Psalm 30 - Van David?
De Bijbel noemt David de auteur van Psalm 30. Onterecht vinden critici, waarbij ze wijzen op het feit dat de Psalm een gebeurtenis beschrijft die nog niet heeft plaatsgevonden. Hoe zit dit? Een analyse.
Probleemstelling
Het opschrift van psalm 30 luidt: ‘Een Psalm. Een lied voor de tempelwijding. Van David.’ Het probleem is hier het woord ‘tempelwijding’. Als de psalm afkomstig is van David, en er is weinig reden daaraan te twijfelen, dan zou hij een psalm hebben geschreven voor de inwijding van de tempel die pas jaren later gebouwd zou worden en worden ingewijd. Nu is dit op zichzelf niet onmogelijk, want David was intensief met de plannen voor de tempelbouw bezig geweest. Hij had op uiterst toegewijde manier de tempelbouw voorbereid en de eredienst geregeld (2Kron 22-26, 28-29). Heel Israël was hierbij betrokken en had onder Davids bezielend leiderschap vreugdevol bijgedragen, onder lofprijzing en aanbidding (2Kron 29:10-25).
Het grote probleem is echter dat de psalm qua inhoud helemaal niet expliciet gaat over een tempel of over een inwijdingsfeest. Het opschrift van de psalm heeft met name vanwege deze reden gezorgd voor veel verwarring. In dit werkstuk wordt eerst de inhoud van de psalm globaal geanalyseerd, om daarna te kunnen beoordelen in hoeverre het opschrift nauwkeurig kan zijn.
De inhoud van de psalm
De psalmist was iemand die sterk in zijn schoenen stond. Op gegeven moment dacht hij zelfs dat hem niets zou kunnen overkomen (vs 7). Maar op gegeven moment kwam daar verandering in. Er was hem iets ergs overkomen , waardoor hij grote angst kreeg het er niet levend af te brengen . Deze rampspoed schrijft hij toe aan de toorn van God. Doordat God verbolgen was, had Hij zijn aangezicht verborgen en als gevolg daarvan was de psalmist een ramp overkomen.
De psalmist doet er dan alles aan om Gods aandacht weer te krijgen. In de eerste plaats roept hij tot Hem om hulp (vs3). Hij wijst hierbij niet op zijn eventuele goede daden, maar smeekt om genade (9, 11). Maar bovenal klampt hij zich vast aan de oorspronkelijke bedoeling waarmee God de mens schiep, namelijk het dankbaar leven in Zijn aanwezigheid.
Het antwoord van God is genezing (3), leven (4), opkomen uit het dodenrijk (4). De psalmist looft hierom op uitbundige wijze de Here. De reden van deze uitbundigheid is in de eerste plaats wellicht de uitredding uit een concrete nood, maar vooral ook omdat hij hierin Gods karakter ziet. David jubelt bij de gedachte aan God, die hij zo van dichtbij kent en meegemaakt heeft. Hij roept anderen op om God eveneens te loven (5). God kan natuurlijk, als daar een specifieke reden voor is, voor een ogenblik toornen en zijn aangezicht afwenden. Maar dat doet Hij niet graag: zijn welbehagen, het eigenlijke van God, duurt een leven lang (vs 6). ‘s Nachts lijkt het er soms niet rooskleurig uit te zien, maar ‘s ochtends juicht men weer. Alles doet God eraan om de mens levensvreugde te geven. De psalmist getuigt ervan: zijn rouwklacht is veranderd in een reidans, het rouwkleed is vervangen door een vreugdegewaad (12). Zo kan hij weer verder leven volgens zijn ideaal en grootste bestemming: het psalmzingen voor God, het loven van Hem, zonder te verstommen.
Een lied voor de tempelwijding?
