Pastoraat aan jongeren in de kerk volgens Martin Bucer
De kerk moet in alle tijden en plaatsen meer aandacht geven aan bijbels onderwijs aan jongeren. Tijdens de Reformatie (15e en 16e eeuw) is het Martin Bucer (1491-1551) die de godsdienstige vorming van de jeugd al grote prioriteit geeft. De kerk wereldwijd doet er goed aan om serieus aandacht te besteden aan de toerusting van de jongeren door het geven van verdiepend bijbels onderwijs. Martin Bucer zag voor de ouders en de kerk verschillende verantwoordelijkheden liggen. Martin Bucer begreep heel goed dat de kerk inhoudelijk niet echt voor verandering open staat. Het is het dogma van generatie op generatie dat de kerk de 'wereld' buiten moet houden. Volgens Bucer is dat een grote misvatting.
Het gezin is de voedingsbodem
Volgens
Martin Bucer is er in eerste plaats een taak weggelegd voor de ouders. ‘Ouders moeten hun kinderen met grote zorg opvoeden en bevestigen in het geloof in Christus en in gehoorzaamheid’. Volgens Bucer moet de overheid er op toezien dat de ouders inderdaad deze zorg geven. Bucer wijst er ook op dat het belangrijk is dat ouders ’s morgens met hun kinderen de dag beginnen met gebed.
Kerkelijk onderricht volgens Martin Bucer
Bucer is van mening dat als het fundament van de kerk, de verkondiging van het evangelie, niet in de jeugdige jaren wordt gelegd, zal het met de toekomst van de kerk slecht gesteld zijn. In de literatuur blijkt dat in de tijd van Bucer verschillende predikanten in Straatsburg op één lijn lagen. Er werd op verschillende momenten gekeken of jongeren vorderingen maakten in hun geloof. Bucer besteedde veel aandacht aan het catechetisch materiaal. Hierin werd gewezen op de drieslag geloof, gebed en gebod. Ook werd aandacht besteed aan de inrichting van de kerkdienst, ambten en kerkelijke tucht. Een keer per kwartaal werd een ‘kinderbericht’ gehouden. Een week van te voren werd in de preek aandacht besteed aan deze kindersamenkomst. Dat sommige reformatorische kerken vandaag de dag geen aandacht schenken aan jongerendiensten is dus geen reformatorisch gedachtegoed.
Lidmaatschap
Godsdienstig onderwijs aan de jeugd moet uitlopen op een officieel kerkelijk lidmaatschap. Hierbij denkt Bucer aan het doen van Openbare Geloofsbelijdenis of volwassendoop, gevolgd door de oplegging der handen. Het doen van belijdenis of volwassendoop ziet Bucer als een bevestiging van het verbond. Het argument dat het bij de doop toch ook gaat om de keus van de mens spreekt Bucer aan. Het verbond dat God met ons sluit vraagt inderdaad ook om een persoonlijke keuze. Het moment waarop wij tot geloof komen en besluiten Jezus te volgen, is voor Bucer niet zo belangrijk. Daarom ziet Bucer in het doen van belijdenis een goede mogelijkheid om de doop te beamen.
Pastoraat aan jongeren volgens Martin Bucer
Bucer is van mening dat intensief pastoraat nodig is voor de opbouw van de gemeente. Preken is volgens hem ook een vorm van pastoraat maar het gaat in het pastoraat hoofdzakelijk om persoonlijke benadering. Pastoraat is niet alleen voor de eigen gemeente van belang maar moet tevens dienen tot eenheid tussen de verschillende kerken. ‘Zielzorg is tevens een middel om te komen tot eenheid tussen de kerken’. Jongerenpastoraat is zielzorg aan jongeren waardoor God centraal wordt gesteld.
Vijf taken van pastoraat aan jongeren
In zijn visie op het pastoraat noemt Martin Bucer vijf taken voor de ‘ware zielzorg’:
- Mensen tot Jezus en Zijn gemeente brengen die nog niet van Hem gehoord hebben
- Mensen weer terug brengen die van Jezus vervreemd zijn door welke omstandigheden ook
- Mensen die Jezus dienen en trouw aan zijn dienst zijn maar in zonden leven, tot bekering roepen
- Mensen die volharden in de dienst van Christus en niet uitzonderlijk zondig uitleven maar nog wel geestelijk zwak zijn, weer sterk en gezond maken.
- Mensen die trouw zijn in de gemeente, beschermen tegen verleidingen in de wereld
Gemeenschap van de gemeente volgens Martin Bucer
Volgens Bucer is de gemeente geen verzameling van losse mensen maar een geheel, het Lichaam van Jezus Christus. De leden van een gemeente zijn aan elkaar verbonden. In de dagen van Bucer had de kerk weinig besef meer van het bijbels spreken over het gemeentelijke leven. Volgens Bucer omvat gemeenschap zijn de volgende aspecten: kerk moet niet passief zijn maar het geloof in praktijk brengen, gemeente moet oog hebben voor de gaven van de leden (elk lid heeft gaven), pastoraat moet niet alleen door ambtsdragers gedaan worden, leden moeten onderlinge zielzorg verlenen, gericht zijn op een pastorale gemeente en de kerk moet intensieve diaconale zorg verlenen.
Biecht
Bucer omschrijft het pastoraat als herderschap voor heel de gemeente. Het is opvallend dat in het pastoraat van Martin Bucer de boetedoening alle ruimte en nadruk krijgt. Volgens hem heeft dat als gevolg dat er vitaliteit ontstaat en men tot concrete daden durft te komen.
Ambten
De hele gemeente moet bij de pastorale zorg worden betrokken. Martin Bucer benadrukt wel dat er vier ambten in de gemeente moeten dienen: leraar, predikant, oudste en diaken. Dit moeten echter geen statische ambten zijn met machtsmisbruik of afstand. Deze ambten zijn in de loop van de geschiedenis dusdanig verandert dat het ook invloed heeft gehad op de boodschap van het evangelie en de geestelijk groei.
Bezinning voor het jongerenpastoraat
De kerk doet er goed aan om aan de hand van de visie van Bucer structureel een bezinning op gang te brengen. De visie van Martin Bucer kan namelijk voor de christelijke gemeenschap van vandaag nog steeds van waarde zijn. Het is goed om te beseffen dat de generatie jongeren vandaag de kerk van morgen is. Natuurlijk blijven er altijd praktische problemen bestaan doordat we te maken hebben met bijvoorbeeld veranderende maatschappij, culturen, verschillende school- en werktijden. De meeste kerken besteden misschien voldoende aandacht aan jongerendiensten maar sluiten die nog wel aan op de leefwereld en de levensloop van jongeren en volwassenen. Jongerenpastoraat is van belang om bijvoorbeeld oordelen en vooroordelen die jongeren over verschillende christelijke kerken hebben weg te nemen. Dit belemmert namelijk de geestelijke groei.