Voorwaarden voor een goede straf
Straffen is een manier om gedrag te veranderen/verbeteren. De mate van effectiviteit van straffen is al tijdenlang een discussiepunt van pedagogen en andere mensen die met opvoeden te maken hebben. Als er gekozen wordt voor het geven van straf, is er een aantal voorwaarden waar een straf aan moet voldoen om het voldoende efficient en effectief te laten zijn. Zo is het belangrijk om consistent en consequent te straffen. In dit artikel volgen nog meer adviezen voor het geven van straf.
Het geven van straf is al jarenlang een discussiepunt van pedagogen, leerkrachten en ouders. Er bestaan veel soorten straffen (zie ook:
Straffen op school en thuis) en veel soorten meningen over straffen. Sommigen zijn van mening dat het nooit of zo min mogelijk toegepast moet worden terwijl anderen van mening zijn dat het in in sommige gevallen noodzakelijk is om straf te geven. In beide gevallen is het handig om kennis te hebben van zinvolle straffen. In de literatuur is een aantal voorwaarden beschreven waar een goede straf aan moet voldoen. Een straf is in dit geval dus goed als het ongewenste gedrag erdoor vermindert of verdwijnt zonder dat de gevolgen van de straf schadelijk zijn. Het is als opvoeder of leerkracht dus van belang om eerst goed na te denken over de vorm en de ernst van straffen. Ter plekke een straf bedenken is vaak minder effectief. Hieronder volgt een lijstje met voorwaarden waar een straf bij voorkeur aan moet voldoen.
Voorwaarden voor een goede straf
- Allereerst moet duidelijk gemaakt worden welke straf op welk gedrag volgt zodat er minder kans is op willekeurige straffen. Ook moet duidelijk zijn hoe lang de straf zal duren zodat het kind zich daarop kan instellen. In sommige gevallen is dit echter allemaal niet mogelijk. Als een kind onverwacht problematisch gedrag vertoont, is er van tevoren geen afspraak gemaakt over de straf. Driesen (2007) stelt voor om in zo’n geval niet te impulsief te reageren, maar om er eerst over na te denken. Ook heeft het volgens hem weinig zin om bij het geven van de straf een uitgebreid uitleg en/of preek te geven. Kinderen zijn op dat moment namelijk vaak te emotioneel en niet goed in staat om redelijk te denken en te luisteren. Pas als het kind een beetje afgekoeld is kan er een langer gesprek plaatsvinden.
- Verder is het belangrijk dat de straf voldoende onaangenaam moet zijn. Niet elk kind ervaart dezelfde straf als onaangenaam. Het hangt vaak af van de persoon, de situatie en de leeftijd wat als aangenaam en wat als onaangenaam ervaren wordt.
- Consistent straffen is ook een belangrijke voorwaarde van straffen. Elke keer als het ongewenste gedrag vertoond wordt, moet gestraft worden. Het af en toe straffen van het gedrag zal ervoor zorgen dat het gedrag niet afneemt en zelfs kan toenemen. Het vertonen van het ongewenste gedrag levert namelijk vaak een beloning op voor het kind en het incidenteel belonen zorgt voor een toename van het gedrag. Bovendien zullen sommige kinderen her risico wel willen nemen; er bestaat immers een kans dat ze zich ongestraft kunnen misdragen. Het consistent straffen is een heel belangrijke regel, maar is ook vaak moeilijk toe te passen. Het is vaak niet mogelijk om een kind constant in de gaten te houden. Zodra een kind doorheeft dat het in een bepaalde situatie, bijvoorbeeld in de pauze, ongestraft kan doen en laten wat het wil zal het gedrag niet ophouden. Het is dus belangrijk om goed op deze voorwaarde te letten, het is een zwakke plek voor veel leerkrachten, maar zeer de moeite waard om aandacht aan te besteden.
- Naast consistent straffen is consequent straffen ook een belangrijk aspect om rekening mee te houden. Een afgesproken- of aangekondigde straf moet dus ook echt uitgevoerd worden. Sommige leerkrachten dreigen wel met straffen, maar komen niet verder dan het geven van talloze waarschuwingen. Het begint dan met: ‘Als je het nog een keer doet, dan moet je nablijven’, en wordt gevolgd door nog meer schreeuwende dreigementen, maar van nablijven komt niets terecht. Dit zorgt voor veel spanningen bij de leerling en de leerkracht en kan leiden tot een uitbarsting waarbij er wel gestraft wordt, maar met een andere en zwaardere straf dan nablijven. Door dit soort reacties verliest de leerkracht zijn geloofwaardigheid. Leerlingen moeten juist leren dat bepaald gedrag altijd afgestraft wordt en dat regels gehandhaafd dienen te worden.
