Maar ook pedagogisch perspectief blijven nemen helpt.
Pedagogisch perspectief nemen
Je wilt dat je kind opgroeit tot een gezonde volwassene. Je hoopt dat hij of zijn kan omgaan met veranderingen en bestand is tegen teleurstellingen en frustraties, waarbij hij of zijn alle gevoelens kan uiten, zonder ze als boosheid te verpakken. Een boze bui van een kind is dus geen probleem, maar een leermoment. Zowel voor het kind als voor jezelf. Het kan zomaar blijken dat je ook zelf nog het een ander aan boosheid te verwerken hebt, en dat je het daarom ook zo lastig vindt om om te gaan met andermans boosheid. Laat het gedrag los als probleem, maar zoek naar de oorzaak en mogelijkheden!
Een aanpak om je boze of woedende kind te helpen
Als hulpmiddel om je kind om te leren gaan met gevoelens van boosheid kun je de drie B's hanteren:
- Benoemen
- Begrijpen
- Begrenzen
Benoemen
Om het gedrag te kunnen benoemen moet je het eerst herkennen. Kijk dus goed naar het kind en observeer wat je ziet. Waaraan zie je dat het kind boos is? Soms spreekt dit voor zich, maar een kind dat als het ware implodeert en zich in zichzelf terugtrekt kan net zo boos zijn als een kind dat al schreeuwend om zich heen slaat.
Benoem naar je kind toe dat je ziet dat het boos wordt of is. Je kunt gewoon zeggen: “Ik zie dat je boos bent.”. Daarmee herken en erken je het gedrag. Zeker als je kind nog klein is of non-verbaal kun je je woorden nog onderstrepen door je woorden ook te verbeelden. Laat je hierbij inspireren door het gedrag van het kind, maar doe dit beheerst en rustig. Je kunt als het ware een beetje meebewegen met je kind, door mee te stampvoeten bijvoorbeeld.
Het is belangrijk om controle te houden over je eigen emoties. Door zelf boos te worden kun je de boosheid van je kind verder opdrijven. En dat wil je juist niet. Je kind uit zijn of haar boosheid bij jou en is hierin het meest kwetsbaar. Daarom is het van essentieel belang dat je kind zich veilig weet en dat het emotionele vertrouwen op orde is. Dit is altijd nodig om tot leren te kunnen komen. Dus wil je je kind (on)bewust iets bijbrengen, dan zul je hier aandacht aan moeten besteden. Praat dus zoveel mogelijk met een rustige stem en spreek de woorden die je zegt goed uit. Hanteer hierbij de luisterafstand die passend is bij de leeftijd van je kind. Hoe jonger, hoe dichterbij je moet staan om gehoord te kunnen worden. Is je kind een jaar? Zorg dan dat je niet verder dan een meter van hem of haar afstaat. Twee jaar (of ouder)? Blijf binnen twee (tot drie) meter van je kind.
Begrijpen
Begrijpen geeft grip op emoties en dat helpt bij het reguleren ervan. Wanneer wordt het kind boos? Wat is de aanleiding voor de boosheid? Hoe vaak wordt het boos? Gebruik hiervoor eventueel een
ABC-observatieschema. Het heeft weinig zin om hierover met je kind te praten terwijl het zo boos is. De boosheid overstemt vaak al het andere.
Sommige kinderen kunnen wel aangeven dat ze boos worden en hoe boos ze zich voelen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een thermometer. Het aantal stapjes tot de ergste boosheid kun je groter maken, naarmate het kind ouder wordt en/of meer inzicht krijgt in de - opmaat tot de - eigen boosheid. Je kunt ook een andere metafoor verbeelden, die je kind aanspreekt zoals een vulkaan, raket of windroos (met onweer als je kind écht heel boos is).
Inleven
Wat ook kan helpen om de boosheid van je kind te begrijpen is je inleven of verplaatsen in je kind. Wat zou jij ervan vinden als je net een bepaald level in een game hebt bereikt en je moeder zegt je dat je onmiddellijk moet stoppen om de tafel te gaan dekken? Of hoe zou jij je voelen als je zo je best doet om een puzzel compleet te maken en je kunt het puzzelstukje dat je nodig hebt niet vinden?
Als je weet wat ervoor zorgt dat je kind boos wordt, kun je ook achterhalen welke vaardigheden je kind nog mist waardoor het zo boos wordt. Pas als hij of zij deze vaardigheden beheerst kan het goed omgaan met zijn of haar emoties. Deze vaardigheden kun je oefenen met je kind.
