Wat is werkelijkheid? Over Foucault en Magritte
De vraag ‘Wat is werkelijkheid?’ is zondermeer een van de hoofdthema’s in de filosofie door de eeuwen heen. De werkelijkheid, of de betekenis ervan, is niet (zomaar) gegeven. Die ondoorgrondelijkheid maakt het dan ook voer voor denkers om hun tanden op stuk te bijten. Het doel van dit stuk is niet een ultiem antwoord te verschaffen op de vraag ‘Wat is werkelijkheid?’. De bedoeling is om aan de hand van Michel Foucaults ideeën over het werk ‘Het verraad van de voorstelling’ door René Magritte, in vogelvlucht, een specifieke wijze te bespreken: een manier om de vraag ‘Wat is werkelijkheid’ te benaderen, dan wel een aanzet te doen deze te beantwoorden.
Subject-object verhouding
Kenleer, een discipline binnen de filosofie, houdt zich ondermeer bezig met de
subject-object verhouding. Daarin gaat het om de vraag hoe jij je, als waarnemend subject, verhoudt tot de jouw omringende wereld, tot objecten. En hoe die objecten zich tot jou verhouden. Je ziet een boom, maar bestaat deze boom ook buiten het beeld dat je hebt van die boom? Verwijst het beeld naar een werkelijke boom, of is er alleen het beeld? En hebben alle mensen hetzelfde beeld van die boom, of zijn er verschillende beelden, die in meer of mindere mate van elkaar afwijken? Dit zijn verschillende vragen, die ook door verscheidene filosofen verschillend zijn beantwoord. Dat daargelaten, de subject-object verhouding levert een context op waar vanuit we richting Foucault en Magritte kunnen vertrekken.
Taal, werkelijkheid, interpretatie
Bij Foucault gaat het, op zijn beurt, vooral om een onderzoek naar het verband tussen taal en werkelijkheid, naar de relatie tussen woorden en dingen. In de zestiende eeuw, na de middeleeuwen, waren de merktekens die altijd bemiddelden tussen woorden en de tastbare wereld niet langer zichtbaar. In de middeleeuwen had taal nog wel die overeenkomst met de dingen waarnaar ze verwees. Toen hadden dingen gelijkenissen met andere dingen waardoor het mogelijk was te achterhalen wat de functie van deze eerstgenoemde dingen was. Foucault noemt dit soort gelijkenissen ook wel ‘verdubbelingen van de wereld’. Maar, zo stelt hij, onze woorden drukken de waarheid van de dingen niet meer naadloos en eenduidig uit. Wat overblijft is
interpretatie. Elk waarheidsstreven heeft volgens Foucault dan ook een blinde vlek: namelijk de aanname dat bijvoorbeeld de wetenschap kennis produceert die ware uitspraken doet over een bepaald object, zoals over de mens. Er is, naar het inzicht van Foucault, dan ook niet zoiets als absolute kennis over wat werkelijk is, of waar. Wat in een wetenschappelijk paradigma als waar is verklaard, kan in het volgende paradigma simpelweg onwaar geworden zijn.
De behandeling van Foucault van het werk door Magritte is een toespitsing op zijn onderzoek naar de relatie tussen taal en werkelijkheid. Het gaat bij Foucaults mijmeringen over Magritte namelijk om een onderzoek naar het verband tussen taal en beeldende kunst.*
* Daarmee is ‘werkelijkheid’ zeker niet uit de vergelijking verdwenen. Beide zaken, zowel taal als beeldende kunst, behouden natuurlijk hun intrinsieke relatie met ‘werkelijkheid’, want taal en kunst pretenderen altijd iets te zeggen over de werkelijkheid.
Magritte: De schilder
Als kunstenaar is Magritte steeds op zoek naar het mysterie, onder de vanzelfsprekendheid van het alledaagse bestaan. De eerdergenoemde platoonse identificatie van woorden met de essenties van dingen wordt door Magritte dan ook op veel van zijn canvassen aangevallen. In zijn surrealisme zijn de beelden van de schilder niet werkelijk gelijkenissen van iets wat normaal als vanzelfsprekend wordt gezien.
