Tehilliem: Psalm 69 – een Joodse uitleg

Tehilliem: Psalm 69 – een Joodse uitleg Psalm 69 werd profetisch gecomponeerd door koning David, het beschrijft de benarde toestand van het Joodse volk in deze lange en zware ballingschap. Psalm 69 gaat over het lijden van het Joodse volk en de uiteindelijke verlossing door G'd. Volgens Rabbijn Rubin beantwoordt de Psalm het onbeantwoordbare en treft het het diepste punt van de ziel. Tehilliem worden ook anno 2024 door Joodse mensen collectief en individueel gereciteerd, omdat het verlangen ontstaat om G-d te prijzen en te danken; of als alternatief, in tijden van crisis en nood, als een vorm van smeekbede, en zelfs als een plek om spijt te betuigen over zonde.

Tekst Psalm 69

Voor de dirigent, op shoshannim, van David. Red mij, o G'd, want water is tot mijn ziel opgekomen. Ik ben gezonken in modderige diepten en er is geen plek om te staan; Ik ben in het diepe water gekomen en de stroming heeft me weggevaagd. Ik ben het moe geworden om te roepen; mijn keel is uitgedroogd; mijn ogen falen terwijl ik op mijn G'd wacht. Degenen die mij om niets haten zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd; machtig zijn zij die mij zouden afsnijden, die mijn vijanden zijn vanwege leugens; wat ik niet heb gestolen, zal ik dan terugkeren.
…..
…..
Want G'd luistert naar de behoeftigen, en Hij veracht Zijn gevangenen niet. Hemel en aarde zullen Hem prijzen, de zeeën en alles wat daarin beweegt, Wanneer G'd Zion redt en de steden van Juda bouwt, en zij daar wonen en het in bezit nemen. En het zaad van Zijn dienaren erven het, en zij die Zijn naam liefhebben, wonen daarin.

