Sjamanisme – gezondheid, ziekte en dood
In vervlogen tijden was de sjamaan een tovenaar, een bemiddelaar tussen de mens en zijn mythische wereld. Het 'werkgebied' was de natuur in zijn volle omvang, simpelweg omdat in de vroege era's de stam ervan afhankelijk was om überhaupt te kunnen overleven. De jacht is daarvan een voorbeeld. Ook de geestenwereld behoorde tot zijn of haar domein. De sjamaan onderhandelde met en schipperde tussen zowel de goede als de kwade geesten, steevast in het belang van zijn stam of het dorp waar hij woonde. Tot op zekere hoogte had de sjamaan ‘zeggenschap’ over gezondheid, ziekte en dood. Toverkracht of magie was de vaardigheid waarover de sjamaan beschikte, om ziekten te genezen maar ook om mensen te adviseren, te beheksen voor het algemeen welzijn en als het moest de dood in te jagen. In vroeger tijden en in de huidige primitieve culturen in Afrika, Azië en Amerika was en is de macht van de sjamaan dan ook enorm.
Inhoud
Sjamanisme is van alle tijden en culturen
Op alle continenten heeft het sjamanisme een grote rol gespeeld in het vormgeven en het reilen en zeilen van kleine gemeenschappen, van het Australische binnenland tot de wouden van de Amazone, de prairies in het Noord-Amerikaanse Westen en de vroegste
culturen in Azië en Europa. De druïden in de Keltische gemeenschappen, gerelateerd aan de
Avalon-legenden, hebben in dat opzicht altijd tot de verbeelding gesproken.
Sjamaan /
Bron: Benralexander, Pixabay Steentijd
De oorsprong van het sjamanisme moet men zoeken in de prehistorie. Wereldwijd hadden sjamanen een belangrijke rol in de relatief kleine gemeenschappen voordat
dorpen en nederzettingen uitdijden en uitgroeiden tot steden. Daarna taande de invloed van de sjamanen. Etymologisch is het begrip afkomstig uit de taal van de Evenken (Toengoezen) in Siberië. Wie nog dieper graaft in de herkomst ervan komt bij het woord ‘
sram’ uit. Het betekent 'warmte opwekkend' en is direct gerelateerd aan de trance waar de sjamaan zich vrijwel altijd van bediende om contact te leggen tussen het onderaardse, het bovenaardse en de aardse werkelijkheid.
Zelfverhitting
Het oproepen van innerlijke warmte, of ‘zelfverhitting’, was voor de sjamaan van groot belang om ervoor te zorgen dat de magische krachten zich konden ontplooien en invloed hadden. De algemene consensus onder
antropologen en andere wetenschappers is dat het sjamanisme aan de basis staat van de religies en zelfs als het eerste
geheim genootschap beschouwd kan worden. De ruimere betekenis van 'sjamaan' is onder andere 'heks', 'geestenbezweerder', 'orakel' en 'priester'.
Doel van het sjamanisme
Het huidige sjamanisme is duizenden jaren oud. Feitelijk is het een overblijfsel uit de steentijd, van het
neolithicum (jonge steentijd) tot het
paleolithicum (oude steentijd) en mogelijk zelfs uit perioden daarvoor. De mens vormde langzaam (verzamelaars)gemeenschappen die later in eerste instantie afhankelijk waren van de jacht. Door de belangrijke sociale plaats die de sjamaan in die dorpen en nederzettingen innam – en nog steeds heeft in veel
primitieve culturen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië – waren de stamleden of dorpelingen bang voor de macht van de sjamaan, maar ze hadden tegelijkertijd veel respect en waardering voor hem.
Afzondering
Zeer karakteristiek was dat de sjamaan aan de rand van het dorp woonde. Dat was een krachtig
symbool, want het verzinnebeeldde dat hij erbij hoorde, maar ook weer niet. Hij leefde in en tussen verschillende werelden: het aardse, het bovenaardse, het onderaardse en de zeer omvangrijke wereld van de mythen en legenden. Op dorpsniveau was er maar één sjamaan. De stam als geheel telde daarentegen veel 'tovenaars'.