Dit is geen pijp
Het schilderij
‘Het verraad van de voorstelling’ wordt in eerste instantie voorgesteld als een simpele weergave van een object met een begeleidende tekst eronder. Er is echter een onmogelijkheid om de tekst aan de afbeelding te koppelen. ‘Hoezo geen pijp?’ is de logische, eerste reactie bij het zien van het werk. Volgens Foucault zouden we bij het lezen van de zin echter eerder moeten denken: ‘Ja maar, natuurlijk!’. Dit is ook geen pijp, het is een beeld van een pijp!
Magritte laat met zijn werk op redelijk ingenieuze wijze zien wat de rol is van taal en beeld in het ervaren en construeren van de werkelijkheid. De uitspraak ‘Dit is geen pijp’ ondergraaft onze verwachting dat representatie ons het eigenlijke ding zal geven. De zin verstoort de illusie van aanwezigheid dat “realistische” representatie claimt voort te brengen. En die claim is natuurlijk: Dit geschilderd ding
is dat ding.*
* Magritte weet in zijn werken, niet alleen in ‘Het verraad van de voorstelling’, elke algemene gelijkenis met de echte wereld op losse schroeven te zetten door het gebruik van disparate objecten, visuele trucs, paradoxen, of door de intrusie van tekst. Magrittes werk is daarmee ondermeer te beschouwen als een kritiek op alle tekst die zich richt op de waarheid.
Wat het eigenaardige uitmaakt van de tekening is niet de contradictie tussen beeld en tekst. Er kan, binnen de formele logica, namelijk alleen tegenspraak bestaan tussen twee uitspraken, of binnen een en dezelfde uitspraak. De zin kan dus in feite niks wezenlijks zeggen over het getekende beeld van de pijp. (Maar uiteraard, de woorden verwijzen wel naar het object, ook al vormen ze een ontkenning.)
Magritte combineert hier gewoon twee zienswijzen, twee benaderingen van hetzelfde object. Het aparte effect door de combinatie van een realistische weergave van een pijp met de tekst die eronder staat, is dat de incongruentie tussen de twee illustreert dat ze niet kunnen worden gereduceerd tot termen van de ander.
De tekst op zijn beurt is niet absurd omdat deze fout is. Het is absurd omdat het niet simpelweg kan worden afgedaan als fout. Dingen zijn namelijk niet altijd wat ze lijken. Het is de ambiguïteit en de veelzijdigheid van materie zelf (ondanks onze verwoede pogingen er een enkele, definitieve betekenis aan toe te kennen), die het effect van raar-zijn bewerkstelligen.
‘Dit’ in ‘Dit is geen pijp’ kan verder betekenen: deze afbeelding van een pijp is geen echte pijp in materiële zin, of deze afbeelding benadert de functie van een pijp niet. Wellicht zegt de uitspraak ook over zichzelf: ‘Deze zin is niet een pijp’. Volgens Foucault en Magritte is een schilderij dan ook niets anders dan zichzelf, autonoom van de taal dat begraven ligt in representationeel realisme. De geschilderde pijp representeert dan ook niets.
Ter conclusie
Welke concrete bevindingen halen we hier uit? Dat is een noodzakelijke vraag om te beantwoorden, want naast dat het werk van Foucault lastig is te doorgronden, is het ook vrij abstract. Er zijn in ieder geval drie sterk met elkaar verweven conclusies die zijn te trekken uit het onderzoek van Foucault, die de lading behoorlijk weten te dekken. Namelijk: Het is onmogelijk dat we zeggen wat we zien. Wat we zien ligt nooit in wat we zeggen. En het is onmogelijk om door middel van beelden aan te tonen wat we zeggen.
Daarmee is de vraag ‘Wat is werkelijkheid?’ weliswaar meer afgebakend. Maar het levert een soort van solipsistisch relativisme op, dat in eerste opzicht wat verontrustend aandoet. Het is er in ieder geval niet gemakkelijker op geworden de prangende vraag te beantwoorden. Helemaal aangezien de taal dus niet toereikend genoeg is.