Sommige vertalingen geven: een lied voor de wijding van het huis. Men suggereert hiermee dat de psalm gebruikt zou kunnen zijn wanneer iemand een nieuw huis betrok, of misschien bij de inwijding van het koninklijk paleis. Maar dit is niet waarschijnlijk. Het woord dat hier gebruikt wordt voor ‘wijding’ heeft in het OT een cultische toepassing en wordt bijvoorbeeld gebruikt voor de rituele inwijding van een altaar of de tempel (Nm 7:11, respectievelijk 1Ko 8:63 en 2Kron 7:5).
Volgens de joodse traditie werd psalm 30 gezongen bij gelegenheid van de herinwijding van de tempel na de verovering door Judas de Makkabeeër in 165 v. Chr. In de Septuagint wordt er in de titel boven psalm 29 melding gemaakt van het loofhuttenfeest. In de joodse overlevering is er een samenhang tussen loofhutten en tempelwijding. Beide feesten waren 8 dagen, vrolijk en uitbundig. Beide feesten worden in één adem genoemd in II Makk. 10:5,6.
Van groot belang is de vraag of de psalm, waarin het helemaal niet gaat over een inwijding van een tempel, geschikt is om toch bij die gelegenheid (en later bij de jaarlijkse herdenking) te worden gebruikt. We kunnen, uitgaande van de analyse van de inhoud van de psalm, wijzen op een viertal zaken.
- De psalm is algemeen qua inhoud, men kon zich ermee identificeren. En dit met name ook omdat men niet alleen van tijd tot tijd op individueel niveau hetzelfde ervoer als de psalmist, maar vooral ook op nationaal niveau. De reddende hand van God was door het hele volk ervaren en dit wordt bij de inwijding van de tempel belicht. Bij de wijding van de tempel van Salomo, bij uitstek een nationale gebeurtenis, wijst de koning op Gods uitredding uit Egypte (1 Kon 8:16, 21). Ook bij de inwijding van de tempel na de herbouw onder Ezra wordt gewezen op de vreugde van degene die in ballingschap geweest waren (Ezra 6:16). Iets analoogs zal zondermeer het geval geweest zijn bij het inwijdingsfeest tijdens de Makkabeeën, waarbij het volk Gods redding had ervaren in de overwinning over de Syriërs.
- In psalm 30 ontleent het leven alleen haar zin vanuit Gods perspectief en vanuit een gerichtheid op Hem. God staat centraal. Dit past heel goed bij een inwijdingsfeest voor de tempel. Door de tempel wordt op prachtige wijze de centrale positie van God uitgebeeld: Hij is het hart van het Volk, alles is uit Hem en op Hem gericht.
- In psalm 30 ligt een groot accent op de trouw, het welbehagen en genade van God. Ook dit is heel passend voor een inwijdingsfeest voor de tempel. Het gaat om de genadige uitredding van God in tijden van grote verdrukking. Salomo wijst bij het inwijdingsfeest op de verbondstrouw van God, op zijn welbehagen, op zijn vergevingsgezindheid (1 Kon. 8).
- Psalm 30 is een uiterst blij lofprijzinglied. Het lied is onder meer geschikt om uitbundig bij te dansen. Opnieuw is dit zeer passend bij een tempelinwijding feest. Bij de beschrijvingen van de tempelwijdingen onder Salomo, Ezra en de Makkabeeën wordt herhaaldelijk melding gemaakt van uitbundige lofprijzing, dans, grote vreugde en langdurig feestvieren.
Conclusie
Het opschrift van psalm 30 is niet origineel, maar wel nauwkeurig. Hoewel de psalm door David waarschijnlijk is geschreven naar aanleiding van een concrete gebeurtenis, heeft zij vooral ook een algemene betekenis. De inhoud en de sfeer van de psalm passen uitstekend bij een inwijding feest van de tempel en de herdenking daarvan. We kunnen daarom goed instemmen met de joodse overlevering dat de psalm gebruikt is tijdens de herinwijding van de tempel onder Judas de Makkabeeër en daarna. De titel ‘een lied voor de tempelwijding’, hoewel later toegevoegd, beschrijft op correcte wijze waarvoor de psalm wordt gebruikt en kan worden gebruikt.