Overleven
De sjamaan stond ten dienste van de gemeenschap. Hij werd gezien als degene die evenwicht kon brengen of houden tussen de leefwerelden van mensen, dieren, planten, geesten en demonen. Dit hield rechtstreeks verband met het feit dat het voortbestaan van het dorp of de stam afhankelijk was van de jacht, de landbouw, de verdediging tegen indringers en in het verlengde daarvan de
samenhorigheid van de dorpelingen om op al die vlakken te kunnen samenwerken. In de huidige terminologie had de sjamaan kortom uitermate belangrijke taken inzake de sociale, politieke, militaire, psychologische en gezondheidskundige balans van de gemeenschap als geheel. Hoe beter die balans, hoe meer kansen het dorp of de stam had om te overleven in goede en kwade tijden, zoals oorlog en
klimaatgerelateerde rampen,
vulkaanuitbarstingen, overstromingen door
orkanen en uitzonderlijke droogteperioden, wanneer de landbouw kwijnde en het wild schaars was.
Levenscrisis
De sjamaan maakte contact met de verschillende werelden waarmee de mensen dachten dat ze in hun harde bestaan geconfronteerd werden. Een van zijn taken was zorgen voor een goede verstandhouding tussen de mensen en de geestenwereld. In veel
culturen heerste bijvoorbeeld het geloof dat de oergodin de gestorven dieren op zeker moment weer liet reïncarneren, nadat ze de zielen had herenigd. Dankzij haar bleef het wild voor de jacht beschikbaar voor de stam. Het wildbestand werd met andere woorden telkens opnieuw aangevuld. Om het contact met deze geesten en goden te onderhouden, beschikte de sjamaan over bijzondere capaciteiten.
Strijd
Karakteristiek was dat vrijwel elke sjamaan een persoonlijke levenscrisis had doorgemaakt. Door een ziekte of welke
oorzaak dan ook was hij in een heftige confrontatie met zijn innerlijk verwikkeld geraakt. Hij had de
dood in de ogen gekeken en was er na een hevige strijd echter sterker uit tevoorschijn gekomen. In deze innerlijke chaos was hij in staat geweest orde te scheppen. Hij had het existentiële onheil fysiek en mentaal overleefd en daardoor overwicht gekregen op anderen, want hij was door de ergste hel gegaan die men zich kon voorstellen. Op die wijze kreeg hij inzicht in de verbanden en spinnenweb-achtige linken met andere werelden. Hij was in staat contact te leggen met de goden en kon strijd leveren tegen de demonen. Sjamanen waren vaak ook dichter en zanger. Ze konden de
toekomst voorspellen, mensen en dieren genezen, andere stammen vervloeken en dood en verderf zaaien onder de eigen stamleden als de gemeenschap ermee gebaat was. Zijn macht was met andere woorden enorm.
De methoden van de sjamaan
Om zogezegd een bovenzinnelijke intermediair te kunnen worden, moest de sjamaan zeer goed onderlegd zijn in alle kennis omtrent de godenwereld en de mythische leefwereld waarin hij vertoefde. Dit alles in combinatie met het dagelijks leven, de beslommeringen in de dorpen, zoals ruzies tussen dorpelingen, en de al dan niet existentiële problemen waarvoor de gemeenschap zich individueel en collectief gesteld zag. Het
voorspellen van de toekomst en het doorgronden van de wil van de goden en demonen kon hij aan de hand van toevallige gebeurtenissen. Een vlucht vogels die hoog boven zijn hoofd volgens hem vreemde bewegingen maakte, een verontrustend luid ritselend blaadje in een nauwelijks voelbaar briesje, een bizarre knoest in een boom. Voor de sjamaan, die voortdurend in een mythische leefwereld zijn weg zocht, waren dat evenzoveel omina uit de bovenaardse wereld van de geesten of vervloekingen uit duistere onderaardse krochten van afschuwelijke demonen.
Trance
Een kernbegrip van het sjamanisme was het in trance gaan. Praktisch alles gebeurde en vond plaats in een trance. In de trance kreeg de sjamaan bijvoorbeeld bovenzinnelijke informatie over wanneer een droogteperiode voorbij was. Hij 'zag' de plaatsen waar de jagers wild konden vinden. En hij ontdekte mogelijkheden om mensen te
genezen of juist te beheksen. Om in trance te gaan, bediende de sjamaan zich van onder andere trommels, mantra’s en kruiden. Ook had hij de kennis om botten en fetisjen te duiden.
