Mijn kind is bang: angst en ontwikkeling
Elk kind kent angsten. Bang zijn hoort erbij en heeft een functie. Bij de verschillende ontwikkelingsfasen die een kind doormaakt horen specifieke angsten. Toch zal niet elk kind hier in dezelfde mate last van hebben. Elk kind, elke ouder en elke situatie is weer anders en heeft invloed op de angst beleving en angst uitingen van een kind. Welke angsten kan je nu verwachten tijdens het opgroeien van je kind?
De functie van angst
Angst hoort erbij en is een waarschuwing voor dreigend gevaar of bedreigende situaties. Dit kunnen lichamelijke bedreigingen zijn zoals vuur, diep water of een grote hoogte, maar het kan ook gaan om geestelijke bedreigingen zoals een examen, onbekende mensen, pesten. Dergelijke situaties kunnen angst oproepen. Het liefst zou je als ouder je kind deze angstige gevoelens besparen, dat is echter niet reëel. Je kunt kinderen niet opvoeden zonder angst.
De verschillende ontwikkelingsfasen en angst
In elke ontwikkelingsfase beleeft en begrijpt een kind de wereld op een specifieke manier. Dit leidt ook tot angsten die met name in de betreffende fase van de ontwikkeling op de voorgrond treden.
De babyperiode
Hele jonge baby's moeten zich nog leren aanpassen aan de omgeving en kunnen schrikken van geluiden, fel licht etc. Ze uiten dit door te gaan huilen. Aan de andere kant wijst huilen bij een jonge baby niet altijd op angst. Het is de enige manier waarop het kindje zijn ongenoegen kan uiten en het kan bijvoorbeeld ook betekenen dat het honger heeft of moe is.
Tussen de 7 en 9 maanden begint een kind bekenden van onbekenden te onderscheiden. Het lacht niet meer tegen iedereen en het kind wordt eenkennig. In deze periode ontstaat de angst dat de vertrouwde persoon vertrekt en niet meer terugkomt en het kind wordt angstig voor vreemden. Geleidelijk aan zal het kind leren dat een persoon die niet in zicht is toch nog aanwezig kan zijn en leert het er op vertrouwen dat de vertrouwenspersoon weer terug zal komen.
Wanneer een kind opgroeit in een veilige, emotioneel voorspelbare omgeving zal het een gevoel van basisveiligheid ontwikkelen. Dit zal hem helpen om vertrouwen te hebben in de beschikbaarheid van zijn opvoeders. In deze periode is het belangrijk om je kind te laten voelen dat je er voor hem bent. Troost hem als hij verdrietig is, pijn heeft of angstig is.
Peuters en kleuters
Rond anderhalf tot twee jaar ontstaat bij het kind een identiteitsbesef. Het kind gaat zich zelf ervaren als een "ik", een persoon met een eigen wil die de dingen in zijn omgeving kan beïnvloeden. Tegelijkertijd gaat het kind meer op onderzoek in die grote wereld en komt een hoop dingen tegen die het niet begrijpt en waar het geen invloed op heeft. Dit kan het kind angstig maken. Denk bijvoorbeeld aan onweer en storm maar ook aan elektronische apparaten zoals een stofzuiger die lawaai maakt en alles "opeet". Op deze leeftijd gaan kinderen de wereld ontdekken en geleidelijk aan kan de afstand tot de opvoeders wat groter worden. Opvoeders moeten echter wel in de buurt zijn om op terug te kunnen vallen.
In deze periode kan het kind nog moeilijk onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid wat ook tot angsten kan leiden. Een monster onder het bed behoort tot de mogelijkheden. Het heeft geen zin hier tegen in te gaan. De oplossing zoeken binnen de fantasie, bijvoorbeeld door samen het monster te verjagen, werkt dan het best.
