De negatieve gevolgen van sociale categorisatie
Iedereen maakt gebruik van sociale categorisatie. Dit is ook noodzakelijk omdat wij zonder categorisatie de wereld om ons heen niet zullen begrijpen. Echter blijkt sociale categorisatie negatieve gevolgen te hebben voor de outgroup, zeker wanneer de outgroup een minderheidsgroep is. Zo zullen de leden van de meerderheidsgroep altijd geneigd zijn zichzelf te bevoordelen boven de minderheidsgroep. De meerderheidsgroep heeft ook vooroordelen naar de outgroup en maakt gebruik van bepaalde stereotyperingen over deze groep. Dit kan worden versterkt door de outgroup-homogeniteit, oftewel het idee dat iedereen in de outgroup hetzelfde is. Dit zorgt ervoor dat mensen ook gedrag zullen vertonen die overeenkomen met hun ideeën over de outgroup, oftewel: zij gaan de leden van de outgroup discrimineren.
Mensen hebben de neiging om de wereld om hen heen begrijpelijker te maken, door deze in te delen in categorieën. Dit kan het geval zijn met producten. Denk bijvoorbeeld eens aan een fiets. Daar heb je verschillende merken en varianten van, maar als je ze op straat ziet rijden zal je ze allemaal indelen in één categorie, namelijk ‘fiets.’ Maar het indelen in categorieën doe je ook met mensen. In dit geval spreken we van sociale categorisatie. Dit houdt in dat wij mensen in een soort hokje stoppen op basis van enkele kenmerken. Er zijn drie belangrijke categorieën waarin wij mensen kunnen indelen, namelijk etniciteit, leeftijd en sekse. Uiteraard gebruiken we ook heel veel andere informatie, denk bijvoorbeeld aan kleding, tatoeages, iemands auto of de manier waarop iemand praat. Het maken van een categorisatie is een automatisch proces, je bent je er dus niet bewust van. Sociale categorisatie kan veel gevolgen hebben voor de omgang met andere mensen.
Categorie-accentuatie
Een van de gevolgen van categorisatie is dat wij alles dat binnen een bepaalde categorie hoort als hetzelfde zien, we zijn dus geneigd om de overeenkomsten binnen categorieën te overdrijven. Alles wat niet tot een categorie hoort, zien we juist weer als uniek of afwijkend. Dit betekent dat wij ook de verschillen tussen categorieën overdrijven. Dit verschijnsel is door Tajfel in het jaar 1969 beschreven in zijn categorie-accentuatie theorie. Verschillen tussen categorieën worden geaccentueerd. Dit omdat wij dus de eigenschappen binnen een bepaalde categorie assimileren, oftewel als meer gelijk waarnemen, en de verschillende categorieën juist contrasteren, oftewel stimuli uit verschillende categorieën zien we als meer verschillend van elkaar.
Dit klinkt best wel ingewikkeld, maar wordt al een stuk duidelijker aan de hand van dit voorbeeld. Stel dat je wordt gevraagd om na te denken over de vraag wie sterker zijn: mannen of vrouwen. Je zult dan sneller geneigd zijn om het verschil in kracht tussen mannen en vrouwen hoger in te schatten dan deze daadwerkelijk is. Er is dan dus sprake van een contrast tussen twee verschillende categorieën. Het verschil in kracht tussen mannen en het verschil in kracht tussen vrouwen zal je meer gelijk aan elkaar schatten. In dat geval is er dus sprake van assimilatie binnen een bepaalde categorie.
Ingroup en outgroup
Een van de meest voorkomende vormen van sociale categorisatie is de wij-zij categorisatie. Hierbij wijs je personen toe aan jouw eigen groep, ook wel de ingroup genoemd, en wijs je personen toe aan de zij-groep, ook wel de outgroup genoemd. Jijzelf behoort tot meerdere ingroups. Als je bijvoorbeeld een 24-jarige studente bent die werkzaam is bij een telecombedrijf, dan ben je twintiger, vrouw, studente en werkende.
Wanneer er sprake is van een wij-zij categorisatie, dan krijg je ook al snel een wij-zij gevoel. Hiervoor hoeft niet eens sprake te zijn van competitie. Een indeling die willekeurig plaatsvindt, bijvoorbeeld door een muntje op te gooien, zorgt er al voor dat er mensen een wij-zij gevoel ontwikkelen. Dit heeft ook weer belangrijke gevolgen, bijvoorbeeld omdat mensen van de ingroup geneigd zijn de leden van de eigen groep meer te bevoordelen dan de leden van de outgroup. Dus ook als er helemaal geen gegronde redenen zijn voor het ontstaan van de groepen, en zelfs als de groepsleden elkaar niet eens kennen.
