Handelingen van de apostelen: geboorte Messiaanse gemeente
Handelingen van de apostelen is een Joods boek over de geboorte van de Messiaanse gemeente. In ieder hoofdstuk van het Bijbelboek Handelingen van de apostelen kunnen veel Joodse referenties worden aangetroffen. Het boek beschrijft onder meer de opkomst van de vroege Messiaanse gemeente. Navolgers van Jezus – heidenen en Joden - werden toentertijd beschouwd als een Joodse sekte. In Handelingen 9 worden de navolgers van Jezus aangeduid als de 'aanhangers van de Weg'. Veel Joodse gelovigen in Jesjoea (Jezus) identificeren zich nu net als toen, met het Jodendom en het Joodse volk.
Handelingen van de apostelen
Vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw is er wereldwijd een (her)opleving van Messiaanse Joden /
Bron: A Katz/Shutterstock.comHet christendom is van oorsprong Joods
Messianisme
Het Christendom werd aanvankelijk 'Messianisme' genoemd en is ontstaan binnen de Joodse gemeenschap. Het christendom is van oorsprong Joods. Later kwamen er heidenen (niet-Joden) tot geloof. Doordat de universele boodschap van Jezus/Jesjoea culturele grenzen oversteeg, noemt Phil Goble het christendom
transcultureel Jodendom.
Aanvankelijk bestond de Gemeente uit Joden die Jezus als hun Messias hadden aanvaard. Zij bleven ijveraars voor de Tora. De afgelopen 20 eeuwen is er in elke generatie een kleine groep Joodse gelovigen in Israël geweest, die in de Messias Jezus geloofden en tegelijk trouw bleven aan hun Joodse identiteit. Vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw is er wereldwijd een (her)opleving van Messiaanse Joden.
Veel hedendaagse Joden die in Jesjoea geloven, willen Messiaanse of
Messiasbelijdende Joden genoemd worden en geen christenen. Ze willen daarmee benadrukken dat ze Joods zijn en blijven, en dat voor hen het geloof in Jezus de Messias centraal staat. In Antiochië werden de discipelen voor de eerste keer christenen genoemd (handelingen 11:26). Christen komt van Christus en dat komt van het Griekse woord 'Christos', hetgeen hetzelfde betekent als het Hebreeuwse 'Messias'. Christen betekent 'navolger van Christus'.
Joodse wortels van het christendom
Messiaanse Joden zijn zich terdege bewust van de Joodse wortels van het christendom en kijken met een Hebreeuwse bril naar de Bijbelse waarheden. De blijde boodschap, het Evangelie, is oorspronkelijk Joods; het Nieuwe Testament - de B'rith Hadasha of Nieuwe Verbond - is geen boek uit de koker van heidense christenen. Het Nieuwe Testament is volkomen Joods. Alle belangrijke nieuwtestamentische leringen zijn diep geworteld in de Tenach, het Oude Testament, en de schrijvers van het Nieuwe testament waren – wellicht met uitzondering van Lucas – Joden.
De Joodse referenties in het Bijbelboek Handelingen worden besproken. In ieder hoofdstuk kun je zien dat Joden die Jesjoea als hun Messias aanvaardden, voluit Joods bleven. Pas veel later zou de inmiddels verheidenste Kerk, van Joden verwachten dat zij hun Joodse identiteit vaarwel zeiden. Er kwam een diepe breuk met het Joodse volk en de Kerk ging Joden onderdrukken en vervolgen.
Jezus Christus predikt zijn discipelen (meester van de Reichenauer school, ca. 1010) /
Bron: Meister der Reichenauer Schule, Wikimedia Commons (Publiek domein)Anti-Joodse houding van de Kerk
Dwaalleringen
Theologische (antichristelijke) dwaalleringen brachten de kerk ertoe, de Joden te vervolgen. Men dacht God hiermee een dienst te bewijzen en men gaf Joden de schuld van de dood van Jezus. De Kerk kwam met anti-Joodse dogma's en verkondigde de diabolische leer dat zij als het 'echte uitverkoren volk' de plaats hadden ingenomen van de Joden. De Kerk was het 'ware Israël'. De kerk raakte steeds meer los van haar Joodse wortels en heidense elementen deden hun intrede, waardoor het is verworden tot een verheidenst instituut. Door de anti-Joodse houding sprak men een vloek over zichzelf uit. Er staat immers geschreven: 'En wie u [het Joodse volk] vervloekt, zal ik vervloeken' (Genesis 12:3). Wellicht dat daarom de Kerk in Europa als een nachtkaars uitgaat, terwijl in andere werelddelen de Kerk groeit en bloeit als nooit tevoren.