Boosheid wordt vaak veroorzaakt door een combinatie van:
- inflexibiliteit; en
- lage frustratietolerantie
Als dingen anders lopen dan verwacht of gepland, als de verwachting niet in de pas loopt bij de werkelijkheid, als kinderen de wereld om hen heen niet begrijpen, kan het gevoel van onmacht en onrecht dat hiermee gepaard gaan een gevoel van boosheid oproepen. Juist kinderen die gauw en intens boos worden oordelen snel over een situatie of over anderen en voelen zich snel tekortgedaan, met veel frustratie als gevolg. Wanneer kinderen moeite hebben om te gaan met hun frustraties is boosheid het resultaat. Terwijl dit niets verandert aan de situatie en ze hierdoor alleen maar (meer) in de problemen komen. En dat is zoals gezegd eigenlijk heel sneu voor het kind.
Dit komt door een tekort aan:
- Executieve vaardigheden
- Taalverwerkings- en cognitieve vaardigheden
Executieve vaardigheden: zelfsturing
Executieve vaardigheden zijn de uitvoerende regelfuncties die je nodig hebt om jezelf te sturen en goed en adequaat op situaties te reageren. Het zijn processen in je hersenen die je gedrag sturen en regelen. Als een kapitein op een schip of een dirigent van een orkest. Je kunt hierbij denken aan:
- De organisatie van je gedrag (Als je kind weinig flexibel is en bijvoorbeeld moeite heeft met onvoorspelbaarheid, een probleem op een andere manier op te lossen of het lastig vindt om te gaan met overgangen.)
- Planning en prioritering (Als je kind moeite heeft met het inschatten van tijd en/of om dingen in een logische of vaste volgorde te doen. Of als je kind het moeilijk vindt om vooruit te denken, een plan te maken of om beslissingen te nemen.)
- Aandacht (Als je kind het moeilijk vindt om gefocust te blijven. Het gaat dan om gerichte aandacht en volgehouden aandacht.)
- Werkgeheugen (In het werkgeheugen wordt taakgerelateerde informatie die binnenkomt tijdelijk opgeslagen, zoals het maken van een rekensom of het ophangen van je jas wanneer daarom wordt gevraagd. Het gaat dan om de organisatie van je kennis.)
- De beheersing van je emoties (Als je kind moeite heeft om zijn emotionele reactie in toom te houden.)
- Zelfinzicht/gedragsevaluatie (Als je kind het lastig vindt om zijn/haar rol in een situatie te zien. Wanneer je kind het moeilijk vindt om sociale situaties juist te interpreteren of als het moeite kost om het effect van zijn/haar gedrag op anderen in te zien. Als je kind het moeilijk vindt om niet meteen negatieve interpretaties of oordelen aan andermans gedrag te koppelen, bijvoorbeeld doordat het slecht gezichtsuitdrukkingen van een ander kan lezen.)
- Inhibitie (Als je kind erg impulsief kan reageren, impulsen uit zijn omgeving niet goed kan onderdrukken en weinig rem heeft op het gedrag.)
Je kunt deze executieve vaardigheden versterken door er samen met het kind bewust aandacht aan te besteden en veel mee te oefenen. Belangrijk hierbij is niet dat een kind het niet kan, maar dat een kind het nóg niet kan. Daarbij zijn er natuurlijk heel veel dingen die een kind al wel goed kan. Maar niet iedereen is even goed is alles en iedereen heeft iets te leren. Wat een saai leven zou het anders zijn!
Taalverwerkings- en cognitieve vaardigheden: begrijpt je kind zijn gevoel?
Heeft het kind woorden voor zijn gevoel? Kan het kind in woorden uitdrukking geven aan zijn emoties? Een klein kind heeft nog niet de woordenschat hiervoor, maar ook sommige grotere kinderen vinden dit moeilijk. Door zijn emoties te herkennen en te benoemen, help je het kind hierbij. Napraten, na afloop van de boze bui, kan ook helpen. Maar, dit geldt niet voor alle kinderen! Sommige kinderen, zeker kinderen met autisme, kunnen door na te praten hierover weer opnieuw boos worden, omdat ze het gevoel zo weer terughalen. Dan is het beter om een algemene situatie als uitgangspunt te nemen of uit te gaan van een fictief persoon, die hetzelfde overkomt. De trainingen 'Baas over Boos / Baas over Bang' (met het jongetje BOB) zijn hierop gebaseerd. Soms is het makkelijker om voor een ander kind te weten wat het voelt en kan doen dan voor jezelf.
Begrijpt je kind wat er wordt gezegd? Laat je woorden bezinken en geef het kind de tijd om ze binnen te laten komen. Bij sommige kinderen duurt het even voordat doordringt wat je zegt. Het is dan beter om een stilte te laten vallen, dan om door te blijven praten. Daardoor blijf je zelf ook rustiger.
Soms worden er te hoge cognitieve eisen gesteld aan een kind. Een kind wiens hersenen niet daarop zijn afgesteld kan niet adequaat reageren en rest dan bijna niets anders dan boos te worden. Wordt je kind boos, en houd je rekening ermee dat je kind niet begrijpt wat je zegt? Dan weet je op dat moment ook dat je je verwachtingen moet bijstellen om nog meer aan te kunnen sluiten bij het niveau van je kind zodat je deze frustraties zoveel mogelijk vermijdt.
