De vijf stromingingen in de psychologie
Er zijn vijf belangrijke stromingen in de psychologie, allen met verschillende kenmerken. De aanhangers van deze stromingen verschillen in veel opzichten van elkaar. Een ding hebben zij gemeen: de oervader is de tegenwoordig zo vaak verguisde dr. Sigmund Freud! De stroming die nog steeds uitgaat van zijn hypotheses is de psychodynamische.
De biologische benadering
De biologische benadering gaat uit van de fysionomische en genetische aspecten, die de grondslag vormen van ons gedrag. Verder niets. Het is dan ook van alle psychologische scholen de enige die uitsluitend uitgaat van het lichaam als basis van onderzoek en conclusies. Zij onderkent weliswaar de rol die onze omgeving op ons gedrag kan uitoefenen, maar vindt deze van weinig of geen belang. Bij omgevingsfactoren moet je denken aan: de ervaringen die wij opdoen en de zogenaamde stressoren, die invloed op ons gedrag uitoefenen. Maar, nogmaals, het is marginaal, terwijl een stroming als bijvoorbeeld het behaviorisme (zie verderop) omgevingsfactoren centraal stelt. De biologische benadering hecht grote waarde aan het voortschrijdend inzicht in fysiologische processen, waardoor het voor de aanhangers van deze stroming steeds evidenter wordt dat er een significante relatie bestaat tussen lichaam en geest. Bij deze stroming spelen bij de behandeling van klachten psychofarmaca een eminente rol.
De behavioristische benadering
Bij deze benadering spelen bestudering van waarneembare gebeurtenissen een belangrijke rol. Men bestudeert de wisselwerking tussen een mens en zijn omgeving. Zij houden zich nadrukkelijk afzijdig van het bewustzijn en subjectieve innerlijke verschijnselen. Volgens een van de grondleggers van deze theorie (Skinner) behelst het behaviorisme niet zozeer een theorie als wel een analyse. Deze stroming hecht er groot belang aan dat er begrip ontstaat voor het gedrag van de mens: waarom doen wij, wat wij doen? In het kader van deze korte kennismaking voert het te ver om hier verder op in te gaan. Zie ook Skinner, klassieke en operante conditionering.
De cognitieve benadering
Deze stroming houdt zich met denkprocessen bezig. Centraal daarbij staat de these dat gedrag het beste kan worden begrepen door te kijken naar de processen die plaatsvinden tussen een gebeurtenis en de reactie van de mens daarop (stimulus en respons). Kijkend naar ons geheugen worden 3 fasen onderscheiden:
- het zintuiglijk geheugen
- het kortetermijngeheugen
- het langetermijngeheugen
Overigens wordt algemeen aangenomen dat een dergelijke voorstelling van het geheugen te beperkt is. Wanneer aan een psycholoog iets wordt gevraagd over het geheugen, zal een diepe zucht het gevolg zijn; sommige psychologen zullen je kunnen vertellen dat het geheugen uit 300 segmenten bestaat.
De cognitieve therapeut zal aan iedere van de drie fasen specifieke kenmerken toekennen. Daarbij is de overdracht van informatie van de ene fase naar de andere afhankelijk van aandacht, herhalen en coderen.
Wanneer iemand iets vergeet uit het lange termijn geheugen wordt dit verklaard door het fenomeen van de interferentie of contextafhankelijkheid. Dat wil feitelijk zeggen, dat informatie als het ware over elkaar heen schuift. Het zit elkaar in de weg. Veelal komt de opgeroepen informatie in een later stadium bovendrijven. De cognitieve therapeut ziet het geheugen als een soort "informatieverwerkingsfabriek". Daarin zijn afzonderlijke fasen te onderscheiden. Wanneer een probleem vraagt om een definitie, zal de cognitieve therapeut riposteren met: a) wat is de beginsituatie? b) wat is de eindsituatie? en c) welke werkzame factoren kennen wij en hebben hierop invloed uitgeoefend? Het gaat in deze theorie ook en met name om het adagium: "De mens moet leren te leren". Kortom: de cognities (denken, herinneren, geheugen, redeneren) spelen een centrale rol in de cognitieve stroming.
De psychodynamische benadering
De grondlegger is Freud en het behoeft geen betoog, dat met name over deze theorie de meeste boeken, artikelen en recensies zijn geschreven.
Hier wordt volstaan met het benoemen van een van de belangrijkste uitgangspunten: De aangeboren driften van een ieder, het zogenaamde continuüm van normaal tot afwijkend gedrag en de rol van het onbewuste individu. Freud legde in zijn tijd (hij overleed in 1948) de nadruk op het seksuele aspect, als vertrekpunt van psychische of traumatische problematiek.
De persoonlijkheid is opgedeeld in het zogenaamde Id (de driften) het Ego en het Superego. Het Ego zou je kunnen zien als een intermediair tussen het Id en het superego. Het superego "corrigeert" het Id, wanneer de driften ontoelaatbaar worden geacht te zijn. Daarmee kan wel een innerlijk conflict in stand worden gehouden. De psychoanalyse heeft weliswaar veel aan waarde verloren. Een psycholoog heeft het eens zo verwoord: om een psychoanalyse vol te kunnen houden (het kan jaren duren) moet iemand wel over een verdomd sterke psyche beschikken!
De humanistische benadering
Carl Rogers en Abraham Maslow zijn veruit de bekendste vertegenwoordigers van deze stroming.
Het wordt gekenmerkt door twee uitgangspunten: a) de nadruk op subjectieve ervaringen (het fenomenologisch uitgangspunt) en b) het afwijzen van het determinisme (gebeurtenissen, die op voorhand bepaalde gevolgen uitsluiten) ten gunste van individuele keuzes. Het punt is dat er een relatie moet bestaan tussen wat wij voor ons gevoel zijn (het zelf) en wat wij voor ons gevoel zouden moeten zijn (het ideale zelf). Pas wanneer deze gevoelens bij elkaar komen is er sprake van een evenwicht. In de humanistische benadering wordt dan gesproken van congruentie.
De meest toegepaste therapie is de cognitieve gedragstherapie. Het is de enige therapie die kan bogen op empirisch vastgestelde doelmatigheid.