Een wereldwijde beweging van gebed, boete en verzoening
Vooral vanaf de jaren '90 vand e vorige eeuw zijn er vanuit vele christelijke kerken en gemeenschappen wereldwijd een beweging van gebed, boete en verzoening gaande die is gericht op het herstel van de eerste, diepste en meest tragische breuk, die met het Joodse volk. In de bijeenkomst van de apostelen halverwege de eerste eeuw, hebben Joodse gelovigen de gelovigen uit de heidenen verwelkomd (Handelingen 15). De tijd is nu aangebroken, om in omgekeerde richting, 'de kerk uit de besnijdenis' - de Messiasbelijdende Joden - te verwelkomen in het ene Lichaam van Christus, en ze de plaats te geven die hen toekomt: in het beeld van de edele olijfboom van Paulus zijn zij de natuurlijke takken en zijn de gelovigen uit de heiden als wilde takken geënt op de olijfboom (Romeinen 11). De Kerk moet voorts terugkeren naar de Joodse wortels van het geloof en afrekenen met alle heidense invloeden. Alleen op deze manier zal de oorspronkelijke eenheid in verscheidenheid hersteld worden en kan de gemeente van God - bestaande uit Messiaanse Joden en gelovigen uit de volken - tot haar doel komen.
Paulus, Rembrandt (1633 of 1635) /
Bron: Rembrandt, Wikimedia Commons (Publiek domein)Paulus de farizeeër
Nergens in het boek Handelingen (of elders) verklaart Paulus dat hij niet langer een Jood maar een christen is nu hij Jesjoea heeft aanvaard als Messias. Dat zou een vreemde en tegenstrijdige situatie opleveren: een Jood die gelooft in de Joodse Messias Jesjoea, van wie de Schriften getuigen, zou niet langer een Jood zijn. Kan het gekker? Paulus legt daarom nergens zijn Joods-zijn af. Hij werd geboren als Jood, leefde als een Jood en hij stierf als een Jood - een Jood die redding vond in zijn Messias, Jesjoea. Ook na zijn Damascus-ervaring blijft Paulus zichzelf identificeren als farizeeër. Hij zegt onverbloemd tegen het Sanhedrin: "Broeders, ik
ben een farizeeër uit een geslacht van farizeeën" (Handelingen 23:6 - cursivering van schrijver dezes). "Laat ieder blijven wat hij was toen hij geroepen werd," zegt Paulus (1 Korintiërs 7:20). Een Jood legt zijn Jood-zijn niet af op het moment dat hij Jesjoea als Messias aanvaardt. Evenzo wordt een gelovige uit de heidenen geen Jood als hij Jezus erkent als de opgestane Heer. De essentie van Paulus' prediking is dat er alleen redding is door het geloof in de Joodse Messias Jesjoea.
"A Jew does not become less of a Jew by accepting Yeshua but more; in essence he becomes a fulfilled or completed Jew. Yeshua did not come to start a new religion but to fulfill our Jewish faith. He said, ‘Do not think that I came to destroy the Law or the Prophets, I did not come to destroy but fulfill’ (Mt. 5:17). How could I as a Jew become less Jewish by accepting the Jewish Messiah of Israel?" (David Chernoff)
Kinderen vieren Sjavoeot in Israël, 2009 /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (CC BY-2.5)De Gemeente van Christus is ontstaan in Jeruzalem
Beweging of stroming binnen het Jodendom
Aan de hand van een aantal teksten uit het Bijbelboek Handelingen, zal aangetoond worden dat de kerk niet zijn geestelijke wortels heeft liggen in Athene of in Rome. Dáár is de Gemeente van de Here Jezus niet ontstaan. Het Bijbelse Christendom is geen mengelmoesje van Jodendom en heidendom. De Gemeente van Christus is ontstaan in Israël, in Jeruzalem welteverstaan, op Shavuot (Pinksterdag, het Bijbelse Wekenfeest), waarvan een beschrijving te vinden is in Handelingen 2. De Gemeente is ontstaan als een beweging of stroming binnen het Jodendom, waarbij aloude Joodse rituelen, gewoonten en gebruiken toegepast werden en van een nieuwe inhoud werden voorzien. De Gemeente heeft haar wortels zowel in het Oude Testament (Tenach) als in het Nieuwe Testament (B'rith Hadasha). Tezamen vormen zij het Woord van God. Maar alle belangrijke nieuwtestamentische leerstellingen vinden hun grond in de Tenach.