Sociale-identiteitstheorie
De neiging van een ingroup-lid om de leden van zijn eigen groep te bevoordelen boven de outgroup wordt ingroup-favoritisme genoemd. Een verklaring voor dit verschijnsel wordt gevonden in de sociale-identiteitstheorie. Hierin wordt gesteld dat mensen altijd op zoek zijn naar een positieve identiteit, want iedereen wil zich goed voelen over zichzelf. De identiteit van een persoon wordt voor een belangrijk deel bepaald door de groep waarin zij zich bevinden. In dit geval wordt er gesproken over een positieve sociale identiteit. Dit betekent dat mensen die streven naar een positieve sociale identiteit deel uit willen maken van een groep die een betere status heeft dan andere groepen. Men krijgt dan een positiever gevoel over hun ingroup, en hebben dan de neiging om de eigen leden te bevoordelen.
Outgroup-homogeniteit
Naast dat men de neiging heeft om de leden van de ingroup te bevoordelen, heeft sociale categorisatie nog een belangrijk gevolg. Mensen van de ingroup zijn namelijk geneigd om de eigen leden als uniek te zien, terwijl zij vinden dat de leden van de outgroup allemaal op elkaar lijken. Denk bijvoorbeeld aan een witte Nederlander die op vakantie is in een Afrikaans land. Bij terugkomst is de kans groot dat hij zal verzuchten dat de mensen daar allemaal op elkaar lijken. Een uitspraak die hij niet zal doen wanneer hij terugkomt van een vakantie in eigen land. Wij hebben dus meer oog voor de verschillen binnen onze groep terwijl wij de verschillen tussen de leden in de outgroup niet willen zien. Dit verschijnsel wordt outgroup-homogeniteit genoemd. Deze neiging vormt bijvoorbeeld een probleem voor de betrouwbaarheid van verslagen van ooggetuigen. Wanneer de dader lid is van een outgroup, dan ben je niet goed in staat om een gedetailleerd verslag van deze persoon te geven, omdat je geen oog hebt voor de verschillen tussen de leden van deze groep.
Tot nu toe klinken de gevolgen van sociale categorisatie misschien nog wat abstract, maar sociale categorisatie leidt ook tot problemen waarmee veel minderheidsgroepen in de samenleving te maken hebben, en waar iedereen wel van gehoord heeft. Dit zijn vooroordelen, stereotypen en discriminatie.
Vooroordelen
Vooroordelen zijn gevoelsmatige reacties die je ervaart over een bepaalde outgroup, zonder dat je de leden van deze outgroup persoonlijk kent. Deze gevoelsmatige reacties kun je meten door te vragen of men het eens is met de behandeling van een bepaalde groep. Een voorbeeld: in Nederland leven veel mensen die geen geldige verblijfsvergunning hebben op straat. Al langere tijd voeren zij daar acties tegen, omdat zij vinden dat zij recht hebben op een menswaardig bestaan. Weinig mensen hebben contact met de personen uit deze groep, maar veel mensen hebben wel een idee over hoe zij behandeld moeten worden. Deze mening is gebaseerd op een gevoel, en daarom is er sprake van vooroordelen naar deze outgroup.
Stereotypen
Bij stereotypen gaat het om alle kenmerken of de categorie die je met de outgroup associeert. Zo hebben sommige Nederlanders het idee dat alle Surinamers lui zijn. In dit geval plakken zij het etiket ‘lui’ op alle leden van een outgroup, de Surinamers. Dit genoemde voorbeeld gaat over persoonlijkheidskenmerken, maar een stereotype kan ook informatie bevatten over het uiterlijk, bijvoorbeeld: alle bejaarden hebben grijs haar. Dus wanneer het gaat om bepaalde kenmerken van de outgroup spreek je van stereotypen.
Discriminatie
Vooroordelen en stereotypen hebben invloed op ons gedrag naar leden van een outgroup toe. Denk bijvoorbeeld aan een werkgever die het idee heeft dat alle Surinamers lui zijn, hij zal dan niet snel geneigd zijn een Surinamer aan te nemen. Dus ook al kent hij die specifieke Surinaamse sollicitant niet persoonlijk, toch gaat hij er vanuit dat hij een lui persoon zal zijn. Als mensen bepaald gedrag vertonen naar mensen van een outgroup toe op basis van hun vooroordelen of stereotyperingen, dan spreken we van discriminatie. Dit kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat Marokkanen, Turken en Antillianen in Nederland minder goede kansen hebben op een baan, ook al zouden zij wel de juiste kwaliteiten hebben voor die baan.