Cyberpesten: onderzoek over online pesten en gepest worden
Pesten is bekend gedrag dat je overal tegenkomt: op school, op de werkvloer en tegenwoordig ook online. Vrijwel iedereen is wel eens gepest, heeft wel eens gepest of kent iemand die gepest is. Er bestaan verschillende pestrollen, rollen waarvan mensen zich vaak niets een bewust zijn. Een interessante ontwikkeling is de komst van het internet en daarmee ook een digitale versie van pesten: cyberpesten. Wat zijn nou de verschillende pestrollen? En hoe steekt het cyberpesten in elkaar?
Pesten is een maatschappelijk probleem en in alle landen en culturen een bekend verschijnsel. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die gepest worden later in hun leven negatieve gevolgen ondervinden. Zij krijgen vaak te maken met een laag zelfvertrouwen, hebben moeite om relaties te onderhouden, hebben meer last van depressies en komen vaker in aanraking met criminaliteit en verslavingen (Sourander et. al., 2000). Uit onderzoek van Fekkes (2005) bleek dat kinderen die gepest worden een grotere kans hebben om psychosomatische en psychosociale klachten te ontwikkelen. Er wordt, om voorgenoemde redenen, veel aandacht besteed aan het voorkomen van en omgaan met pesten.
Definitie van pesten en cyberpesten
Een van de meest gehanteerde beschrijvingen van pesten komt van Olweus (1993): ‘Een leerling wordt gepest of tot slachtoffer gemaakt wanneer hij of zij bij herhaling wordt onderworpen aan de negatieve handelingen van een of meer medeleerlingen.’ (Goossens, Vermande en van der Meulen, 2012). Deze negatieve handelingen zijn bijvoorbeeld ‘beangstigen, intimideren, bedreigen of schaden van het slachtoffer’ (Snakenborg, Van Acker en Gable, 2011). Pesten kan zich in verschillende vormen voordoen. Pesten komt voor onder alle leeftijden en in verschillende situatie. Voornamelijk bekend is pestgedrag bij kinderen, thuis en op clubjes. Maar ook volwassenen pesten en worden gepest; bijvoorbeeld op de werkvloed. Een toename in cyberpesten is tegenwoordig zichtbaar. Pesten vindt onder andere plaats via technologieën als e-mail, telefoonberichten, sociale netwerk sites, chatrooms en instant messaging. Deze vorm van pesten wordt cyberpesten genoemd (Schenk & Fremouw, 2012).
Pestrollen
Er zijn verschillende rollen binnen het pestproces. Salmivalli en zijn collega’s benoemen er zes: pester, bekrachtigers van de pester, assistent van de pester, beschermer van het slachtoffer, buitenstaander en slachtoffer (Salmivalli, Lagerspetz, Björkqvist, Österman, & Kaukiainen, 1996). Mensen zijn vaak niet bewust van de rol die zij aannemen en de invloed die deze rol heeft. Weinig mensen zullen daadwerkelijk toegeven dat zij pestgedrag vertonen. Dit kan voortkomen uit schaamte, maar het kan ook zijn dat iemand zich niet bewust is van het effect van bijvoorbeeld een vervelende opmerking.
Pesten én gepest worden
Onderzoek van Marini en Dane (2006) toonde aan dat één derde van de kinderen slachtoffer is van pesten en tegelijkertijd andere kinderen pest. Kinderen die slachtoffer zijn van pesten en zich tegelijkertijd zelf schuldig maken aan pesten worden bully-victims genoemd. Schwartz, Proctor en Chien (2001) suggereerden dat een belangrijk kenmerk is dat bully-victims moeite hebben met emotieregulatie. Wat vaak te zien is bij bully-victims is dat zij zelf ook pesten, in de hoop dat het pesten naar hen toe stopt en daarmee een nieuwe positie in een groep te verwerven.
Cyberpesten
Damme, Pauwels & Gampelaere (2013) hebben onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van pesten op een Gentse school. Dit onderzoek wijst uit dat 9,6% dader en slachtoffer is bij traditioneel pesten en 14,5% bij cyberpesten. Volgens dit onderzoek zijn er weinig ‘zuivere’ daders betrokken bij cyberpesten. De meeste cyberpesters zijn tegelijk ook slachtoffer. Lastig aan deze cijfers is dat, zoals eerder genoemd, niet iedereen zal toegeven te pesten of gepest te worden uit schaamte of door onbewust een rol te hebben.
Internet als pestmiddel
Volgens Ybarra & Mitchell (2004) gebruiken sommige slachtoffers van traditioneel pesten het internet om anderen te pesten. Op school voelen slachtoffers zich niet veilig genoeg om een weerwoord te geven, op het internet durven zij dit echter wel. Uit onderzoek van Smith (2008) bleek dat deze kinderen hun boosheid en frustratie via het internet richten aan hun pesters of aan andere kinderen. Zij zijn dus slachtoffer bij traditioneel pesten en dader bij cyberpesten. Naar aanleiding van het onderzoek van Smith (2008) werd er verwacht dat cyberpesten veelal wordt gedaan door kinderen die slachtoffer én dader zijn, de zogeheten bully-victims.
Kenmerken van cyberpesters
Ybarra & Mitchell (2004) stellen dat kinderen die cyberpesten vaak psychische problemen hebben, zoals gevoelens van minderwaardigheid, stress en angst. Raskauskas & Stoltz (2007) trekken de stelling van Ybarra & Mitchell (2004) in twijfel. Volgens hen zijn kinderen met psychische problemen niet in staat om van zich af te bijten. Kinderen met een laag zelfbeeld of andere emotionele problemen zijn in zichzelf gekeerd en zullen hun emoties niet op internet uiten. Smith (2008) onderschrijft deze stelling deels, want hij heeft in zijn onderzoek onderscheid gemaakt tussen slachtoffers en bully-victims. Slachtoffers durven hun boosheid en frustratie niet op internet te tonen, bully-victims durven dit wel. Naar aanleiding van het onderzoek van Smith (2008) werd in het huidig onderzoek verwacht dat er verschil zou zijn tussen kinderen die wel of geen bully-victim zijn en de emotionele problemen die zij ervaren.