Filosofen en opvoeding: Augustinus
Augustinus is één van de filosofen die een grote stempel gedrukt heeft op onze huidige Westerse cultuur. Zijn negen-delig werk de doctrina Christina werd een leidraad voor kerk en staat na de Romeinse overheersing.
Het kloosterleven
Na zijn benoeming als leraar in Milaan. Toen hij in Milaan aan zijn taak begon, had een innerlijke ontwikkeling hem reeds langzaam dichter bij het christendom gebracht. In deze stad begon hij zijn dwalingen steeds beter te doorzien en te betreuren, vooral doordat hij in de preken van de bisschop Ambrosius gekonfronteerd werd met een voluit gerijpt christendom van neo-platoonse kleur. Er voltrok zich bij hem een geestelijke groei die in 386 leidde tot zijn bekering. Met Pasen 387 werd hij gedoopt.
Bij zijn bekering deed hij afstand van alle ijdele hoop. Hij legde zijn funktie neer, verzaakte aan het huwelijk en wilde voortaan alleen nog leven voor God en voor het zoeken naar de wijsheid. Daarom keerde hij via Rome naar Thagaste terug om hier samen met vrienden te beginnen aan een kloosterleven in afzondering, studie en gebed. Zijn christelijke overtuiging drong hem echter ook tot de getuigenis van de waarheid en hij begon vele boeken te schrijven die hem langzamerhand tot een beroemd man maakten.
Ook het volk van Hippo had blijkbaar van hem horen spreken. Want toen hij eens een eventuele kandidaat voor zijn kloostergemeensehap in Hippo ging bezoeken, beschouwde het volk hem als de door God gezonden opvolger voor hun bisschop Valerius, die zelf al oud werd en al het werk niet meer aan kon. Zo werd hij, aanvankelijk dus tegen zijn zin, in 390 tot priester gewijd, waarna in 395 de bisschopswijding volgde. Vijfendertig jaar lang is hij toen bisschop geweest van deze beweegljke havenplaats, die iets meer noordelijk lag dan het tegeuwoordige Bône en die, naar schatting, in die tijd 30.000—40.000 inwoners telde.
Augustinus heeft zijn geestelijke roeping zelf ervaren als een grote last en de grote verantwoordelijkheid drukte hem zwaar. Toch was hem hiermee de mogelijkheid gegeven om in toewijding aan zijn taak en in kontakt met de werkelijkheid van Kerk en leven, uit te groeien tot een grote geestelijke rijpheid, vooral door de beoefening van een door liefde gedragen en heldhaftig volgehouden dienstbaarheid. Hij was ervan doordrongen dat een nauwgezette studie van de Schrift noodzakelijk was om zijn taak goed te kunnen volbrengen. Voor goede medehelpers in zijn taak zorgde hij door met hen kloosterljk samen te leven en zo een gemeenschap te stichten waarin hun vorming zich kon voltrekken.
Augustinus pedagoog?
Gewoonlijk aarzelt men niet ook Augustinus te beschouwen als iemand die ons aangaande de pedagogie inzichten van blijvende waarde heeft gegeven. Toch is er enig gevaar voor misverstand aanwezig, wanneer hij zonder meer een pedagoog wordt genoemd. Een pedagogisch systeem heeft hij niet ontworpen . Wel kwam hij in sommige werken toe aan kwesties die met het onderricht en de opvoeding samenhangen, maar strikt pedagogische uiteenzettingen in onze zin werden dit niet.
En wie beseft in welke Culturele situatie Augustinus leefde en werkte zal begrijpen dat hij aan het uitwerken en verdedigen van een bepaalde techniek of methode van opvoeding nog niet toe was. Hij leefde immers in een periode waarin de heersende cultuur al niet meer een thuis was voor alle leven van de geest en niet meer allen kon binden.
Maar Augustinus is meer dan huisgenoot van onze cultuur. Hij behoort tot de mensen, die onze christelijke westerse cultuur het aanzien hebben gegeven. Want daar de laat- antieke cultuur krachteloos was geworden in definitief verval werd hij als het ware een thuisloze, die uit noodzaak op zoek moest gaan naar nieuwe waarden en nieuwe fundamenten moest ontdekken. Zo stond hij voor een andere, moeilijker opgave dan de andere pedagogen. Dit verklaart waarom hij de indruk wekt enigszins een vreemde verschijning te zijn onder hen. Doch dit maakt ook duidelijk dat hij altijd rechtens in hun gezelschap verschijnt. Want alle denkers over opvoeding, die staan binnen de christelijke, westerse cultuur, hebben doorgebouwd op de fundamenten, die hij heeft gelegd.
Een theologie van de opvoeding
De confrontatie met een stervende heidense cultuur, de intensiteit van zijn eigen ervaren en het leven in een christelijke gemeenschap die zijn eigen taak beter ging beseffen naarmate de groei tot rijpheid zich voltrok, hebben Augustinus gesteld voor de noodzaak scherper dan zijn voorgangers de oude vraag opnieuw te stellen: Wat kan een christen nog doen met de rijkdommen en mogelijkheden die de antieke cultuur altijd had geboden?