'Zij bestudeerden dagelijks de Schriften'
Het Bijbelse christendom is geen nieuwlichterij of syncretistische stroming. Anders was het als zodanig in een vroegtijdig stadium ontmaskerd en had de beweging onder de Joden nooit sterk wortel kunnen schieten, laat staan dat er een grote groep priesters (cohanim) geweest zou zijn die het geloof hadden aanvaard (Handelingen 6:7). Dat zou onvoorstelbaar zijn geweest. Zo kan men lezen dat de Joden in Berea een en al bereidheid waren de boodschap te aanvaarden, maar ze namen de boodschap niet klakkeloos en slaafs aan. Integendeel, deze werd geverifieerd door de Schrift er op na te slaan. Van de Joden in Berea werd gezegd dat zij:
'... Vol belangstelling luisterden naar de verkondiging van het evangelie en dagelijks de Schriften bestudeerden om te zien of het inderdaad waar was wat er werd gezegd' (Handelingen 17:11).[1]
De Gemeente heeft haar wortels in synagoge en tempel en daarom behoeft het ons niet te verbazen dat de apostelen na de uitstorting van de Heilige Geest (Ruach HaKodesh)
dagelijks in de synagoge en de tempel (Beit HaMikdash) te vinden waren en bij elkaar kwamen. De Gemeente heeft haar wortels in de Jezus/Jesjoea, die de
Joodse Messias van Israël is, waar de Schriften van getuigen en die als Koning der Joden gekomen is. Hij kwam om Israël te verlossen, te redden. Het goede nieuws is eerst voor de Joden bestemd. 'Voor Joden in de eerste plaats, maar ook voor andere volken' (Romeinen 1:16).
Ook is de doop is niet in een vacuüm ontstaan of onder invloed van heidense gewoonten. De doop is geen nieuwe inzetting in Israël; de Joden kenden de onderdompeling reeds als een rituele wassing.[2]
Handelingen van de apostelen is een Joods Bijbelboek
Hieronder volgen allerlei teksten die verwijzen naar of refereren aan Joodse gebruiken en rituelen, waardoor de Joodse context van het Bijbelboek Handelingen goed naar voren komt. Tevens zullen er een aantal directe en indirecte verwijzingen in het Bijbelboek Handelingen naar teksten in de Tenach aan bod komen.
Zuidzijde van de Olijfberg met de uitgestrekte Joodse begraafplaats /
Bron: Matthias Kopp, Wikimedia Commons (Publiek domein)Handelingen 1:12
Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem (Yerushalayim). Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand.
Handelingen 2:1-14
Toen de dag van het Pinksterfeest (Shavuot) aanbrak waren ze (Messiaanse Joden) allen bij elkaar. Ze kwamen (zie vers 46) dagelijks bij elkaar op het tempelplein (Beit HaMikdash) voor de ochtendgebeden. Ze werden allen werden vervuld van de Heilige Geest (Ruach HaKodesh).
Handelingen 2:41
Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen (in Israël kende men de onderdompeling als een rituele wassing in een speciaal voor dit doel aangelegd bad, een ritueel bad, een Mikvah of Mikveh); op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend (de eerste Joodse zending door en voor Joden was succesvol - zie ook Handelingen 4:4).
Handelingen 2:43-47
Dit gedeelte gaat over het leven van de eerste gemeente. Er staat onder meer dat ze
iedere dag trouw en eensgezind samenkwamen in de tempel (Beit HaMikdash). Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.
Handelingen 3:1
Op een dag gingen Petrus (Kefa) en Johannes (Yochanan)
zoals gewoonlijk omstreeks het negende uur naar de tempel (Beit HaMikdash) voor het namiddaggebed (minchah gebed).