Van trommels tot kruiden en spreuken
De sjamaan ging altijd in trance en geraakte dan in
extase, anders kon hij niet in de geschikte bewustzijnstoestand komen om contact te leggen met bovenaardse of onderaardse werkelijkheden. Wanneer het dorp bijvoorbeeld was getroffen door een
epidemie, ging de sjamaan in trance om te bemiddelen tussen de onderwereld (demonen), de mensenwereld waartoe hij in principe behoorde, en het bovenaardse (geesten- en godenwereld). Hetzelfde gold wanneer het vermoeden bestond dat door een demonische invloed de prooidieren telkens gewaarschuwd werden dat de jagers van het dorp eraan kwamen. Jagers die dan met lege handen terugkwamen van de jacht. In trance gaan kon door middel van tromgeluiden, maar ook met behulp van mantra’s (spreuken) en kruiden die
hallucinaties opwekten. Vaak in combinatie met
fetisjen die in veel culturen gedurende cultische handelingen als de plaatsvervangers van de goden en demonen werden beschouwd en die een bovennatuurlijke werking zouden hebben. Voor de sjamaan waren het evenzoveel 'voertuigen' waarmee hij naar de andere werelden kon reizen om te bemiddelen, te onderhandelen en te schikken.
Trommels
De trommels van de sjamaan produceerden onder andere zware bastonen. Doorgaans was dat geluid voldoende om in een diepe trance te gaan. Wetenschappelijk gezien heeft dat te maken met het opwekken van
thèta-golven in de hersenen (gemeten met een EEG), zoals die in de slaap ontstaan. Hetzelfde geldt voor de ratels waarvan de sjamaan zich bediende, maar dan voor de hogere hersenfrequenties, zoals het gamma-ritme. De combinaties van deze hersengolven zouden suggestieve ervaringen opwekken, waaronder
illusies en
hallucinaties. Een sjamanentrommel bevatte vaak talrijke belletjes en metalen plaatjes die elkaar raakten zodra de sjamaan een ritmische dans begon. Ook in die zin is de combinatie thèta- en
gamma-ritme van invloed op het opwekken van ‘bovenzinnelijke’ ervaringen.
Mantra’s
Ook mantra’s en andere geheimzinnige spreuken zouden een soortgelijk
effect hebben, zoals gebruikt in het hindoeïsme en in het verlengde daarvan in bepaalde vormen van
yoga die onder andere in het Westen opgang hebben gevonden, zoals mantra yoga en transcendente meditatie.
Levensenergie overdragen
Talrijk waren de hulpmiddelen die de
sjamaan in vervlogen tijden – maar ook in veel huidige culturen – tot zijn beschikking had om te kunnen waarzeggen, mensen te genezen en andere magische praktijken te volbrengen. In de meeste sjamanistische wereldbeelden werd de levensenergie (vitaliteit) als een spirituele kracht beschouwd. Een kracht die als zodanig in geen enkel opzicht waarneembaar was voor de zintuigen en die niet alleen alle leven (planten, dieren en mensen) doordrong maar ook de materie, van de kleinste zandkorrel in de woestijn tot de immense rotsformaties in de hoogste bergen. Verlies van deze l
evenskracht veroorzaakte naar verluidt tal van
ziekten en uiteindelijk de dood. In trance gaan betekende voor de sjamaan de zogeheten 'innerlijke gloed' verkrijgen, vervuld worden door levensenergie wat gepaard ging met zelfverhitting, ofwel het overvloeien van innerlijke warmte of levenskracht. In deze trance zag de sjamaan wie (relationeel) of wat de mens ziek maakte en kon hij de ziekte uit de betreffende persoon verwijderen. Die kracht kon echter ook dodelijk zijn, gelet op de intensiteit ervan.
Pijn laten verdwijnen
Een van de karakteristieke gaven van de sjamaan was dat hij onder andere door een van de bovengenoemde methoden de pijn kon doen verdwijnen bij de patiënt. Een van de veronderstellingen is dat de sjamaan in een hogere bewustzijnstoestand zijn weerstandsniveau (immuunsysteem) verhoogde, waarbij hij deze toestand als het ware liet resoneren in de
patiënt, die trouwens ook in trance was gebracht. De endorfine die dan naar verluidt vrijkwam zou een pijnstillende en euforische uitwerking hebben. Deze zienswijze staat overigens ook aan de basis van andere fenomenen, bijvoorbeeld dat de sjamaan over gloeiende kolen kon lopen en ze zelfs inslikte, of andere gevaarlijke rituelen uitvoerde. Het feit dat hij zijn slokdarm niet verbrandde, duidt erop dat de betreffende sjamaan mogelijk een
charlatan was die zich bediende van trucjes of dat zijn lichaam en
geest niet onderhevig waren aan de aardse natuurwetten.