Begrenzen
Door de boosheid van je kind te benoemen en te begrijpen baken je de boosheid al af. Je helpt het kind zo bij het ervaren en definiëren van boosheid.
Dit begrenzen kun je ook fysiek doen, door een time-outplek te creëren. Soms moet dit zelfs. Door vooraf maatregelen af te spreken met je kind begrens je de boosheid en geef je je kind een gevoel van veiligheid door houvast en structuur te bieden. Als je kind zo boos is dat het kans loopt zichzelf of anderen pijn te doen, is het belangrijk dat je het in zijn of haar woede ook fysiek begrenst. Wijs een bepaalde plek of ruimte aan als veilige plek waar je kind naartoe kan als het boos is. Maak er geen strafplek van. Het is een rustplek, bedoeld om je kind de ruimte geven veilig zijn boosheid te kunnen uiten en af te kunnen koelen en te kalmeren. Soms is het beter om een plek in eenzelfde kamer of in het zicht te creëren, zodat je oog houdt op je kind. Verschillende niveaus van boosheid kunnen ook vragen om een andere aanpak. Is het kind nog niet zo boos, dan kan het misschien even afkoelen achter de computer, of door even op de zitzak te kalmeren. Is de boosheid al opgelopen kan het beter zijn om een rustige plek op te zoeken. Maak hierover duidelijke afspraken, buiten de boze buien om, het liefst samen met je kind. Eventueel kun je dit in pictogrammen verbeelden, zodat een kind ook kan zien wat er van hem of haar wordt verwacht wanneer het te boos wordt. Dat geeft houvast.
Wat kan het kind zelf doen wanneer het boos is?
Een kind mag ook zelf verantwoordelijkheid nemen voor zijn gevoelens. Ook dit hoort bij
het leren omgaan met boze gevoelens en gedachten. Zoals gezegd vraagt dit wel veel van de executieve vaardigheden van een kind. Het zal dan ook zeker hulp hierbij nodig hebben of met kleine stapjes moeten worden aangepakt. Maar elk stapje is er één!
Het helpt als het kind voelt dat het boos wordt of nog beter boos begint te worden. Door te letten op wat er gebeurt in zijn lichaam kan het leren de signalen van boosheid al vroeg op te pikken. Het is makkelijker om je gedrag te kunnen bijsturen wanneer je nog niet zo boos bent dan wanneer je je al wel heel boos voelt.
Wanneer het kind voelt dat het boos wordt, kan het hulp zoeken in de volgende dingen:
- Afkoelen / Aandacht verleggen / Concentreren (rustige plek zoeken, concentratie op je buikademhaling bijvoorbeeld; bewust kijken en luisteren naar wat er om je heen gebeurt, muziek luisteren)
- Afleiden / Anders doen (Ga terug naar waar je mee bezig was of ga iets anders doen en richt daar je aandacht op en negeer hetgeen je boos maakt)
- Kijken zonder mening (Trek niet te snel conclusies, maar probeer je boosheid los te koppelen van de situatie. Wat gebeurt er? Maak eventueel een GGGGG-schema om meer grip te krijgen op de boosheid).
Begeleiden van boos gedrag
Als volwassene kun je
het kind hierbij ondersteunen. Je kunt je kind gidsen door situaties waarin je kind zelf geen uitweg weet, behalve boos te worden en vervolgens ook in de boosheid verstrikt raakt. Door samen een plan te maken wanneer het kind rustig en blij is, zodat het weet wat het kan doen wanneer het weer overspoeld wordt door gevoelens van boosheid of woede. Dan werken jullie samen proactief aan het probleem op zoek naar een voor alle betrokkenen goede oplossing. De hierboven genoemde stappen die het kind zelf kan zetten wanneer het boos is, kan het misschien (hoogstwaarschijnlijk) niet alleen bedenken. Alle hulp is dan welkom.
Natuurlijk kan het soms zo zijn dat je kind zo vaak en zo intens boos wordt dat je kind, maar ook jijzelf er geen raad mee weet. Dan is het goed om niet alleen ermee te blijven zitten of te blijven tobben, maar hulp in te schakelen. Dit kan al bij het Ouder-kindadviesteam of Zorg- en Adviespunt van de gemeente, of bij de huisarts, die de weg naar de specialistische Jeugd Gezondheidszorg voor jullie kan vrijmaken. Uiteindelijk gaat het erom het kind zoveel mogelijk positieve ervaringen te laten opdoen, juist in zulke lastige omstandigheden. Als iemand een kind hierbij kan helpen, met of zonder professionele hulp, ben jij het!