Handelingen 3:13
Dit kon gebeuren omdat de God van Abraham (Avraham) en de God van Isaak (Yitzchak) en de God van Jakob (Yaakov), de God van onze voorouders, aan Jezus (Jesjoea), zijn dienaar, de hoogste eer heeft bewezen (zie Exodus 3:6, 15).
Handelingen 3:15-39
Petrus (Kefa) houdt een toespraak alle Joodse mensen die zich verzameld hadden bij de tempel (Beit HaMikdash) over Jezus (Jesjoea) de Messias en roept de mensen op tot bekering en berouw (tesjoeva).
Handelingen 4:1-2
Terwijl Petrus (Kefa) en Johannes (Yochanan) de menigte nog toespraken, kwamen de priesters (cohanim), het hoofd van de tempelwacht en de sadduceeën (Tz'dukim) op hen af.
Het Sanhedrin, uit een encyclopedie van 1883 /
Bron: Unknown author, Wikimedia Commons (Publiek domein)Handelingen 5:12-13, 25-42
De apostelen verrichtten vele tekenen en wonderen onder het volk. De gelovigen kwamen eensgezind bijeen in de zuilengang van Salomo (Shlomo), en ofschoon niemand zich daar bij hen durfde te voegen, sprak het volk vol lof over hen. Er volgt een debat in het Sanhedrin, omdat de apostelen de naam van Jezus nog steeds gebruikten en onderricht over hem gaven terwijl zij dat nadrukkelijk verboden hadden. Een farizeeër (Parush) die Gamaliël heette en die als wetsleraar (Tora) bij het hele volk in aanzien stond, nam het voor de apostelen op.
Handelingen 5:42
De apostelen bleven dagelijks onderricht geven in de tempel (Beit HaMikdash) en gingen door met het verkondigen van het goede nieuws dat Jezus de Messias is (Jesjoea HaMashiach).
Handelingen 6:1-4
Toen het aantal leerlingen (talmidim) toenam, ontstond er op een gegeven moment ontevredenheid bij de Griekstaligen, die de Arameessprekenden verweten dat de weduwen uit hun groep bij de dagelijkse ondersteuning werden achtergesteld.
Handelingen 6:7
Het woord van God vond steeds meer gehoor, zodat het aantal leerlingen (talmidim) in Jeruzalem (Yerushalayim) sterk groeide; ook een grote groep priesters (cohanim) aanvaardde het geloof.
Handelingen 6:8-15
De Messiaanse Jood Stefanus werd voor het sanhedrin gebracht.
Handelingen 7:1-53
Stafanus hield een vlammend historisch betoog en hij daagde de leden van het Sanhedrin uit te geloven in de Joodse Messias Jezus (Jesjoea). Hij was de eerste martelaar omwille van zijn geloof in Jezus de Messias ).
Handelingen 8:26-38
Filippus, een van de twaalf apostelen van Jezus, legde het tekstgedeelte
Jesaja 53 (Yeshayahu 53) uit aan een Ethiopiër, een eunuch, een hoge ambtenaar van de kandake, de koningin van Ethiopië, die belast was met het beheer van haar schat, die hij onderweg tegenkwam. Een grote verscheidenheid van gezaghebbende klassieke
Joodsrabbijnse commentatoren hebben Jesaja 52:13 - 53:12 vanaf de vroegste tijden als Messiaans beschouwd. Filippus betrok dit schriftgedeelte op Jezus (Jesjoea), in wie de profetische woorden in vervulling zijn gegaan. Het gaat hierbij niet om een droge christologische uitleg van dit oudtestamentische schriftgedeelte, maar heel letterlijk om vervulde profetie.
Handelingen 9:1-30
Intussen bedreigde Saulus (Sha'ul) de leerlingen (talmidim) van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester (cohen hagadol) met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus (Dammesek), opdat hij de aanhangers van de Weg (zoals volgelingen van Jezus toen genoemd werden) die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem (Yerushalayim).
Voor de poorten van Damascus (Dammesek) heeft hij echter een aangrijpende ontmoeting met de levende Christus (Messias). Toen hij terug was in Jeruzalem (Yerushalayim) wilde hij zich aansluiten bij de leerlingen (talmidim), maar die waren bang voor hem omdat ze niet geloofden dat ook hij een leerling (talmid) was geworden.
