In de economie is liefde een schaars bezit
Het nieuwe modewoord is participatiesamenleving. Nu na jaren de vrije markt toch niet het antwoord op alle vragen blijkt, en de hemel op aarde in duigen is gevallen, leert de praktijk, en de politiek, dat we het over een andere boeg moeten gooien. Te beginnen met het opvegen van de scherven waarmee de brokkenpiloten van de economie, ten gevolge van hun desastreuze deregulering, ons opgezadeld hebben. Hoe is het zover kunnen komen? En hoe komt het dat de bewuste economen hun geloof in de vrije markt helemaal niet kwijt zijn? Enerzijds omdat ze er zelf nog warmpjes bij zitten, anderzijds door hun beperkte zienswijze.
Eigenbelang
Op de vrije markt is eigenbelang de norm. Altruïsme bestaat weliswaar, maar in de ogen van veel economen is het een schaars goed. Zij kunnen zich niet voorstellen waarom een mens onbaatzuchtig zou zijn. Voor hen is de markt de norm en altruïsme het laatste redmiddel. Iets dat je pas toepast wanneer die markt je in de steek gelaten heeft. Zij geloven dat ieder van ons slechts over een beperkte mate van onbaatzuchtigheid beschikt. Iets wat kostbaar is, daar moet je zuinig mee omspringen, is hun economische gedachte. En dus zal iedereen het vooral voor familie en vrienden bestemmen.
Dit vast geloof in de vrije markt stoelt op twee grondbeginselen:
- Geld kan nooit iets corrumperen en marktwerking kan niet-commerciële normen nooit verdringen.
- Ethisch gedrag is een goed waarmee we zuinig moeten omspringen.
De eerste overtuiging gaat uit van de gedachte dat invoering van de marktwerking alleen maar tot méér keuzemogelijkheden van het individu leidt. Iemand die vrijwillig bloed doneert en daaraan voldoening ontleent, kan er gewoon mee blijven doorgaan, ook al doet een ander het voor geld. De veronderstelling is dat de waarde of betekenis van bloed, of het nu verkocht of gedoneerd is, niet verandert. De waarde is en blijft dat het mensen in leven kan houden. Er wordt volkomen aan voorbij gegaan wat het met de donoren doet.
Waarde
Voor de ontvanger zal het inderdaad niets uitmaken, als hij zijn bloed maar krijgt. Maar voor de eigenaar is het een wereld van verschil. Stel je voor dat je altijd trouw bent geweest in het geven van bloed en je voelde je daar goed bij, omdat je het kon missen en je hielp er een ander mee. Totdat het plotseling ook verkocht kan worden en daarmee wordt het een inkomstenbron voor minder bedeelden. Door jouw bloed gratis te blijven afstaan, stoot je opeens 50 euro uit de mond van een armlastige; daar gaat je goede gevoel. Je kunt nu beter 50 euro aan de bloedbank geven, zodat zij die dakloze kan betalen voor zijn bloed.
Schaars
Het tweede grondbeginsel van het geloof in de vrije markt is gebaseerd op de gedachte dat je niet teveel op altruïsme, vrijgevigheid, solidariteit en maatschappelijke verantwoordelijkheidsgevoel moet rekenen, want dit zijn schaarse goederen die snel opraken. Op de vrije markt is eigenbelang de norm en men denkt dan ook dat teveel vertrouwen op de vrijgevigheid van mensen, bijvoorbeeld om bloed te doneren, afneemt als je er teveel gebruik van maakt. Door geld te bieden voor bloed zorg je ervoor dat die vrijgevigheid bewaard blijft voor momenten waarop de markt echt niet te handhaven is (Arrow, K.J.: Gifts and exchanges).
Hebzuchtig
In 1954 hield Cambridge econoom D.H. Robertson een lezing getiteld ”Waar bespaart de econoom op?” Hij wilde aantonen dat economen weliswaar inspelen op de agressie en hebzuchtige instincten van de mens (sic), maar dat ze toch een morele missie hebben. Het uitgangspunt van de economie ligt volgens hem
niet in hoogst menselijke motieven; dat is de taak van seculieren en kerkelijke moralisten. De economie moet de taak van de moralist tot hanteerbare proporties terugbrengen. Dat doet ze door eigenbelang te stimuleren om zo te voorkomen dat schaarse middelen als altruïsme en morele overwegingen verspild worden. Robertson: “Dus, door ons werk goed te doen, helpen we te besparen op het kostbaarste goed op aarde: liefde.”
Handelswaar
Deze economische denkwijze, die alles ziet als handelswaar, is blind voor het gegeven dat liefde en goedheid door gebruik niet worden uitgeput, maar juist toenemen en versterken. Hoe meer liefde je geeft, des te meer ontvang je. Een echtpaar dat zuinig is met het uiten van liefde vanuit de gedachte dat ze dan op het einde van hun leven zoveel mogelijk liefde opgespaard hebben, is een verzuurd echtpaar dat blij mag zijn als het gezamenlijk de eindstreep haalt.
Cultiveren
Aristoteles meende juist dat we deugdzaamheid kunnen cultiveren door deugdzaam te zijn, rechtvaardigheid door rechtvaardig te zijn, gematigdheid door gematigd te leven, etc. En Rousseau vond dat, hoe meer een land van zijn burgers vraagt, des te groter wordt de toewijding tot hun land. Energiek burgerschap maakt burgerschapszin sterker. Dit staat in schril contrast tot president G. Bush die zijn burgers tijdens de oorlog in Irak, opriep zoveel mogelijk te blijven winkelen totdat het land een beroep op hen zou doen (in de vorm van hogere belasting).
Altruïsme
Die wijsheid was hem ingefluisterd door de rector magnificus van Harvard L.H. Summers, tevens een van zijn belangrijkste economisch adviseurs (en tegenwoordig van B. Obama!). Deze beweerde in 2003, in zijn ochtendgebed getiteld Economics and moral questions, dat we allemaal maar een beperkte hoeveelheid altruïsme in ons hebben. We moeten er dus zuinig mee omspringen en het bewaren voor onze gezinnen, onze vrienden en voor de vele sociale wereldproblemen die de markt niet kan oplossen…
Deze metafoor is natuurlijk misleidend. In plaats van deugdzaamheid te vergelijken met een schaars goed, is het toepasselijker altruïsme, vrijgevigheid, solidariteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid te vergelijken met spieren die zich ontwikkelen en sterker worden door ze te trainen. De marktgerichte samenleving doet het tegenovergestelde; zij laat ze verkommeren. Dat is wat we nu wereldwijd aan den lijve ondervinden.
Lees verder