Ziekten uit het lichaam zuigen
Door middel van toverkracht kon de sjamaan ziekten uit het
lichaam zuigen, wat ook tegenwoordig nog gebeurt, zoals bij indianenstammen in het Amazonebekken. Vaak ging de sjamaan eerst in trance, dansend rond een vuur, waarna hij roerloos op de grond bleef liggen en in die periode een gevaarlijke (vlieg)reis ondernam naar duistere, bovenzinnelijke oorden. Hij kon dan langs de voor gewone mensen onzichtbare wereldboom omhoog vliegen naar de geestenwereld. Of in duizelingwekkend diepe krochten duiken om te marchanderen met demonen en andere kwade geesten over de reden waarom zijn patiënt ziek was en wat eraan gedaan kon worden. Nadat hij weer overeind was gekomen, terug van zijn magische reis, zoog hij de ziekte op wonderbaarlijke wijze uit het lichaam, in de vorm van een kiezel of een al dan niet giftig
insect. Doorgaans wisten de dorpelingen dat het een
trucje was, wat de sjamaan in de meeste gevallen ook beaamde. Waar het om ging was dat de ziekte op tastbare, zichtbare wijze was verwijderd en de zelfgenezende krachten van de patiënt nu de ruimte kregen.
Sjamaan /
Bron: Natalia Kollegova, PixabayHet duiden van botten
Het duiden van botten spreekt, naast de sjamanentrommel, nog het meest tot de verbeelding als het gaat om de methoden die de sjamaan gebruikte. Behalve dat de bottenduideling vaak werd ingezet om de toekomst te voorspellen door de ligging van de
botjes te interpreteren zodra ze op de grond waren gegooid. Een speciaal botje werd echter ook gebruikt om mensen te beheksen en te doden. Mensen die verdacht werden van het brengen van onheil, ziekte en dood. Bijvoorbeeld als er een kind in de nacht was gestorven aan
malaria, wiegendood of andere oorzaken, maar waar de dorpelingen geen vrede mee konden hebben.
Sociaal ongewenst
Vaak werd er dan met de vinger gewezen naar mensen die sociaal of anderszins toch al niet goed lagen in de gemeenschap of bij de sjamaan. In veel vroege sjamanistische culturen zou de sjamaan die persoon na het 'aantonen' van diens schuld op afstand doden door zich met het bot in de hand op de ongelukkige te concentreren en hem of haar dood te wensen. Hierbij gebruikte hij alle trance-energie die hij in zich had, waarbij hij de
ongelukkige urenlang voor ogen hield. Vaak werd dat ritueel enkele keren herhaald tijdens de slaap van het slachtoffer. Naar verluidt zou de betroffen persoon dan binnen enkele dagen of weken
overlijden aan een ernstige ziekte.
Stress
Er is in 1942 en 1955 wetenschappelijk onderzoek naar gedaan door de Amerikaanse wetenschappers W. B. Cannon en C.P. Richter. Zij stelden dat de magische dood het gevolg zou kunnen zijn van de activering van het autonome zenuwstelsel door angst, wat suggereert dat het slachtoffer zich ervan bewust was dat de sjamaan hem zogezegd in het vizier had en de wanhoop zich van de ongelukkige meester had gemaakt, wetende dat
ontsnapping onmogelijk was. De
stress die dat opriep zou bij veel mensen te belastend zijn geweest voor het
hart, de
bloedsomloop en het parasympathische zenuwstelsel.
Valse sjamanen
Sjamaan worden was een roeping, mede als gevolg van een heftige levenscrisis, zoals een ziekte, waaruit de persoon in kwestie sterker tevoorschijn was gekomen aangezien hij de dood in de ogen had gekeken. Hij zag naar verluidt het hele scala van het onderaardse, bovenaardse, de mensen- en dierenwereld en al hun verbindende interacties. Velen wilden echter geen gehoor geven aan die
roeping als bemiddelaar tussen goden, demonen en mensen. Alles in de vroegere, hechte gemeenschappen stond in het teken van het verkrijgen of behouden van de goedgunstigheid van de goden, simpelweg om als gemeenschap te kunnen overleven. Valse sjamanen, degenen met weinig succes in het beschermen van de gemeenschap, werden eruit gepikt, weggejaagd uit het dorp en vervangen door een betere sjamaan. Succes als
bovennatuurlijke intermediair was immers het allerbelangrijkste. De valse sjamanen doolden doorgaans rond door het land en vertoonden hun al dan niet waarachtige
kunsten aan de goedgelovigen.
Lees verder