"Als Paulus op weg gaat naar Damascus, verschijnt onderweg Jezus aan hem. Daardoor verandert zijn leven radicaal. Was hij eerst een vervolger van Jezus' volgelingen, nu is hij er zelf een geworden. Toch waren er ook dingen die niet veranderden. Paulus was Jood, en hij bleef Jood. Hij veranderde niet van godsdienst, maar bleef dezelfde God dienen: de God van Abraham, Isaak en Jakob. Het enige verschil is dat Paulus nu heeft ontdekt dat deze God, de enige God, zich heeft geopenbaard in Jezus van Nazaret.
Het volgende moet met nadruk onderstreept worden: Paulus probeerde niet een nieuwe godsdienst te stichten. Hij was tot de overtuiging gekomen dat de God die hij heel zijn leven gediend had, gekend wilde worden door Jezus Christus. En dat de boodschap van Jezus Christus de enige weg was tot het ware Jood-zijn. En niet alleen dat: hij was tot de overtuiging gekomen dat de boodschap van Jezus Christus, in wie de God van Abraham, Isaak en Jakob zich heeft geopenbaard, de enige weg is tot het ware mens-zijn."[3]
Handelingen 10:9-29
Petrus (Kefa) werd gegrepen door een visioen over onrein (treif) eten. Hij reageert met afschuw, want hij is alleen rein (kosjer) eten gewend.
Handelingen 11:1-18
De apostelen en de gemeenteleden in Judea (Yhudah) hoorden dat ook de heidenen (Goyim) Gods woord hadden aanvaard. Toen Petrus terugkwam in Jeruzalem (Yerushalayim), spraken de Joodse gelovigen hem hierover aan en verweten hem dat hij onbesnedenen had bezocht en samen met hen had gegeten.
Handelingen 11:25-30
Het was in Antiochië dat de leerlingen (talmidim) voor het eerst christenen (= navolgers van Jezus/Jesjoea) werden genoemd. De leerlingen (talmidim) in Antiochië besloten dat de broeders en zusters in Judea (Yhudah) ondersteund moesten worden. Ze droegen elk naar vermogen bij.
Handelingen 12:1-5
Koning Herodes nam enkele leden van de gemeente in Judea (Yhudah) gevangen en mishandelde hen. Tijdens het feest van het Ongedesemde brood (Chag HaMotzi) liet hij ook Petrus (Kefa) aanhouden.
Handelingen 13:14-16, 42-43
Paulus (Sha'ul) en Barnabas (Bar-Nabba) trokken naar Antiochië in Pisidië. Daar aangekomen gingen ze op
sabbat naar de synagoge en namen er plaats. Na de voorlezing uit de Wet (Torah) en de Profeten (Nevi'im) werd Paulus (Sha'ul) namens de leiders van de synagoge gevraagd het woord te nemen. Toen Paulus en Barnabas de synagoge verlieten, kregen ze het verzoek om de volgende sabbat opnieuw over dit onderwerp te spreken. Na afloop van de samenkomst liep een groot deel van de Joden en de vrome proselieten met Paulus (Sha'ul) en Barnabas (Bar-Nabba) mee, die hen toespraken en hen aanspoorden zich over te geven aan de goedgunstigheid van God.
Handelingen 14:27
In Antiochië aangekomen, riepen Paulus (Sha'ul) en Barnabas (Bar-Nabba) de Messiaanse gemeenschap samen en deden verslag van alles wat God door hen gedaan had en hoe hij ook voor niet-Joden de deur van het geloof had geopend.
Handelingen 15
Er kwamen enkele leerlingen (talmidim) uit Judea (Yhudah), die betoogden dat de broeders zich moesten laten besnijden (brit-milah), overeenkomstig het door Mozes (Moshe) overgeleverde gebruik, omdat ze anders niet konden worden gered. Besloten werd dat Paulus (Sha'ul) en Barnabas (Bar Nabba), samen met enkele andere leerlingen (talmidim), naar Jeruzalem (Yerushalayim) zouden gaan om deze kwestie (sh-eilah) voor te leggen aan de apostelen en de oudsten. De kwintessens is: kan een niet-Jood een navolger van Jesjoea worden, zonder Jood te worden? De Messiaanse Jood David Stern zegt hierover: "Is is one of the supreme ironies of life on this planet that this issue today has become precisely the opposite: can a Jew become a follower of Yeshua the Messiah without becoming a Goy?"[4] Het antwood daarop luidt ondubbelzinnig 'nee': "[The] very existence of the early Messianic Jewish communities proclaimed from the beginning that it did not have to be so".[5] Het correcte Bijbelse antwoord is dat een Jood die Messiaans wordt een Jood blijft en een niet-Jood die een christen wordt, een niet-Jood blijft. De Joodse besnijdenis is het verbondsteken (briet mila) die God unilateraal met Abraham sloot (Genesis 12:1-3, 13:14-17, 15:1-7, 17:1-19, 22:16-18, 26:2-5, 28:13-15, 31:13, 35:9-12).