Hebreeuwse tekst van Psalm 69 - תהילים סט

א לַמְנַצֵּחַ עַל-שׁוֹשַׁנִּים לְדָוִד. ב הוֹשִׁיעֵנִי אֱלֹהִים כִּי בָאוּ מַיִם עַד-נָפֶשׁ. ג טָבַעְתִּי בִּיוֵן מְצוּלָה וְאֵין מָעֳמָדבָּאתִי בְמַעֲמַקֵּי-מַיִם וְשִׁבֹּלֶת שְׁטָפָתְנִי. ד יָגַעְתִּי בְקָרְאִי נִחַר גְּרוֹנִי כָּלוּ עֵינַי מְיַחֵל לֵאלֹהָי. ה רַבּוּ מִשַּׂעֲרוֹת רֹאשִׁי שֹׂנְאַי חִנָּםעָצְמוּ מַצְמִיתַי אֹיְבַי שֶׁקֶר אֲשֶׁר לֹא-גָזַלְתִּי אָז אָשִׁיב. ו אֱלֹהִים אַתָּה יָדַעְתָּ לְאִוַּלְתִּי וְאַשְׁמוֹתַי מִמְּךָ לֹא-נִכְחָדוּ. ז אַל-יֵבֹשׁוּ בִי קֹוֶיךָ אֲדֹנָי יְהוִה צְבָאוֹתאַל-יִכָּלְמוּ בִי מְבַקְשֶׁיךָ אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל. ח כִּי-עָלֶיךָ נָשָׂאתִי חֶרְפָּה כִּסְּתָה כְלִמָּה פָנָי. ט מוּזָר הָיִיתִי לְאֶחָי וְנָכְרִי לִבְנֵי אִמִּי. י כִּי-קִנְאַת בֵּיתְךָ אֲכָלָתְנִי וְחֶרְפּוֹת חוֹרְפֶיךָ נָפְלוּ עָלָי. יא וָאֶבְכֶּה בַצּוֹם נַפְשִׁי וַתְּהִי לַחֲרָפוֹת לִי. יב וָאֶתְּנָה לְבוּשִׁי שָׂק וָאֱהִי לָהֶם לְמָשָׁל. יג יָשִׂיחוּ בִי יֹשְׁבֵי שָׁעַר וּנְגִינוֹת שׁוֹתֵי שֵׁכָר. יד וַאֲנִי תְפִלָּתִי-לְךָ יְהוָה עֵת רָצוֹן אֱלֹהִים בְּרָב-חַסְדֶּךָעֲנֵנִי בֶּאֱמֶת יִשְׁעֶךָ. טו הַצִּילֵנִי מִטִּיט וְאַל-אֶטְבָּעָה אִנָּצְלָה מִשֹּׂנְאַי וּמִמַּעֲמַקֵּי מָיִם. טז אַל-תִּשְׁטְפֵנִי שִׁבֹּלֶת מַיִם וְאַל-תִּבְלָעֵנִי מְצוּלָהוְאַל-תֶּאְטַר-עָלַי בְּאֵר פִּיהָ. יז עֲנֵנִי יְהוָה כִּי-טוֹב חַסְדֶּךָ כְּרֹב רַחֲמֶיךָ פְּנֵה אֵלָי. יח וְאַל-תַּסְתֵּר פָּנֶיךָ מֵעַבְדֶּךָ כִּי-צַר-לִי מַהֵר עֲנֵנִי. יט קָרְבָה אֶל-נַפְשִׁי גְאָלָהּ לְמַעַן אֹיְבַי פְּדֵנִי. כ אַתָּה יָדַעְתָּ חֶרְפָּתִי וּבָשְׁתִּי וּכְלִמָּתִי נֶגְדְּךָ כָּל-צוֹרְרָי. כא חֶרְפָּה שָׁבְרָה לִבִּי וָאָנוּשָׁהוָאֲקַוֶּה לָנוּד וָאַיִן וְלַמְנַחֲמִים וְלֹא מָצָאתִי. כב וַיִּתְּנוּ בְּבָרוּתִי רֹאשׁ וְלִצְמָאִי יַשְׁקוּנִי חֹמֶץ. כג יְהִי-שֻׁלְחָנָם לִפְנֵיהֶם לְפָח וְלִשְׁלוֹמִים לְמוֹקֵשׁ. כד תֶּחְשַׁכְנָה עֵינֵיהֶם מֵרְאוֹת וּמָתְנֵיהֶם תָּמִיד הַמְעַד. כה שְׁפָךְ-עֲלֵיהֶם זַעְמֶךָ וַחֲרוֹן אַפְּךָ יַשִּׂיגֵם. כו תְּהִי-טִירָתָם נְשַׁמָּה בְּאָהֳלֵיהֶם אַל-יְהִי יֹשֵׁב. כז כִּי-אַתָּה אֲשֶׁר-הִכִּיתָ רָדָפוּ וְאֶל-מַכְאוֹב חֲלָלֶיךָ יְסַפֵּרוּ. כח תְּנָה-עָו‍ֹן עַל-עֲו‍ֹנָם וְאַל-יָבֹאוּ בְּצִדְקָתֶךָ. כט יִמָּחוּ מִסֵּפֶר חַיִּים וְעִם צַדִּיקִים אַל-יִכָּתֵבוּ. ל וַאֲנִי עָנִי וְכוֹאֵב יְשׁוּעָתְךָ אֱלֹהִים תְּשַׂגְּבֵנִי. לא אֲהַלְלָה שֵׁם-אֱלֹהִים בְּשִׁיר וַאֲגַדְּלֶנּוּ בְתוֹדָה. לב וְתִיטַב לַיהוָה מִשּׁוֹר פָּר מַקְרִן מַפְרִיס. לג רָאוּ עֲנָוִים יִשְׂמָחוּ דֹּרְשֵׁי אֱלֹהִים וִיחִי לְבַבְכֶם. לד כִּי-שֹׁמֵעַ אֶל-אֶבְיוֹנִים יְהוָה וְאֶת-אֲסִירָיו לֹא בָזָה. לה יְהַלְלוּהוּ שָׁמַיִם וָאָרֶץ יַמִּים וְכָל-רֹמֵשׂ בָּם. לו כִּי אֱלֹהִים יוֹשִׁיעַ צִיּוֹן וְיִבְנֶה עָרֵי יְהוּדָה וְיָשְׁבוּ שָׁם וִירֵשׁוּהָ. לז וְזֶרַע עֲבָדָיו יִנְחָלוּהָ וְאֹהֲבֵי שְׁמוֹ יִשְׁכְּנוּ-בָהּ.