Op deze leeftijd kan ook verlatingsangst optreden, bijvoorbeeld wanneer het kind 's avonds alleen in zijn bedje ligt. Het kind heeft behoefte aan nabijheid en steun om zijn angsten te overwinnen. Een begripvolle houding, waar nodig uitleg geven of samen naar een oplossing zoeken werkt het best. Tegelijkertijd is het belangrijk het kind het vertrouwen te geven dat het zelf ook tot oplossingen kan komen. Probeer steeds te zoeken naar wat het kind van jou nodig heeft en wat het zelf aankan zodat het steeds meer zelf leert omgaan met zijn angsten.
Het schoolkind
Het schoolkind (6-12 jaar) gaat steeds meer van de werkelijkheid begrijpen, kan steeds meer zelf verklaren en is steeds meer in staat tot logisch redeneren. Je ziet dan ook dat veel angsten uit de voorgaande periode verdwijnen.
Het zijn nu niet meer zozeer de concrete angsten voor honden, stofzuigers en dergelijke, maar meer vluchtige, ongrijpbare angsten waar een kind over kan tobben. Het kind kan zich meer een voorstelling maken over verleden, heden en toekomst en kan zich zorgen gaan maken over dingen die zouden kunnen gebeuren zoals het doodgaan van zijn moeder of zelf een ongeluk krijgen.
Het kind moet zich ook meer en meer redden in sociale situaties op school, maar ook op de sportclub of in de buurt. Ook dit kan spanning en angst opleveren bijvoorbeeld door de angst er niet bij te horen, door groepsdruk etc. Op deze leeftijd worden er ook steeds meer eisen aan een kind gesteld. Er zijn bijvoorbeeld verwachtingen over schoolprestaties. Dit kan maken dat een kind angstig wordt om te mislukken en last krijgt van faalangst.
In deze periode is het belangrijk dat je je kind laat voelen dat het goed is zoals het is. Dat het zich op zijn eigen tempo mag ontwikkelen en dat je vertrouwen in je kind hebt. Zorg er ook voor dat je kind zich vrij voelt om ervaringen met je te delen. Je bent niet altijd meer in de buurt om te ondersteunen. Als je je zorgen maakt over je kind praat hier dan over met anderen die je kind begeleiden zoals leerkracht of sportdocent. Ga samen op zoek naar de oorzaak en oplossingen. Betrek je kind hier zoveel mogelijk bij.
Omgaan met angst bij kinderen
Elke ontwikkelingsfase vraagt een specifieke benadering van de angsten die dan spelen. Toch zijn er ook een aantal algemene uitspraken te doen over hoe je om kunt gaan met angsten van kinderen.
Bang zijn mag
Om te beginnen is het belangrijk om angsten van kinderen altijd serieus te nemen. Gebeurt dit niet dan bestaat het gevaar dat een kind niet meer laat zien dat het bang is en komen de angsten op een andere manier tot uiting, bijvoorbeeld middels nachtmerries of vermijdingsgedrag. Je kind helpen om zijn angst te overwinnen en samen met je kind zoeken naar oplossingen is altijd de beste aanpak.
Een beloning
Bij sommige specifieke angsten kan je je kind helpen door een goede uitleg te geven en een beloning te koppelen aan de gebeurtenis. Bijvoorbeeld uitleggen wat de dokter gaat doen en als het kind goed heeft meegewerkt samen een ijsje gaan eten.
Het goede voorbeeld
Verder kan een goed voorbeeld helpen. Wanneer de moeder angstig reageert bij het zien van een hond is de kans groot dat het kind ook een angst voor honden ontwikkelt.
Er overheen groeien
De belangrijkste boodschap uit de ontwikkelingsleer is misschien wel dat kinderen vanzelf over de meeste angsten heen groeien. Soms is een extra zetje of het samen zoeken naar een oplossing genoeg.
Toch kan het ook voorkomen dat angsten uitgroeien tot obstakels in de ontwikkeling. Je kind wordt beheerst door zijn angsten of het oplossen van angstige situaties lukt onvoldoende, denk bijvoorbeeld aan pestgedrag waar het kind mee te maken krijgt of angst als gevolg van traumatische ervaringen. In die gevallen is het verstandig om professionele hulp in te schakelen.
Lees verder