De krimp biedt ook kansen
In plattelandsregio’s krimpt de bevolking. Niet alleen gaan er meer mensen dood dan er geboren worden, jongeren trekken ook massaal naar de grote stad. Zo’n krimp wordt bij herhaling als dreigend afgeschilderd, maar is het wel zo negatief? Of biedt de krimp misschien ook kansen. En zo ja, hoe zit dat dan?
Dalende inwonersaantallen door vergrijzing en trek naar de stad
De bevolking in Nederland vergrijst. Er sterven meer mensen dan er geboren worden. Maar behalve die natuurlijke krimp hebben sommige regio’s ook te maken met een andere vorm van teruglopende inwonersaantallen. Het is immers een algemene trend dat jongeren steeds meer naar de grote steden trekken, niet alleen omdat de
banen voor jongeren daar toch wat meer voor het oprapen liggen, maar ook vanwege de “way of life”. En om dan maar meteen in goed Nederlands te vervolgen: “de provincie” is niet bepaald “the place to be”.
Hoe erg is de bevolkingskrimp?
Maar is die krimp nu wel zo erg of proberen er mensen met verborgen agenda’s ons allerlei doemscenario’s aan te praten? Denk in dat verband aan politici, projectonwikkelaars en anderen die allemaal voor eigen zaak prediken. Een vraag die erg interessant is voor bestuurders en beleidsambtenaren, want de impact van zo’n bevolkingskrimp kan erg groot zijn. Want minder mensen betekent minder woningen, minder aannemers, minder keukenzaken, minder elektriciens en ga zo maar door.
Rust en ruimte dodelijk voor economische bedrijvigheid
Er zullen dus minder scholen, woningen, bedrijven en voorzieningen nodig zijn. Prima voor de rust en de ruimte, maar dodelijk voor de economische bedrijvigheid in een regio. Plaatselijk wordt het negatieve effect van die bevolkingskrimp enigszins gecamoufleerd, bijvoorbeeld door de komst van buitenlandse studenten en Oosteuropese seizoensarbeiders. Maar dat zijn geen mensen die zich hier blijvend zullen vestigen, ze stichten hier geen gezin en ze kopen er geen woning.
Provinciale en gemeentelijke bestuurders soms hardleers
In sommige krimpregio’s staan tienduizenden woningen leeg terwijl de gemeenten in die regio’s tegen beter weten in blijven volharden in de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe bouwplannen. Dat alles in de misplaatste verwachting dat het inwoneraantal er toch nog zal blijven toenemen.
Vaak wordt onvoldoende onderkend dat door de vergrijzing behoefte is aan andere, vooral kleinere huizen. Ook zou er meer aandacht moeten zijn voor de aanpassing van bestaande woningen om zo aan de toenemende vraag naar woonruimte voor zelfstandig wonende ouderen te kunnen voldoen. Anderzijds doet zich de behoefte aan meer sociale huurwoningen steeds meer voelen omdat starters niet meer aan een hypotheek geraken voor de
aanschaf van een eigen huis.
Biedt de krimp ook kansen?
Veel beleidsambtenaren in krimpregio's zijn van mening dat men alle zeilen moet bijzetten om die regio’s aantrekkelijk te maken voor met name jongeren tussen 15 en 35 jaar. En dat lukt niet door te promoten dat je bijvoorbeeld in de Achterhoek zo rustig kunt wandelen, want als dertiger wíl je juist niet rustig wandelen. Veel gebieden profileren zich wat dat betreft te behoudend en te traditioneel. Wat voor de babyboomer van weleer de ideale omgeving is om er een weekend te recreëren, is niet de meest aangewezen plek voor jongeren om zich blijvend te vestigen en te gaan ondernemen. Daarvoor is noodzakelijk dat de regio (weer) aantrekkelijk wordt om er te wonen en te werken. Dat lukt alleen als de economie floreert en er voldoende banen te vergeven zijn.
Het geld is niet weg, het is gewoon ergens anders
Uit het bovenstaande blijkt dat regionale bestuurders worden geconfronteerd met grote uitdagingen. Naast thema’s als de vergrijzing van de samenleving, migratie of verzorgingsproblemen, moeten zij ook nog eens zien om te gaan met afnemende financiële middelen zoals die door het rijk beschikbaar worden gesteld.
Anderzijds zouden er ook meer en meer projecten kunnen worden gerealiseerd dankzij EU-fondsen. “Brussel betaalt wel" is in dat verband een vaak gehoorde opmerking. Maar juist rond deze tijd wordt er in Brussel weer over onderhandeld hoe de gelden de komende tijd worden verdeeld. En het is nu al duidelijk dat in de nieuwe financieringsperiode voor plattelandsontwikkeling
minder geld beschikbaar komt.
Minder geld hoort zich in eerste instantie niet goed aan. De
bezuinigingen verergeren inderdaad de toch al niet rooskleurige situatie. Maar het kan ook leiden tot de ontwikkeling van nieuwe denkwijzen en minder afhankelijkheid van financiële middelen. Het kan een uitdaging zijn om samen nieuwe kansen te creëren onder het motto "Het geld is niet weg, het is gewoon ergens anders!''