Verloren zoon: eten van Johannesbrood (Lucas 15:16)
'En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten; doch niemand gaf ze hem'. Lucas 15:16. De jongste zoon verlangt ernaar om zijn buik te vullen met het voer van de varkens. In de grondtekst lezen we dat het geen schillen zijn maar een bepaald soort vrucht die speciaal voor diervoeder en de armen bestemd was. Een vrucht waarvan we vandaag de dag culinair kunnen genieten.
De begeerte van de zoon
De jongste zoon heeft ontzettende honger. Zijn maag doet pijn van de gal. Er komen mensen die de resten van het Johannesbrood brengen. Zelfs in deze crisistijd eet men blijkbaar de resten van deze peulvrucht niet. Men beschouwt de resten in deze crisis nog steeds als oneetbaar. Hij begeert de overblijfselen van de peulvrucht op te eten. Enerzijds uit pure armoede, anderzijds omdat Johannesbrood gewoon heel lekker en zoet van smaak is.
Vervloekte zwijnenhoeder
De jongste zoon is terecht gekomen waar hij gezien zijn levensstijl wel terecht moest komen. Hij kan hier niemand voor aanspreken dan alleen zichzelf. Niemand wil hem nu voeden. Dat is toch vreemd als we bedenken dat het toch afval is wat men bij de varkens brengt. Dit kan misschien verklaard worden uit het feit dat men in die tijd dacht dat een zwijnenhoeder vervloekt was. Men was dan bang om deel te hebben aan die vervloeking.
Johannesbrood
De vertaling van het Nederlands Bijbel Genootschap vertaalt het voer wat de varkens in de gelijkenis krijgen met ´schillen´. Hierbij moeten we niet denken aan aardappelschillen maar aan de ‘peulen’ van het Johannesbrood. Het Johannesbrood zou zijn genoemd naar Johannes de Doper toen hij in de woestijn leefde. De Nieuwe Bijbel Vertaling vertaalt het wel met ‘peulen’. De Statenvertaling vertaalt het met ´draf´. In het Grieks staat er ‘Keration’ wat zoiets als ‘kleine hoornen’ betekent. Die hoornen zijn de omhulsels van de peulvrucht. Het Johannesbrood is een peulvrucht die aan bomen groeit. In de tijd van Jezus was er een bekende Joodse spreuk ‘Als de Israëlieten Johannesbrood nodig hebben, dan keren zij terug tot God’.
Culinaire belevenis
Het is wel aardig om te vermelden dat Johannesbrood vandaag de dag een culinaire belevenis is. Of het de jongste zoon daar ook om te doen was kan als een leuke anekdote gebruikt worden voor bijvoorbeeld een bijbelstudie. Johannesbrood bevat veel belangrijke voedingsstoffen. Het feit dat er hier sprake is van Johannesbrood komt doordat de Johannesbroodboom nooit sterft. Hij doorstaat bijna elke droogte en dient dan als enigste voedingsbron. De boom kan zelfs 100 jaar vrucht dragen. De Grieken en Romeinen hebben de boom zowat rond de hele Middellandse Zee gepland. Een Johannesbroodboom wordt geplant voor het nageslacht want het duurt jaren voordat de boom zijn vruchten voortbrengt.
Ceratonia silqua
De Johannesbroodboom heet oorspronkelijk ‘Ceratonia silqua’. Er zijn commentaren die zeggen dat het onmogelijk zou zijn dat Johannes geen sprinkhanen at. Men heeft daarvoor de betreffende peulvrucht van gemaakt. Vandaar de naam Johannesbrood. Als we de situatie nader bekijken dan kan het best zo zijn dat Johannes zowel sprinkhanen als de peulvruchten van deze boom at. Sprinkhanen eten namelijk geen peulvruchten van de betreffende boom. De boom blijft dus ook gespaard als er een sprinkhanenplaag is.
Niemand
Jezus vertelt de gelijkenis aan mensen die de situatie van de jongste zoon volkomen begrijpen. De doelgroep van Jezus werd door het volk niet gezien. Zij waren de ‘resten’ zelfs niet waard. Er staat in de tekst niets over hoeveel personen en wie de varkens kwamen voeren. Jezus vertelt de gelijkenis zo dat men er zich een volledige voorstelling van kon maken. De eerste komt de peulen bij de varkens brengen. De jongste zoon vraagt of hij wat mag hebben om zijn maag mee te vullen. De eerste weigert beslist. De tweede gooit de zak leeg in de modder.
Een vrouw en een Farizeeër
Vrouwen en Farizeeërs hebben in de Bijbel een belangrijke positie in. Ook zij behoren tot de doelgroep waar Jezus op dat moment tegen spreekt. De vrouw komt bij het hek. Misschien heeft ze zelf ook kinderen. Ze weet dan hoe het is om haar eigen kinderen te zien omkomen van de honger. De jongste zoon vraagt om een handvol peulen. De vrouw kijkt. Met opgehaalde neus gooit ze de schillen tussen de varkens. Een vierde komt. Het is een Farizeeër. Nu denkt de jongste zoon dat hij wel wat krijgt. Een Farizeeër kan hem toch niet ontzien? Hij vraagt met respect. De Farizeeër kijkt. Hij heft de mand met schillen boven het hek van de varkensstal. De jongste zoon bedelt. De Farizeeër twijfelt. De zoon trekt aan zijn kleed. Kletterend vallen de schillen in de modder. De varkens knorren luid. Alsof ze zeggen willen ‘Jij hebt er echt een puinhoop van gemaakt dat je zelfs van de Farizeeër de schillen niet krijgt’. Zo sluit het 16e vers van Lucas 15 af. Niemand gaf hem te eten.