Luister naar Psalm 69

Luister naar Psalm 69 in het Hebreeuws.

Toelichting op Psalm 69 van Rabbi Yitzchok Rubin

De Psalm begint met een wanhoopskreet van de Jood die zich zo alleen voelt. Hij worstelt zich naar de oppervlakte van het water dat hem omringt en bidt tot de Schepper om hem te redden.

David zegt dat de haat tegen Joden enorm groot is. Joden worden slachtoffer van afpersing, gedwongen hoge belasting te betalen, hun bezittingen op te geven, en nog veel meer. Het leven van Joden zal vernietigd worden door de onverdiende haat. Joden worden gehaat omdat ze G'd dienen. De Jodenhaters minachten G'd en tonen hun haat door te proberen het Joodse volk te vernietigen.

De Psalmist roept de pure en overvloedige goedheid van G'd aan die zonder bijbedoeling is.

De Psalm gaat verder door de vele manieren te beschrijven waarop Joden gekwetst worden. Ze krijgen nooit de kans om op adem te komen voordat nieuwe terreur plaatsvindt.

Maar Joden zijn verbonden aan de liefde van Hashem door degenen die hen voorgingen. Zij zullen oogsten wat ze hebben gezaaid en na verloop van tijd zullen ze alles begrijpen. Verborgen lijden, maar hierdoor komen ze steeds dichter bij de tijd dat ze in de gekozen woonplaats van Hashem zullen wonen.

Commentaar van Rashi op Psalm 69

Per vers het commentaar van Rashi, de Joodse Bijbelcommentator die leefde van 1040-1105. Rashi wordt beschouwd als de leraar van de leraren. Door alle traditionele Joden wordt Rashi als autoriteit op het gebied van de Joodse Bijbel en de Talmoed beschouwd. Vandaar dat het belangrijk is om zijn commentaar op de Psalmen weer te geven. Rashi gebruikt nieuw Hebreeuws aangevuld met Oud Franse woorden. Zijn taalgebruik is soms wat orakelachtig kort. Voor nadere verklaring is het verstandig een orthodox Joodse rabbijn te raadplegen.

Vers 1
Voor de dirigent, op shoshannim, van David.

op shoshannim: Betreffende Israël, die is als een roos (שושנה) onder de doornen, geprikt door de doornen, en hij bad voor hen.

Vers 2
Red mij, o God, want water is tot mijn ziel opgekomen.

want water is tot mijn ziel opgekomen: de naties

Vers 3
Ik ben gezonken in modderige diepten en er is geen plek om te staan; Ik ben in het diepe water gekomen en de stroming heeft me weggevaagd.

in modderige diepten: In het slijk, de modder van de diepte.

en de stroming: Dat is de stroom van de kracht van de rivier, fil in Oud-Frans, stroom.

Vers 4
Ik ben het moe geworden om te roepen; mijn keel is uitgedroogd; mijn ogen falen terwijl ik op mijn G'd wacht.

is uitgedroogd: Hebreeuws נחר, droog, zoals (Job 30:30): "worden verbrand (חרה) met hitte."

mijn ogen falen: Elke langgerekte hoop wordt "falen van de ogen" genoemd (Deut. 28:32): "en de hele dag naar hen zoeken". [Evenzo] (Lev. 26:16): "die de ogen doen pijn doen"; (Job 11:20), "en de ogen van de goddelozen zullen wegkwijnen."

