De redeneervormen: Deductie, Inductie & Abductie
We trekken dagelijks conclusies. Wat we eigenlijk niet in de gaten hebben is dat we hierbij gebruik maken van verschillende redeneervormen. In de wetenschapsfilosofie komt men drie redeneervormen tegen. In dit artikel is een introductie tot deze vormen van beredeneren.
Deductie
Als men gebruik maakt van deze vorm van beredeneren dan kan men er 100% zeker van zijn dat de conclusie waar is. Deductieve argumenten maken gebruik van premissen, dat zijn een soort basis regels die per definitie waar zijn. Bij een deductieve beredenering volgt de conclusie uit meerdere premissen waardoor ook de conclusie per definitie waar is. Het klassieke voorbeeld gaat als volgt:
- 1 - Alle mensen zijn sterfelijk
- 2 - Socrates is een mens
Conclusie: Socrates is sterfelijk
Je ziet dat als de premissen waar zijn, dat de door deductief beredeneren verkregen conclusie ook waar is.
- 1 - Alle auto's die na 1994 zijn gebouwd hebben een katalysator
- 2 - Mijn auto heeft een katalysator
Conclusie: Mijn auto is gebouwd na 1994
Dit lijkt ook een juiste beredenering te zijn, maar kijk eens goed. De conclusie volgt in dit geval niet logischer wijs uit de premissen. Impliciet trek je de conclusie enkel op basis van de eerste premisse. Maar volgens Premisse 1 kunnen er ook auto’s van voor 1994 zijn die een katalysator hebben! Het lijkt dus alsof deductief beredenering voor zich spreekt, maar blijf altijd alert!
Deductie wordt voornamelijk toegepast in de logica, zoals in de voorbeelden hierboven, en in de wiskunde.
Inductie
Deze manier van beredeneren lijkt heel erg accuraat, maar in werkelijkheid is hij dat niet. In het volgende kopje zal ik daar op terug komen. Eerst ga ik uitleggen wat inductie precies is. Bij inductie draait het om generaliseren. Als men in verschillende situaties heeft waargenomen dat iets telkens gebeurt, dan trekt men daaruit de conclusie dat dit altijd zal gebeuren. Neem bijvoorbeeld de zwaartekracht. Telkens als wij iets laten vallen zien wij dat het voorwerp zich naar de grond toe beweegt. Als je nu je pen laat vallen, dan verwacht je dat deze wederom de grond raakt. Deze conclusie trek je enkel omdat je al herhaalde keren hebt gezien dat de pen valt, maar in werkelijkheid is dit geen garantie dat de pen nu weer zal vallen. Dit voorbeeld is misschien wat extreem, maar het principe van “ 1x, 2x dus altijd” is er wel goed mee uit te leggen. In tegenstelling tot deductie volgt de conclusie dus niet logischer wijs uit de premissen, maar is het wel aannemelijk dat de conclusie juist is.
- 1. Ik heb 10 mensen ondervraagd en allen waren rechtshandig
- 2. John is een mens
John is rechtshandig
In principe is dit voorbeeld exact hetzelfde als mijn voorbeeld met zwaartekracht! Zelfs als je alle mensen op onze planeet zou vragen of zij links of rechtshandig zijn, en allen zeggen dat zij rechtshandig zijn, dan is het nog steeds niet zo dat linkshandigheid niet voorkomt. De conclusie is dan wel erg aannemelijk, maar niet zo sterk als een deductieve conclusie.
Is inductief beredeneren verantwoord?
De filosoof David Hume vertelde ons dat vrijwel alle beslissingen in ons leven op inductie gebaseerd zijn. We trekken immers de hele dag door conclusies die gebaseerd zijn op eerdere ervaringen. Hume vindt dat dit niet verantwoord is omdat de conclusie niet volgt uit vaste regels. Daarnaast hebben wij slechts een beperkt aantal eerdere ervaringen. We nemen bijvoorbeeld aan dat het water uit de kraan te drinken is, maar hoe weten wij dit zo zeker? De filosoof Karl Popper kwam, min of meer, met een oplossing voor het inductie probleem. Hij stelde dat men altijd een hypothese kan vormen, bijvoorbeeld: het kraanwater is niet dodelijk. Dit kan men toetsen, oftewel het is falsifieerbaar. Zolang er geen doden valt door het drinken van kraanwater kan de hypothese niet verworpen worden en is er in principe niets mis met de conclusie dat kraanwater te drinken is. Popper is het wel met Hume eens dat inductie nooit logisch verantwoord kan zijn.
Abductie
Dit is de minst accurate manier van beredeneren. Het is zoeken naar een conclusie die het beste past bij hetgeen dat waargenomen is. Men zou het ook kunnen omschrijven als “gissen”. Vaak wordt deze manier van beredeneren toegepast bij rechten, detectives op tv en bij archeologie. Iemand wordt bijvoorbeeld veroordeel omdat het zeer aannemelijk is dat hij de dader is. Alle bewijzen maken het mogelijk dat die persoon daadwerkelijk de dader is geweest. In de archeologie ziet men voorbeelden bij de weergave van fossielen. Een dinosaurus wordt bijvoorbeeld eerst weergegeven met zijn staart slepend over de grond. Het is immers een zwaar ledemaat en het zou het efficiëntst, en dus het meest aannemelijk zijn, als de dinosaurus deze over de grond zou slepen. Een tijdje later vindt men echter fossiele voetstappen van deze dinosaurus, maar tussen de voetafdrukken ontbreekt een sleepspoor van de staart! Nu is het het meest aannemelijk dat de staart dus in de lucht werd gehouden. De expositie moet weer worden aangepast.
Conclusie
Je ziet dat verschillende manieren van beredeneren beschikbaar zijn. We gebruiken ze allemaal, iedere dag, zonder er erg in te hebben. Als je enkel gebruik zou maken van deductie dan heb je het altijd bij het rechte eind. Met inductie benader je wel een 100% zekerheid, maar als je volgende keer je computer opstart, ga er dan niet met 100% zekerheid van uit dat deze niet zal ontploffen!
Lees verder