De onttovering van de rationele wereld
Ten tijde van Max Weber was tweederde van de Duitse bevolking protestant. Door de urbanisatie, de dynamiek van de moderniteit en toenemende invloed van natuurwetenschappen raakte het protestantisme versplinterd. Duitsland kwam in de ban van secularisatie. Rond 1900 nam deze, vooral in de grote steden, epidemische vormen aan. Hoe stond men toentertijd tegenover de radicale veranderingen die het modernisme teweegbracht en wat is meer in het bijzonder de visie van Weber?
Het protestantisme onttovert de wereld
Het protestantisme is een in de Renaissance ontstane religie, die de metafysische houding verwierp en zich richtte op de waarneembare wereld. De protestanten beschouwden God als onkenbaar en zagen in de bestudering van het wereldlijke een goed alternatief. De ordening van de natuur door de mens werd immers gezien als een opdracht van God (Loo et al., 1990, p. 124). Door deze wetenschappelijke, positivistische benadering van de wereld raakte deze ‘onttoverd’: zij verloor haar magie; rituelen en kerkelijke tradities gingen verloren.
Modernisering
Het Fin de Siècle wordt gekenmerkt door een snelle en ingrijpende modernisering, waardoor de bestaande sociale en maatschappelijke verhoudingen niet meer van toepassing waren. Velen raakten de greep op de werkelijkheid kwijt en zochten naarstig naar eenheid in een pluriforme wereld, naar een systeem in de chaos. “Het contact tussen cultuur en het werkelijke leven, de alledaagse realiteit, was doorbroken” (Boterman en De Rooy, 1999, p. 97).
Deze desintegratie leidde tot een groot crisisbesef onder de intellectuelen. Modernisering komt neer op een verzelfstandiging en uitbreiding van doelrationeel denken en handelen. Weber stelt, dat in de modernisering de waarderationaliteit overwoekerd wordt door de doelrationaliteit (Loo et al., 1990, p. 128). De maatschappij gaf geen geborgenheid meer, maar werd het toonbeeld van een kille, berekenende stijl van omgang (Van Hoof en Van Ruysseveldt, 1996, p. 135).
Anti-modernisme
Door de toenemende rationalisering verliest men uit het oog wat het werkelijke doel is en is men meer gefocust op hoe dit doel te bereiken. Deze tendens leidde tot koelheid en zakelijkheid. “De modernisering was een doel op zich geworden” (Boterman en De Rooy, 1999, p. 105), terwijl steeds meer mensen de waarde van deze tendens betwijfelden en de modernisering bekritiseerden. De mens verloor, door de toenemende industrialisatie, de beheersing over zijn eigen ontwikkelingen.
Onder andere door dit gevoel van depersonalisatie ontstond een sterke anti-modernistische tendens. Verschillende stromingen, “van liberaal tot conservatief en van orthodox-marxist tot gematigd sociaal-democraat” (Boterman en De Rooy, 1999, p. 107), zagen in de modernisering de ondermijning van het idealisme en de opkomst van het materialisme. De ‘Gebildeten’ zagen in de modernisering het Grote Kwaad en hielden vast aan conservatisme en aan traditionele waarden en normen (Boterman en De Rooy, 1999, p. 107).
Anderen wilden de onttovering van de wereld te lijf gaan “door een nieuwe harmonie, een nieuwe idylle, een nieuwe mythologie of religie te prediken” (Boterman en De Rooy, 1999, p. 107). Meestal gaar het hierbij om jongeren met een burgerlijk-protestantse achtergrond. Zij stonden afkerig tegen materialisme en rationalisme en pleegden weg te vluchten in fantasiewerelden, wat te zien is aan kunststromingen als het symbolisme en de Jugendstil.
Kunst als oplossing
Velen, onder andere Stefan George, zagen in de kunst de oplossing tegen de rationalisering. Kunst werd als het ware een nieuw soort religie. Het intellect werd gezien als schuldig aan de crisis; de intuïtie, de emotie en het (nietzscheaanse) Dionysische moesten weer de overhand krijgen. Deze ‘geseculariseerde religie’ won aan populariteit, waar men het geloof in de natuurwetenschappen verloor, omdat deze geen zingeving aan het leven konden verlenen. Het innerlijke leven zou zich door middel van kunst en ‘Bildung’ moeten kunnen ontplooien, ver weg van de civilisatie en techniek. Door middel van de kunst zou de geestelijke versplintering, die de modernisering had veroorzaakt, teniet worden gedaan. De kunst kreeg steeds meer de status van zelfstandige gevestigde macht, naast de politieke, sociale en kerkelijke machten (Boterman & De Rooy,1999, p. 127). Met deze stevige positie kon zij de wereld wellicht weer betoveren.
Kosmische Runde
’Anderen, wellicht geïnspireerd door Rousseau, hoopten terug te kunnen keren naar de menselijke oerstaat (Boterman & De Rooy,1999, p. 129). Deze conservatief-reactionairen noemden zich de ‘Kosmische Runde’. Ook deze utopisten streefden naar een revival van de Dionysus-cultus. Zij wilden een eenheid van mens en kosmos bewerkstelligen door afstand te doen van het over-rationele verlichtingsdenken en de joods-christelijke tradities (Boterman & De Rooy, 1999, p. 130).
Tegenover deze heimwee naar verloren tijden, staat de enthousiaste omarming van de toekomst door de avant-gardisten. Zij wilden de wereld opnieuw scheppen en de burgerlijke cultuur overboord gooien, wat groot verzet opleverde bij de conservatief ingestelde, hierboven beschreven anti-intellectuelen. De avant-gardisten stonden met een schizofrene houding tegenover de burgerlijke cultuur: enerzijds kwamen zij eruit voort, anderzijds wilden zij haar vernietigen. Zij maakten, onder leiding van Thomas Mann, een scheiding tussen ‘geest’ en ‘macht’ en dreven zo de kunst definitief weg uit de burgerlijke wereld (Boterman & De Rooy, 1999, p. 138).
De positie van Max Weber
Waar staat Weber in deze discussie over onttovering en modernisering? Hij had weinig vertrouwen in de toenemende doelrationaliteit, die het individu tot slechts een nummer maakte. Het moderne denken beroofde de mens en de wereld van alle intrinsieke zin en van mysterie en magie (Buijs, 2000, p. 37). Anderzijds leek hem ook een terugkeer naar op mythologie en religie gerichte voor-christelijke tijden, zoals de ‘Kosmiker’ beoogden, geen goed alternatief. Hij zag in de wetenschap, de techniek en de bureaucratie geen kracht die het leven zin kon geven. Hij vond, dat moderne individuen zelf moesten bepalen wat zij zinvol achtten aan hun bestaan en aldus zelf hun waarden moesten bepalen.
Weber, die bekend staat als een uitgesproken voorstander van een natuurwetenschap zonder waarden, zag het als de taak van de natuurwetenschapper dat deze de mensen moest wijzen op het feit dat het waardenpluralisme onvermijdelijk is en dat ieder mens zelf moet bepalen wat hij waardevol dan wel waardeloos vindt (Loo, 1990, p. 130) . Weber omarmde de moderniteit, maar niet zonder innerlijk conflict. Zijn doel was onttoverd te leven, wat hem een zenuwinzinking kostte. Hij “stikte als mens en als wetenschapper bijna in de moderniteit, die hij zelf zo fervent affirmeerde” (Buijs, 2000, p. 38).