Vers 5
Degenen die mij om niets haten zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd; machtig zijn zij die mij zouden afsnijden, die mijn vijanden zijn vanwege leugens; wat ik niet heb gestolen, zal ik dan terugkeren.

die mijn vijanden zijn vanwege leugens: Ze haten me vanwege een leugen, omdat ik hun leugens niet volg om hun fout aan te nemen.

zal ik dan terugkeren: Wanneer ze zich tegen mij verzamelen, koop ik ze om met geld dat ik niet van hen heb gestolen.

Vers 7
Laat degenen die op U hopen niet door mij beschaamd worden, o Heer, G'd der heerscharen; laat degenen die U zoeken niet door mij worden beschaamd, o G'd van Israël.

Laat degenen die op U hopen niet door mij beschaamd worden: Laat mij niet in hun handen, opdat degenen die op U hopen beschaamd worden door wat mij overkomt en zeggen: "Is dat niet gebeurd met iemand die hoopt op de Heilige, gezegend zij Hij?"

Vers 9
Ik was vreemd voor mijn broers en vreemd voor de zonen van mijn moeder.

voor mijn broers: voor Ezau.

Vers 10
Want de afgunst van Uw huis heeft mij verteerd, en de vernederingen van degenen die U lasteren, zijn op mij gevallen.

de afgunst van Uw huis: Ze zagen de liefde die U ons toonde toen Uw huis nog bestond, en zij waren jaloers op mij.

Vers 11
En ik betreurde mijn ziel toen ik vastte en het was een schande voor mij.

En ik betreurde mijn ziel toen ik vastte: In mijn vasten.

het was een schande voor mij: Wanneer ik huil en vast voor U, bespotten zij mij.

Vers 13
Ze praten over mij, degenen die in de poort zitten, en [ze maken] melodieën [over mij] voor degenen die sterke drank opslorpen.

melodieën: ze maakten van mij voor degenen die sterke drank opslorpen.

Vers 14
Maar, wat mij betreft, moge mijn gebed tot U, o Heer, in een aanvaardbare tijd zijn. O G'd, antwoord mij met uw overvloedige goedheid met de waarheid van Uw redding.

Maar, wat mij betreft, moge mijn gebed tot U, o Heer: moge de tijd van mijn gebed een gewenste tijd zijn.

Vers 16
Laat de stroom mij niet meesleuren, het slijk mij niet verzwelgen, de afgrond zijn muil niet boven mij sluiten.

en laat niet ... sluiten: En laat het niet over me heen komen.

afgrond: Deze vreemde zorg [zal niet sluiten] zijn mond om me op te sluiten.

sluiten: Hebr. תאטר, zoals (Richteren 3:15): "met een verschrompelde (אטר) rechterhand" dat hij het niet gebruikt.

Vers 19
Kom dicht bij mijn ziel, verlos het; vanwege mijn vijanden, verlos mij.

Kom dicht bij mijn ziel: (Kom dicht bij me).

verlos mij: Heb. גאלה, [equivalent to] גְאוֹל אוֹתָה.

Vers 21
Vernedering heeft mijn hart gebroken en ik ben ziek geworden; Ik hoopte op sympathie maar er was er geen, en op troost maar ik vond er geen.

ik ben ziek geworden: Hebr. ואנושה, ik ben ziek, zoals (Micha 1:9): "Want zij is dodelijk ziek (אנושה) [van] haar wonden", en als (II Sam. 12:15): "en het kind (sic)" werd dodelijk ziek (ויאנש), 'van Bathseba. Als je je nu afvraagt hoe deze "aleph" dient als een radicaal en ook als een voorvoegsel dat de eerste persoon aangeeft, is dit de manier waarop een woord begint met "aleph". Bijvoorbeeld (Mal. 1:2): "en ik geliefde (וָאֹהַב) Jacob ”; (Spreuken 8:17), "Ik zal (אֵהָב) diegenen liefhebben die van mij houden." Het is op dezelfde manier gelijk aan וַבהַב (Zeph. 1:2): "Ik zal (אָסֹף אָסֵף) volledig vernietigen", zoals אֶאֶסֹף.

op sympathie: Hebreeuws לנוד, om te schudden. Dat vrienden naar mij toe moeten komen om [hun hoofd] over me te schudden en me te troosten.

