Blindzicht: zien zonder gezichtsvermogen
Sommige mensen hebben letsel opgelopen aan één of beide visuele velden in de ogen. Dit resulteert vaak in gedeeltelijke of volledige blindheid. Sommige mensen kunnen desondanks deze blindheid objecten beschrijven zonder ze daadwerkelijk bewust te ervaren. Dit wordt 'blindzicht' genoemd.
Oogletsel en blindheid
Oogletsel kan op verschillende manieren ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan een tak die je in je oog krijgt, glassplinters van een gebroken ruit of een ziekte of aandoening die je oog of netvlies aantast... De
letter cortex, een gebied in de hersenen, wordt geralteerd aan de visuele perceptie. Schade aan de linkerhelft hiervan leidt tot blindheid in het rechter visuele veld en vice versa. De blinde gebieden worden
scotomata genoemd.
Blindzicht
Weiskrantz, een Britse psycholoog, ontdekte in 1986 het fenomeen blindzicht. Met blindzicht wordt het vermogen om objecten die verschijnen in de blinde gebieden van het visuele veld gedetailleerd te beschrijven zonder bewuste ervaring ervan.
Verklaringen
Verscheidene wetenschappers twijfelen aan het bestaan van blindzicht en argumenteren dat er
verscheidene mogelijke verklaringen voor dit fenomeen zijn, welke nauwkeurig onderzocht moeten worden.
Cowey vatte deze argumenten samen. De twee belangrijkste argumenten zijn “de verstrooid licht hypothese”, “reserve eilanden van rest zicht” en “een verandering in criterium om de aanwezigheid van een stimulus te rapporteren”. Blindzicht is niet het gevolg van staar of andere oogafwijkingen die met een bril te corrigeren zijn.
De verstrooid licht hypothese
Personen met blindzicht reageren op licht dat gereflecteerd wordt van het object in de nog functionerende delen van het visuele veld. Gebleken is echter dat mensen met blindzicht geen objecten kunnen herkennen die in hun
blinde vlek vallen. Wanneer de verstrooid licht hypothese waar zou zijn zou men op ieder gezichtsgebied even goed of slecht presteren en niet alleen op de plek van de blinde vlek.
Reserve eilanden van rest zicht
Wessinger stelde dat blindzicht toegekend kan worden aan kleine gebieden of ‘eilanden’ in de scotoma waarin visie opgeslagen is en dat blindzicht mogelijk
bemiddelt tussen wat over is van de primaire visuele weg en wat over is van secundaire wegen.
Kentridge onderzocht deze hypothese en vond dat blindzicht niet uitgebreid is naar het hele gebied van de scotoma, maar dat het tevens aanwezig was in bepaalde gebieden als oogbewegingen voorkomen werden. Dit leidde tot de conclusie dat hoewel er misschien reserve ‘eilanden’ in de scotoma zijn, deze niet verantwoordelijk kunnen zijn voor heel blindzicht.
Een verandering in criterium om de aanwezigheid van een stimulus te rapporteren
Een andere groep sceptici beweert dat blindzicht een
verandering in responscriteria behelst maar niet in
sensitiviteit. Mensen met blindzicht zijn dus even sensitief maar minder geneigd er
bewuste aandacht aan te geven dan een normaal persoon. Uit onderzoek blijkt echter dat mensen met blindzicht stimuli niet alleen een ander responscriterium hebben maar ook een andere manier van
verwerken van de stimuli. Cowey stelt dat de veranderingen in responscriteria mogelijk ook een (deel)verklaring zijn voor sommige aspecten van de performance van mensen met blindzicht.
De sensatie van blindzicht
Mensen met blindzicht schijnen bewegingen eerder te
voelen dan te zien. Ze leren om op erg subtiele ervaringen te reageren als
compensatie voor het niet (volledig) kunnen gebruiken van het zicht. Mensen met blindzicht schijnen nog wel te kunnen registreren, maar hebben
geen toegang meer tot de verkregen informatie.
De implicaties van blindzicht: een visueel systeem of twee?
De meest geaccepteerde verklaring voor blindzicht is dat we
twee visuele systemen hebben: een primitief, niet-gegroefd systeem (gevoelig voor beweging, snelheid) en een meer uitgebreid gegroefd systeem. Een mogelijkheid is dat het niet-gegroefde systeem de locatie van een object in een ruimte verwerkt en het gegroefde systeem de identificatie van het object.