Een speciale bijeenkomst van de apostelen in Jeruzalem (Yerushalayim) beslecht deze kwestie. De profetie in Amos 9:11-12 wordt aangehaald: "Dan keer ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd." Dat God zelf het plan heeft opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat zijn naam vereert, stemt bijgevolg overeen met de woorden van de profeten. Wanneer het huis van David is herbouwd, is de profetie volledig vervuld. Ondertussen is dit het begin.
Na een lange discussie komen de Messiaanse leiders overeen dat de heidenen (Goyim) die zich tot God bekeren geen al te zware lasten opgelegd moeten worden, maar dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf. In haast elke stad wordt de wet van Mozes (Tora) immers al sinds mensenheugenis verkondigd en op iedere sabbat in de synagogen voorgelezen. Bijgevolg zullen er nog genoeg gelegenheden voor hen zijn om de Tora tot zich te nemen en te leren. De Messiaanse leiders beseften terdege dat een ieder gerechtvaardigd is op grond van zijn geloof.[6]
De vier genoemde verbodsbepalingen, zijn een variant van de
Noachidische wetten, zoals genoemd in de Talmoed (Sanhedrin 56a) - ook wel de mondelinge Tora genoemd.[7]
Handelingen 16:1-3
De Joodse leerling (talmid) Timoteüs (Timothy) wordt besneden voordat hij Paulus (Sha'ul) gaat begeleiden op zijn verdere reis.
Handelingen 17:1-4
In Tessalonica behandelde Paulus (Sha'ul) drie sabbatten achtereen in de synagoge gedeelten uit de Schrift (Tenach). Aan de hand van teksten uit de Schrift toonde hij aan dat de Messias (haMasjiach)
moest lijden en sterven en daarna uit de dood moest opstaan. Deze uiteenzettingen worden in het Hebreeuws
drashot genoemd. Drashot is het gebruiken van citaten uit de Tenach om een idee over te brengen. Het woord
midrasj is hiervan afgeleid.
Handelingen 18:18
Nadat Paulus (Sha'ul) nog geruime tijd bij de leerlingen (talmidim) had doorgebracht, nam hij afscheid en vertrok per schip naar Syrië, samen met Priscilla en Aquila. Voor zijn vertrek had hij in Kenchreeën zijn hoofd laten kaalscheren, omdat hij aan een gelofte gebonden was. De gelofte waarvan hier sprake is, doet denken aan de zogeheten nazireeërgelofte (Numeri 6:1-21). Hieruit blijkt maar weer dat Paulus in zijn persoonlijk leven waarde bleef hechten aan de voorschriften en gebruiken van de Tora (zie ook Handelingen 21:23-24), wetende dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de Wet (Tora) na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus (Jesjoea HaMashiach), zoals hij in Galaten 2:16 uitdrukt.
Handelingen 19:8-9
Paulus (Sha'ul) sprak dagelijks in de school (yeshivah - een plaats waar de Tora wordt onderwezen) van Tyrannus.
Handelingen 20:16
Paulus (Sha'ul) had besloten Efeze voorbij te varen om te voorkomen dat hij in Asia zou worden opgehouden. Hij wilde als het maar enigszins mogelijk was op het Pinksterfeest (Shavuot) in Jeruzalem (Yerushalayim) zijn.