Vers 22
Ze deden gal in mijn eten en voor mijn dorst gaven ze me azijn te drinken.

in mijn eten: Hebreeuws בברותי, in mijn voedsel, als (II Sam. 13: 6): "Laat mijn zuster Tamar nu komen, enz., Opdat ik (ואברה) uit haar hand mag eten."

Vers 23
Moge hun tafel voor hen een val worden en [hun hoop] voor vrede een valstrik worden.

voor vrede: Als zij op vrede hopen, moge hun vrede in een valstrik worden veranderd.

Vers 27
Voor U, zij die U sloeg, achtervolgden zij, en over de pijn van degenen die U verwondde, vertellen zij.

voor: deze natie, die U sloeg.

achtervolgden zij: Want U was een beetje boos en ze hielpen schade aanrichten.

en over de pijn van degenen die U verwondde, vertellen zij: hun woorden, om samen te vatten: "Laten we ze vernietigen terwijl ze pijn hebben."

Vers 32
En het zal de Heer meer aanspreken dan een jonge stier die volwassen is, met hoorns en hoeven.

En het zal de Heer meer aanspreken: Mijn lof aan de Heer.

meer dan een jonge stier die volwassen is: Dat is de stier die door Adam werd geofferd, die op zijn hoogtepunt werd geschapen. Op de dag dat het שּׁוֹר werd genoemd, op dezelfde dag bracht hij het, want een stier op de dag van zijn geboorte wordt שּׁוֹר genoemd, zoals er wordt gezegd (Lev. 22:27): “Een stier (שור), een lam , of een geit, die wordt geboren. ”Op diezelfde dag leek het op een ,ר, die drie jaar oud is.

met hoorns en hoeven: Zijn hoorns gingen aan zijn hoeven vooraf, omdat hij op zijn hoogte werd geschapen met zijn hoorns en zijn kop eerst uit de grond tevoorschijn kwam; de aarde stootte ze voort op de manier waarop alle schepselen worden geboren, zodat zijn horens zijn voeten voorafgingen.

Psalm 1 tot en met 92

Wilt u meer Psalmen lezen met een Joodse uitleg? Ga naar: Psalmen 1 tot en met 92.
© 2019 - 2024 Jehoeda, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Tehilliem: Psalm 67 – een Joodse uitlegTehilliem: Psalm 67 – een Joodse uitlegPsalm 67 staat bekend als een speciaal vereerd gebed. Het spreekt ook van het tijdperk van het verzamelen van de balling…
Tehilliem: Psalm 43 – een Joodse uitlegTehilliem: Psalm 43 – een Joodse uitlegIn het Jodendom wordt Psalm 43 gezien als een betekenisvol gebed om de moeilijkheden van het lijden veroorzaakt door vij…
Tehilliem - Psalmen - de Joodse uitlegTehilliem - Psalmen - de Joodse uitlegDe Psalmen zijn lofliederen aan de Almachtige G'd, de Schepper van het Universum. De Psalmen gaan over G'ds grootheid, Z…
Tehilliem: Psalm 47 – een Joodse uitlegTehilliem: Psalm 47 – een Joodse uitlegVolgend op de oorlog van Gog en Magog (in de Messiaanse tijd), zal er geen oorlog meer zijn. G'd zal de Joden redding br…

Tehilliem: Psalm 70 – een Joodse uitlegTehilliem: Psalm 70 – een Joodse uitlegDavid bidt in Psalm 70 dat zijn vijanden worden beschaamd en vernederd omdat zij hem beschamen en zich vermaken over zij…
Giordano Bruno: veroordeeld door de Italiaanse inquisitieGiordano Bruno: veroordeeld door de Italiaanse inquisitieGiordano Bruno was een Italiaanse vrijdenker uit de 16e eeuw. Zijn gedachten waren afwijkend van de norm en zijn openlij…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Hurk, Pixabay
Jehoeda (100 artikelen)
Laatste update: 07-02-2024
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Religie
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.