- Straffen dienen ook realistisch te zijn. Dreigen met onuitvoerbare straffen is zinloos omdat kinderen er snel genoeg achterkomen dat de straf toch niet uitgevoerd zal worden. Deze vorm van dreigen wordt vooral door ouders nogal eens gebruikt. Zeggen dat Sinterklaas niet langs komt, dat de politie gebeld wordt en dat die ze in de cel zet, dat ze uit huis gezet worden et cetera, zijn loze dreigementen. Kinderen die dat door hebben, zullen de personen die ermee dreigen niet meer serieus nemen en gewoon doorgaan met hun foute gedrag.
- Straffen moeten niet te zwaar en niet te mild zijn. Een straf moet dusdanig zwaar zijn dat de onaangename gevolgen groter zijn dan de aangename gevolgen van het ongewenste gedrag. Toch is het niet nodig om een kind een uur in de hoek te zetten als een kwartier al voldoende is. Straffen hebben namelijk ook en signaalfunctie: het geeft aan dat er iets mis was met het gedrag. Een milde straf geeft dit signaal even goed af als een zware straf. Mildere straffen zijn bovendien vaak makkelijker uitvoerbaar. Het is beter om een mildere straf consistent en consequent toe te passen dan een zware straf inconsistent toe te passen.
- De straf sluit bij voorkeur inhoudelijk aan op het gedrag. Dit maakt de straf namelijk zinvol; de leerling leert niet alleen dat het gedrag ongewenst is, maar ook waarom het gedrag ongewenst is en wat de gevolgen kunnen zijn. In het ideale geval is de straf het logische gevolg van het gedrag. Als een kind bijvoorbeeld erg wild omgaat met zijn eigen spullen, kan het gebeuren dat het kind iets van zichzelf kapot maakt. Als een kind door de klas rent, bestaat de kans dat het een breekbaar knutselwerkje van zichzelf laat vallen. Maar soms moet de zinvolle straf gecreëerd worden door de leerkracht. Als een kind een schoolboek kapot maakt zou de leerkracht kunnen eisen dat het kind het boek repareert of betaald. Als dit allemaal niet mogelijk is, kan het kind ook geconfronteerd worden met de aangerichte schade. Een kind dat een ander kind geslagen heeft, kan geconfronteerd worden met de blauwe plekken en het gehuil van het slachtoffer.
- Als het kind de schade van zijn gedrag moet herstellen, spreken we van een correctiestraf. Als een kind de situatie niet alleen moet herstellen, maar ook beter moet maken dan het ervoor was, spreken we van een overcorrectiestraf. Dit is bijvoorbeeld het geval als het kind als straf voor het maken van rommel onder zijn eigen tafel niet alleen zijn eigen rommel moet opruimen, maar de hele klas onder handen moet nemen
- Verder is het belangrijk dat de straf snel volgt op het ongewenste gedrag. Op die manier wordt de link tussen de straf en het gedrag beter gelegd. Het kind heeft door de korte tussentijd goed onthouden wat het fout heeft gedaan en weet dus goed op welk gedrag de straf betrekking heeft. Ook wordt het conflict sneller opgelost en voorkomt het langslepende spanningen. Bovendien worden eventuele voordelen van het ongewenste gedrag snel gestopt. Een leerling die tijdens de rekenles galgje speelt, zal door de snelle straf het spel niet kunnen afmaken.
- Straffen dienen afwisselend te zijn. Bij het geven van steeds dezelfde straf zal het kind aan de straf kunnen wennen en het minder erg vinden. Ook kan een straf te zwaar zijn; afwisseling zorgt er dan voor dat een kind niet steeds te zwaar gestraft wordt.
- En een straf moet altijd eindig zijn. Er is leven na de straf. Het kind moet vergeven worden na de straf. Er mag geen water bij de wijn gedaan worden in de zin van dat de ernst van het ongewenste gedrag wordt afgezwakt, maar het kind moet wel voelen dat het met een schone lei kan beginnen. Als een kind gestopt is met het ongewenste gedrag is het zeer af te raden om er weer over te beginnen. Het is niet verstandig om oude koeien uit de sloot te halen.
- Kinderen moeten ook begrijpen waarom het de straf gekregen heeft en welk gedrag wel gewenst is. Door het gewenste – en ongewenste gedrag concreet te beschrijven, weet de leerling waar het aan toe is en zal de straffen minder passief ondergaan (van den Broeck, 2002).
- Tot slot is het van belang dat de gestrafte een zeker respect heeft voor de straffer. Als het kind opkijkt tegen de leerkracht zal een straf meer indruk maken en zal het kind er beter over nadenken hoe het in de toekomst voorkomen kan worden. Een goede relatie zal de effectiviteit van de straf dus verhogen. Kinderen krijgen liever straf van een aardige leerkracht dan van een onaardige leerkracht. Ook al verschillen de straffen niet van elkaar. Een aardige leerkracht is in dit geval iemand die eerst met woorden corrigeert, eerst waarschuwingen geeft, kleine overtredingen niet gelijk bestraft en minder vaak en minder lang boos is (Driesen, 2007).