Handelingen 21:20-26
In Jeruzalem (Yerushalayim) hadden vele duizenden Joden het geloof aanvaard, en allen leefden vol overtuiging volgens de Wet (Tora). Met andere woorden: ze waren ijveraars voor de Tora. David Stern zegt hierover het volgende:
[It] was normal for Messianic Jews in Jerusalem to observe the Jewish Law. Not only were they Jews (not ex-Jews), but they behaved Jewishly, wich means that they observed the Torah and were zealous fot it. Their self-identification and their identification by others was as loyal Jews concerned for preserving the Jewish people, as the next verse demonstrates. ["Nu is hun verteld dat jij de Joden die onder de heidenen wonen aanspoort tot ontrouw aan Mozes; je zou beweren dat ze hun kinderen niet hoeven te besnijden en dat ze zich niet aan de voorschriften hoeven te houden." Handelingen 21:21]
And so it is today. Messianic Jews today too regard themselves as loyal Jews. Most have increased their Jewish consciousness as a result of coming to trust in the Jewish Messiah, Yeshua; and most are actively concerned of preserving the Jewish people. The model fostered in parts of the non-Messianic Jewish community that when one believes in Yeshua one leaves the Jewish people is false and misleading. There is no ground for it in the New Testament, which time and again demonstrates exactly the opposite. Churchmen who spread the lie that Jewish believers in Yeshua are no longer Jewish do incalculable harm to the Gospel, to the Jewish people and to the Church - not least by lending credibility to non-Messianic Jews who have their own defensive reasons for holding the same view."[8]
De beschuldiging uit vers 21 (zie boven) is onjuist. Nergens leert Paulus dat Joodse gelovigen hun Joodse leefwijze moeten opgeven (zie ook 26:4 en 28:17). Om deze beschuldiging te weerleggen nam hij de kosten op zich voor vier mannen die de in Numeri 6 beschreven Nazireeërgelofte hadden afgelegd.
Handelingen 22:3
Paulus (Sha'ul) verdedigt zich ten overstaan van het Sanhedrin door te zeggen: "Ik ben een Jood, geboren in Tarsus in Cilicië, maar opgegroeid in deze stad. Ik heb als leerling aan de voeten van Gamaliël gezeten en ben strikt volgens de voorschriften van de wet (Tora) van onze voorouders opgevoed. Ik ben een vurig dienaar van God." Gamaliël was indertijd de meest vooraanstaande leraar en rabbi.
De Talmoed noch de midrasj spreekt zich uit over de leertijd van Paulus bij deze Gamaliël. Dit vraagt om een uitleg. H.L. Ellison schrijft in een artikel over Elisha ben Abuyah, een rabbijn en Joodse religieuze autoriteit die ergens vóór 70 n.Chr. is geboren in Jeruzalem en die wordt aangehaald in de Misjna (Avot 4:20), maar later als afvallige beschouwd werd:
"He was excommunicated and is almost always referred to as 'Acher' (The Other One). There was never any danger of tradition's keeping his memory green, for it told also of how he had deliberately profaned the Sabbath. In other words, his false teaching had been sterilized and rendered harmless, not so much by his excommunication but rather by his notorious breach of the law. With Paul however, his memory had to be forgotten, fot there were no stories that could be told about him that would neutralize his teaching."[9]
Handelingen 23:6
Paulus (Sha'ul) zei ten overstaan van het Sanhedrin: "Broeders, ik ben een farizeeër (Parush) uit een geslacht van farizeeën (P'rushim)." Paulus zegt 'ik ben', waaruit blijkt dat hij zichzelf bleef identificeren als farizeeër.
Handelingen 24:14
Paulus (Sha'ul) verklaart dat hij overeenkomstig de Weg, die een sekte wordt genoemd, de God van zijn voorouders dient (vgl. Exodus 3:15) en dat hij gelooft in alles wat in de Wet (Tora) en de Profeten (Nevi'im) geschreven staat. Het geloof in Jesjoea is geen nieuwe religie, want Jesjoea zegt dat hij niet gekomen is om de Wet of de Profeten af te schaffen, maar
om ze tot vervulling te brengen. De Profeten
verwijzen naar Jesjoea als de Messias. Jesjoea zegt daarom: "De Schriften getuigen over mij" (Johannes 5:39).
Handelingen 25:8
Paulus (Sha'ul) voerde tot zijn verdediging aan: 'Ik heb geen enkel misdrijf gepleegd, niet tegen de Joodse wet (Tora), niet tegen de tempel (Beit HaMikdash) en niet tegen de keizer!'
Handelingen 26:5
Paulus (Sha'ul) zegt dat hij als farizeeër (Parush) volgens de strengste richting van zijn godsdienst heeft geleefd.
