De psychoanalyse van Freud
Sigismund Schlomo Freud (Freiberg, Moravië, 6 mei 1856 – Londen, 23 september 1939) was een zenuwarts en psychiater uit Oostenrijk-Hongarije en de grondlegger van de psychoanalyse. De psychoanalyse van Freud kan goed toegepast worden in de beroepspraktijk van het maatschappelijk werk. Als een hulpverlener psychoanalytisch kan denken dat heeft hij/zij een kader waarin psychische stoornissen te begrijpen zijn. Hier volgt een uitleg over verschillende theorieen en uitgangspunten.
Subjectieve ervaringen
In de psychoanalyse heeft Freud het over de subjectieve ervaringen van mensen. Ik denk dat je tijdens een gesprek met je cliënt kunt kijken naar wat zijn subjectieve ervaringen zijn en waarin hij zich onderscheid van andere mensen. Als je weet waarin een cliënt zich onderscheid van anderen dan kun je onderzoeken waar dat vandaan komt. Het kan te maken hebben met de ontwikkelingen in de kindertijd, maar het kan ook de biologische aanleg zijn.
Onbewuste
Freud benoemt ook het onbewuste van mensen. Daarmee bedoelt hij niet geaccepteerde onbewuste wensen, gevoelens en driften van de mens. Deze worden als het ware verdrongen maar blijven wel actief. Het onderbewuste kan tot uiting komen. Dit kan in de praktijk tijdens een gesprek met je cliënt tot uiting komen door bijvoorbeeld een verspreking van de cliënt.
Freud ontwikkelde een model die ervoor zorgde dat de onbewuste wensen en verboden die in het onderbewuste leven in balans zijn met de bewuste mens. Id, Ego en het Super ego. Het kan in de praktijk voorkomen dat deze drie niet met elkaar in balans zijn. Bij iemand die zich die zich meerdere malen vergrijpt aan seksueel misbruik kan het zijn dat de onderbewuste gevoelens en verlangens (die dan weer in de vroegtijdige kinderontwikkeling vorm gekregen hebben) niet onderdrukt worden door het Ego.
Conflictmodel
Een ander uitgangspunt van de psychoanalyse is de veronderstelling dat het waarneembare gedrag, dus ook gedachten en dromen, bepaald wordt door zowel de onbewuste wensen als het verbod erop. Freud noemt dit het conflictmodel. Gedrag kan dus een resultaat zijn van dit conflict. Een cliënt weet dat zijn handelen niet juist is, maar doet het wel. Op dat moment werkte het verbod op de niet geaccepteerde wensen niet meer.
Het behaviorisme
De behavioristische methode is ook goed toe te passen in zowel praktijksituaties als het dagelijkse leven, maar ik heb er wel mijn vraagtekens bij. Het behaviorisme gaat er van uit dat alle gedrag is aangeleerd. Mensen komen blanco op de wereld en worden pas na de geboorte ingekleurd door hun opvoeders en omgeving. Gedrag wordt in stand gehouden door het hier en nu en is niet bepaald door ervaringen uit het verleden. Het gedrag levert ‘nu’ prettige ervaringen op.
Cognitieve therapie
De cognitieve therapie richt zich op mensen die verkeerde cognities hebben. Een verkeerde cognitie is een gedachte die iemand heeft bij een bepaalde situatie. Die gedachte is gecreëerd naar aanleiding van een negatieve ervaring en/ of handeling. Bij het uitoefenen van die handeling speelt de angst voor de gedachten en voor het opnieuw negatief ervaren van de situatie een grote rol. Bijvoorbeeld; een man moet op zijn werk een presentatie houden voor al zijn collega’s. De man is hiervoor erg zenuwachtig en hoopt dat het allemaal goed verloopt. Tijdens de presentatie weet hij niet meer wat hij moet zeggen en ‘klapt dicht’. Hij begint te zweten en krijgt een knalrood hoofd. Hij schaamt zicht, heeft het gevoel dat hij faalt en schaamt zich hiervoor.
Een verkeerde cognitie die kan ontstaan naar aanleiding van deze situatie is dat de man bang wordt dat dit hem weer zal overkomen als hij voor een groep moet spreken. De cognitie van de man is dan: Als ik maar niet weer een rood hoofd krijg, begin te zweten en dichtklap tijdens de vergadering vanmiddag. ‘Ik moet gewoon presteren en niet dicht klappen’.
Het gevolg van deze cognitie is dat de man een angst ontwikkeld voor de gedachte. Deze angst kan zo groot zijn dat de man probeert op allerlei manieren onder deze vergadering uit te komen.
De cognitieve therapie leert door middel van verschillende methoden (RET-methode) de cliënt op een positievere manier met hun ervaringen om te gaan. De cliënt mag best denken; ‘ik moet presteren en mag niet dicht klappen, maar daarnaast moet hij ook denken; als ik wel dichtklap dan is dat niet het eind van de wereld en neem ik een pauze van vijf minuten waarin ik even tot rust kan komen.
De humanistische psychologie
In de humanistische psychologie staan de subjectieve ervaringen van mensen centraal. Deze subjectieve ervaringen en belevingen vormen het uitgangspunt voor hun gedrag. Een ander belangrijk uitgangspunt is het centralisme. Hiermee wordt bedoelt dat de mens zijn eigen gedrag bepaalt door te handelen vanuit zijn eigen beleving en gevoelens. Zijn gedrag wordt niet bepaalt door zijn omgeving of opvoeding. Dat betekent dat het gedrag veroorzaakt wordt en in stand wordt gehouden door de cliënt. Een ander uitgangspunt van de Humanistische psychologie is dat gedrag voorkomt vanuit de wisselwerking tussen voelen denken en handelen. Het voelen en denken moet goed in evenwicht zijn. Mensen waarbij dit niet in evenwicht is stoppen negatieve gevoelens met gevolg dat ze een emotionele vastloper krijgen. Door de incongruentie tussen gevoel en denken kan een mens niet handelen zoals hij dat eigenlijk zou willen. Dat betekent dat iemand niet zichzelf kan zijn in interactie met anderen. Een ander belangrijk punt is dat de cliënt zelf verantwoordelijk is voor zijn leven. Al eerder heb ik beschreven dat het centralisme voorop staat en dat gedrag bepaalt wordt door iemand zijn eigen belevingen en gevoelens. Je bent als mens zelf verantwoordelijk voor je daden en kan niet iemand anders verantwoordelijk stellen.
Lees verder