Naast zijn eigen aanleg hebben de omstandigheden ertoe geleid, dat Augustinus zijn aandacht moest richten op de meest fundamentele punten. Deze moest hij ontdekken, beoordelen en waarderen om zo voor zichzelf tot enige klaarheid te komen. Hij kon daarom niet allereerst een man zijn van praktische pedagogie, ofschoon praktische aanwijzingen in zijn werken niet ontbreken. De praktische opmerkingen vloeien echter voort uit een zicht op de fundamentele trekken. Eerder is hij de theoloog van de cultuur en de vorming, theoloog, omdat hij, geleid door zijn christelijke levensvisie en luisterend naar de Openbaring, probeert te begrijpen, waar het hier om gaat.
Het is belangrijk dit te beseffen. Want eerst vanuit die theologische visie komt Augustinus tot zijn praktische stelregels en raadgevingen en deze staan dus, vanwege de religieuze instelling ook steeds in een religieus licht. Dit wordt in zijn werk De Doctrina chiristiana wel zeer duidelijk.
Hoofdlijnen van een visie
In tegenstelling tot de onwaarachtigheid in de cultuur van zijn dagen, stelt Augustinus de waarheid centraal. De mens moet weer komen tot de waarheid, want in het kennen van de waarheid ligt het gelukzalige leven. Het kennen van de waarheid is voor Augustinus nauw verwant met het doen van de waarheid, met het bezitten dus van de juiste verhouding tegenover zichzelf, de medemens en God. Zo omsluit het verlangen naar waarheid niet alleen de kennis, maar ook de zeden.
Voor de mens zelf is het echter onmogelijk om uit eigen kracht op te stijgen tot het kennen van de waarheid en het respecteren van de juiste verhoudingen. De mens ligt hopeloos in dwaling en zonde verward.
Een christelijke cultuur
Binnen deze genoemde oriëntatie groeit dan voor Augustinus’ blik een nieuwe kultuur, want menselijke inspanning is nodig om het geloof en de liefde, om de leer van de Schrift te begrijpen, te bewaren, te verdedigen en te verklaren. Al wat zich niet tegen de genoemde oriëntatie verzet kan in meerdere of mindere mate van nut zijn. De technieken van de oude literaire wetenschap, de kennis van de historie kunnen zeer nuttig zijn, maar absoluut noodzakelijk zijn ze niet.
Op deze wijze wordt alle eigenmachtigheid en ijdelheid aan de beoefening van de disciplinae ontnomen. Logische wetten kunnen zeker even goed in scholen buiten de Kerk geleerd worden, maar de waarheid der oordelen moet in de kerkelijke boeken worden nagespeurd. De oudheid kende al lang een ordening van de studie in verschillende vakken, die dan overeenkomstig de taak of het belang dat men eraan toekende soms in een bepaalde volgorde werden geplaatst.
Om deze vakken aan te duiden gebruikt Augustinus de traditionele term ‘disciplina’ of het woord ‘ars’ dat nagenoeg met disciplina synoniem is. Uit de bestaande vakken wil Angustinus bewaren de disciplinae en artes die voor de instandhouding van de menselijke samenleving noodzakelijk zijn. Ze hebben echter een ondergeschikte plaats. Als regel geldt, dat men aan dergelijke wetenschappen en kunsten niet teveel tijd moet besteden, zeker niet als ze alleen op het lichamelijke zijn van de mens betrekking hebben.
Het beeld van de leermeester
Gezien deze achtergronden spreekt het vanzelf; dat als Augustinus denkt over de plaats en de taak van een menselijke leermeester, in dit opvoedingsproces, ook hier dat zelfde religieuze radikalisme naar voren komt. Ieder onderricht krijgt immers enigszins het karakter van een prediking. De leermeester gaat op zijn eigen wijze delen in de predikende taak van de Kerk. Want al is God de enige leermeester die ons door de Schrift klaar maakt opdat wij Hemzelf als innerlijke meester zouden bezitten, toch erkent Augustinus in dit heilsproces de wetmatigheid dat God daarbij altijd een beroep doet op menselijke medewerking.
Augustinus meent ook, dat het noodzakelijk is om van de waarheid die je bezit mee te delen aan anderen. Het geestelijk goed kan immers niet bezeten worden zoals het stoffelijk goed. Het uitdelen van stoffelijk goed doet het bezitten ervan verminderen. Het geestelijk goed vermindert echter door mededeling niet. Er is dan ook geen mogelijkheid om het geestelijk goed zo te bezitten alsof het alleen voor jezelf was.
Bovendien brengt het bezitten van de waarheid ook tot het bezit van de liefde. Als men het goddelijke onderricht heeft gevolgd en verstaan, dan heeft men deel gekregen aan de waarheid en de liefde. Deze liefde brengt met zich de zorg voor de broeder, opdat ook hij aan waarheid en liefde deel zou krijgen. Daarom moet hij, die de Schrift mocht verstaan, bereid zijn om zijn broeders te onderrichtcn.
Voor Augustinus’ ogen vormt zich zo de gemeenschap van de Kerk, een gemeenschap, waarin zij die tot leven gewekt werden in waarheid en liefde door hun liefdevol onderricht gestalte geven aan en delen in de tot heil brengende taak van de Kerk.
© 2007 - 2024 Sophocles, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Taken van de pedagoogDe pedagogiek houdt zich bezig met de opvoeding. Een andere naam voor pedagogiek is opvoedingsleer, opvoedkunde of opvoe…
Opvoeding en maatschappijvisieWe kunnen niet voorbij gaan aan de samenleving waarin kinderen/jongeren nu en in de toekomst leven. Zij moeten juist zo…