Handelingen 27:6-9
Paulus (Sha'ul) reist per schip in een jaargetijde volgend op Grote Verzoendag (Yom-Kippur) waarin varen gevaarlijk werd vanwege de vele stromen.
Handelingen 28:17
Paulus (Sha'ul) riep de plaatselijke Joodse leiders bij zich en hij tegen hen dat hij hun volk niets had misdaan en de gebruiken van hun voorouders niet heeft geschonden.
David Stern zegt samenvattend over de verzen 17-31 van Handelingen 28:
"The concluding passage of the book of Acts contains very important material for understanding the relationship between Judaism and Christianity, Gospel and Tanakh, Messianic and non-Messianic Judaism, Jewish and Gentile Christians. The conclusion is that Sha'ul had a very successful evangelistic ministry among the Jewish community of Rome, and that entire synagogues became Messianic. It is one of the high points of Messianic Jewish history."[10]
Niet uitputtend
Bovenstaande opsomming is geenszins uitputtend. Het is slechts bedoeld om de lezer een indruk te geven van het voluit Joodse karakter van het Bijbelboek Handelingen. Ook hebben we slechts een fractie van alle directe en indirecte verwijzingen in het Bijbelboek Handelingen naar teksten in de Tenach weergegeven.
Voor een goed begrip van hun geloof is het van belang dat christenen de Bijbel vanuit Joods perspectief lezen en kennis nemen van hun Joodse wortels.
"Praised are you, Adonai our God, King of the universe, who gives the Torah of thruth and the Good News of salvation to his people Israel and to all peoples through his son Yeshua the Messiah, our Lord."[11]
Noten:
- De gezindheid van de Joden in Berea stak gunstig af bij de Joden in Tessalonica (Handelingen 17:11a). De Joden in Berea waren onbevooroordeeld en bereid de boodschap op zich in te laten werken. Ze toonden oprechte belangstelling naar het woord dat Paulus predikte, terwijl zij dagelijks de Schriften (Tenach) onderzochten om te zien of het waar was wat Paulus zei(17:11b). De boodschap van Paulus werd niet voor zoete koek geslikt! Velen van hen kwamen tot geloof, maar wel nadát zij gedegen de Schriften onderzocht hadden. Terwijl bij de Joden uit Tessalonika slechts sommigen tot geloof kwamen. Het verschil is gelegen in de gezindheid: is iemand wel of niet bereid onbevooroordeeld naar de blijde bodschap te luisteren en te onderzoeken of deze in lijn is met de Tenach, of wordt het bij voorbaat - op basis van vóóroordelen - afgewezen. De bodem waarop gezaaid wordt, maakt het verschil (Matteüs 13:1-9).
- http://www.hetlichtdeslevens.nl/studies/studieslezen/dedoopinhetoude.html
- http://www.bijbelaantekeningen.nl/bn/?View=Subjects&action=1142
- David H. Stern: Jewish New Testament commentary; Jewish New Testament Publications, Inc., 1992, p.273-274.
- Ibid, p.274.
- Maar maak nu geen valse tegenstelling tussen geloof en daden. Waar geloof brengt goede daden en vruchten voort: Matteüs 3:8; Efeziërs 2:10; Jakobus 2:19-20.
- Dit gedeelte roept allerlei vragen op, zoals waarom hedendaagse niet-Joodse gelovigen bijvoorbeeld wel bloedworst eten. Dit valt helaas buiten het bestek van dit artikel. Geïnteresseerden kunnen zich wenden tot: David H. Stern: Jewish New Testament commentary; Jewish New Testament Publications, Inc., 1992.
- David H. Stern: Jewish New Testament commentary; Jewish New Testament Publications, Inc., 1992, p.302.
- H.L. Ellison: Paul and the law, opgenomen in W. Gasque en R. Martin (editors), Apostolic History and the Gospels, Michigan, Eerdmans, 1970, p.199. Aangehaald in: David H. Stern: Jewish New Testament commentary; Jewish New Testament Publications, Inc., 1992, p.306.
- David H. Stern: Jewish New Testament commentary; Jewish New Testament Publications, Inc., 1992, p.322.
- David H. Stern: Complete Jewish Bible: An English Version of the Tanakh (Old Testament) and B'rit Hadashah (New Testament); Jewish New Testament Publications, INC., 1998, p.V.
Lees verder