De ontwikkeling van groepen: verschillende perspectieven
In de samenleving vind je verschillende soorten groepen terug. Groepsgrootte, groepssamenstelling en normen zijn veelal verschillend. Toch zijn er een paar overeenkomsten tussen groepen die met name naar voren komen in de ontwikkeling van een groep. Alle fases van groepsontwikkeling worden allemaal progressief doorlopen en moeten afgesloten worden voordat er een volgende fase kan ingaan. Deze fasen van groepsontwikkeling kunnen wel vanuit verschillende perspectieven (en modellen) worden bekeken.
Verschillende modellen beschrijven groepsontwikkeling
Groepsontwikkeling heeft te maken met de mate van maturiteit en cohesie in een groep. Er zijn verschillende modellen in de psychologie die beschrijven hoe groepsontwikkeling in zijn werk gaat. Deze modellen kunnen worden ingedeeld naar twee soorten perspectieven: lineaire perspectieven en cyclusherhalende perspectieven.
Lineaire perspectief | Cyclusherhalend perspectief |
Model van Tuckman (1965) | Model van Arrow en anderen (2004) |
Model van Garland, Kolodny & Jones (1965) | Model van Schutz (1966) |
Lineair perspectief modellen
Het algemene principe van deze modellen is dat de fases van groepsontwikkeling die beschreven worden allemaal progressief worden doorlopen en afgesloten moeten worden voordat de volgende fase in kan worden gegaan.
Model van Tuckman en Jensen (1977)
Tuckman (1966) heeft 50 studies over hoe groepen zich ontwikkelen bestudeerd en daaruit geconcludeerd dat alle groepen door fasen gaan op weg naar hun doel. Forming, storming, norming en performing zijn de vier fasen die hij noemt. Een paar jaar later heeft hij er een fase aan toegevoegd: adjourning (Tuckman en Jensen, 1977). De fasen laten zich als volgt beschrijven:
Fase | Interpersoonlijke kenmerken | Taak karakteristieken |
Forming | Groepsleden leren elkaar kennen en beginnen hun gezamenlijke taak duidelijk te krijgen | Groepsleden leren de taak kennen en bedenken met welke methodes ze de taak kunnen uitvoeren |
Storming | Spanning en conflicten ontstaan doordat leden het niet eens zijn met elkaar, de leider en de aanpak van de taak | Er ontstaat weerstand tegen de methode waarmee ze de taak aanpakken en tegen de groepstaak zelf. |
Norming | Leden komen weer meer naar elkaar toe, groepsrollen en –normen worden opgemaakt. | Groepsleden werken weer mee aan de taak. |
Performing | Interpersoonlijke relaties stabiliseren, de groepsenergie gaat uit naar het succesvol vervullen van de taak. Iedereen kent en accepteert zijn rol. | De focus gaat naar productiviteit en prestatie. |
Ajourning | Als de taak is volbracht, verminderd het contact en de emotionele afhankelijkheid. De groep valt mogelijk uiteen. | De taak is volbracht en het werk van de leden is klaar. |
Er zijn drie punten van belang in het model van Tuckman en Jensen:
- Als een fase succesvol is afgerond gaat de groep de volgende fase in.
- De tijd die in een fase wordt doorgebracht is variabel en hangt af van de groep.
- Alle effectieve, succesvolle groepen moeten alle fases doorlopen.
Model van Garland, Kolodny and Jones (1965)
Binnen dit model zijn ook vijf fasen te onderscheiden, te weten pre-affiliation, power and control, intimacy, differentiation en termination-separation.
Fase | Kenmerk |
Pre-affiliation | Individuen kijken naar de mogelijkheid om een groep te vormen. Er wordt besloten wel of niet bij de groep te gaan horen. |
Power and control | De individuen in de groep definiëren en testen relaties binnen de groep. Subgroepen kunnen worden gevormd. |
Intimacy | De relaties tussen de groepsleden worden sterker. Meewerken en delen wordt steeds belangrijker. |
Differentiation | Sterke cohesie en acceptatie van de persoonlijkheid van andere groepsleden. |
Termination-separation | Handhaving van de groep staat hier centraal. De groep evalueert de prestaties en valt wel of niet uit elkaar. |
Cyclusherhalende modellen
Deze modellen gaan er vanuit dat de fasen van groepsontwikkeling zich herhalen en de oplossingen van bepaalde problemen maar tijdelijk zijn. Er zijn ups en downs in de ontwikkeling van een groep.
Model van Arrow en anderen (2004)
Volgens Arrow e.a. is groepsontwikkeling een herhalende cyclus van vijf fasen: discontent, group identification, group productivity, individuation en decay.
Fase | Kenmerk |
Discontent | Start wanneer groepsleden zich niet meer bij de groep voelen passen en de groep niet meer bij hun identiteit past. Deze gevoelens kunnen ontstaan bij personen die nieuw in een team komen. Ze voelen zich nog geen deel van de groep. |
Group identification | Er ontstaan enige binding met de groep. Dit is een fase die bijvoorbeeld ontstaat nadat de teamleden zijn geselecteerd. |
Group productivity | Activiteit en energie in de groep gaan omhoog. Het team gaat trainen en wedstrijden spelen. De focus gaat naar hoe je als persoon kan bijdragen aan de productiviteit van het team. |
Individuation | Zodra het team zijn doelen gaat bereiken, start deze fase. Teamleden eisen (h)erkenning voor hun inbreng en willen een belangrijke rol hun in team spelen. |
Decay | De groep gaat minder energie steken in het bereiken van hun doelen en groepsleden raken minder geïnteresseerd. Met name het besef dat ze constant moeten trainen en het spelen van minder belangrijke wedstrijden kan de motivatie sterk doen dalen. |
Je ziet dit vaak door een seizoen heen. Aan het begin van het nieuwe seizoen gaat de groep van decay weer naar discontent en begint de cyclus opnieuw.
Model van Schutz (1966)
Schutz geeft aan dat elke groep bepaalde probleemgebieden succesvol moet doorstaan. Deze probleemgebieden of dimensies zijn inclusion, control en affection. In deze fasen staan verschillende interpersoonlijke problemen centraal.
Dimensies | Type | Beschrijving |
Inclusion: erbij horen | Wanted inclusion/ Expressed inclusion | Willen met andermans activiteiten meedoen, willen met anderen geassocieerd worden. / Willen dat anderen met hen meedoen, willen aan anderen vertellen dat zij voor hen belangrijk zijn. |
Control: autoriteit, leiderschap en dominantie | Wanted control/ Expressed control | Willen dat anderen de controle en leiding hebben/ Willen zelf de leiding |
Affection : houden van, cohesie, zich verbonden voelen | Wanted affection/Expressed affection | Willen graag aardig gevonden worden door anderen/Geven anderen affectie en liefde en willen graag aardig tegen hen doen. |
Schutz’ model lijkt lineair, maar is toch een cyclusherhalend model doordat de drie probleemgebieden telkens terugkomen in een groep. De control fase in dit model is gelijk aan de storming fase in het model van Tuckman en Jensen (1977).
Tevens geeft Schutz aan dat als een groep uiteenvalt, dit gebeurt in de omgekeerde volgorde: van affection naar inclusion. Affectie ontstaat als laatste in een groep en is dus het eerste wat eruit gaat als een groep uiteen valt.
De lineaire modellen en cyclusherhalende modellen hebben elk hun eigen visie op de groepsontwikkeling. Ze hebben één factor gemeen en dat is dat ze er allemaal vanuit gaan dat een fase moet worden afgesloten voordat een nieuwe fase kan worden ingegaan.