Het Bijbelboek Job over de lijdende rechtvaardige
'Een jobstijding', 'zo arm als Job' en ‘een Jobsgeduld’ zijn drie gezegden die afkomstig zijn van het Bijbelse verhaal over Job. Deze Job staat bekend om zijn lijden, zijn opstandigheid en zijn vasthoudendheid. Eens was hij een rijk en gelukkig man, maar door satan geslagen werd hij arm en ziek. Zijn vrienden proberen hem te troosten, maar zij belandden uiteindelijk in een felle discussie met Job. De grote vraag waar het om draait is het waarom van het lijden. Waarom overkomt mij dit? Is het een zaak van oorzaak en gevolg, boontje komt om zijn loontje, of is er een ander perspectief?
De opbouw van het Bijbelboek Job
Het Bijbelboek Job begint met een proloog (Job 1, 2) en eindigt met een epiloog (Job 42: 7-17). Zowel de proloog als de epiloog zijn in proza geschreven. Ze vertellen de geschiedenis van Job. Daartussenin staan de gesprekken die Job met zijn vrienden heeft, de woorden van Elihu en de woorden van God zelf. Dit alles is in poëzie beschreven. Ook staat er in Job een loflied op de wijsheid (Job 28).
De auteur(s) van het Bijbelboek Job
Het is bijna onmogelijk dat de verschillende delen van het boek door een auteur zijn geschreven. Volgens de Talmoed is Mozes de auteur en zou Job in dezelfde tijd als Mozes hebben geleefd. Bijbelgeleerden gaan er tegenwoordig vanuit dat het boek waarschijnlijk rond de vijfde of vierde eeuw voor het begin van onze jaartelling geschreven is. Als een mondelinge vertelling heeft het verhaal langer bestaan. De profeet Ezechiël noemde al twee eeuwen daarvoor drie mensen die bekend waren om hun grote geloof namelijk Noach, Job en Daniël (Ezechiël 14: 14, 20).
De rechtvaardige en rijke Job
Het Bijbelboek begint met een beschrijving van Job. Hij is geen Israëliet maar een heiden uit 'het land Uz'. Het gaat wellicht om een plaats in Edom. Job wordt omschreven als iemand die goed doet, een rechtvaardig en vroom mens. Job is rijk. Hij heeft veel kinderen en veel bezittingen. Hij is een gelukkig mens. Job is ook erg godsdienstig. Hij doet zijn uiterste best om te leven naar Gods wil en om Hem te dienen. Hij wil het goede doen. Hij is een gelovig man.
In het land Uz woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad. Job had zeven zonen en drie dochters. Hij bezat zevenduizend schapen en geiten, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal slaven en slavinnen. Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten (Job 1: 1-3).
Job door de satan op de proef gesteld
De satan slaat Job /
Bron: William Blake, Wikimedia Commons (Publiek domein)Na deze schets van de vrome Job richt het Bijbelverhaal zich op een hemels gebeuren. God is in gesprek met de satan. De satan stelt vragen bij het geloof van Job. 'Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor God hebben? U beschermt hem immers, evenals zijn gezin en alles wat hem toebehoort. U hebt het werk dat hij doet gezegend, zodat zijn bezit zich steeds meer uitbreidt. Maar als u uw hand naar hem uitstrekt en aantast wat hem toebehoort, zal hij u ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken’ (Job 1: 9-11). Met Gods goedkeuring mag de satan zijn gang gaan. Hij laat er geen gras over groeien. De bliksem slaat in in het huis waarin alle kinderen van Job zijn. Niemand overleeft het. Als zijn vee wordt geroofd. Hij bezit niets meer. Toch blijft Job geloven. Hij blijft trouw aan God.
Als de satan weer in gesprek met God is, geeft hij toe dat mensen kunnen blijven geloven als het tegen zich, als je maar niet aan henzelf komt. Satan zegt: 'Maar als u uw hand naar hem uitstrekt en zijn lichaam aantast, zal hij u ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken' (Job 2:5). Ook nu mag de satan zijn gang weer gaan. Hij slaat Job met sferen ziekte en ellende. Job eindigt op de vuilnisbelt buiten de stad waar hij met scherven zijn wonden krabt. God vaarwel zeggen doet hij ook dan niet. Job erkent dat ze niet alleen het goede, maar ook het kwade van God moeten aannemen. Door dit getuigenis van Job is de satan verslagen. Hij komt verder niet meer voor in het boek.
De vrouw van Job
Jobs vrouw is het meest controversiële personage in het boek. De kerkvader Augustinus noemde haar 'de helper van de duivel', maar zo wordt te snel voorbijgegaan aan dat ook zij slachtoffer is van het ongeluk. Ook de vrouw van Job wordt getroffen door rampspoed. Ook zij verloor haar kinderen, haar bezit. Zij lijdt met haar man mee. Zij kan er niet meer tegen en raadt haar man aan afstand van God te nemen.
Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Waarom blijf je zo onberispelijk? Vervloek God toch en sterf.’ 10 Maar Job zei tegen haar: ‘Je woorden zijn de woorden van een dwaas. Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?’ Ondanks alles zondigde Job niet en sprak hij geen onvertogen woord (Job 2: 9-10).
De opstandige Job vraagt naar het waarom van zijn lijden
In het tweede deel van het Bijbelboek Job wordt beschreven dat Job in opstand komt. Zijn vrienden komen van ver om hem te bezoeken. Als ze hem zien schrikken ze en zeven dagen zwijgen ze. Zo proberen ze recht te doen aan het lijden van Job. Ze treuren mee met Job. Maar van hun troost komt echter niet veel terecht. Zijn vrienden gaan uit van het traditionele idee dat ellende en rampen een straf zijn op begane zonden. Zij zijn eens met de stellingen als 'wie goed doet, goed ontmoet' of 'boontje komt om zijn loontje'. Job ontkent dit heftig. Hij gelooft niet in het vergeldingsdogma. En als hij maar blijft stellen dat het onrechtvaardig is dat hem dit lijden overkomt gaan ze met hem in discussie. Ze begonnen als helpers van Job en ze eindigen ermee om hem de schuld te geven van wat hij allemaal verkeerd heeft gedaan. Zo stelt zijn vriend Elifaz: 'Gelukkig de mens die door God wordt getuchtigd, wijs daarom de straf van de Ontzagwekkende niet af!'(Job 5:17). Dit is voor hun de beste manier om ermee om te gaan, want als Job zijn lijden niet aan zichzelf te danken zou hebben, dan zou hun ook elk moment iets dergelijks kunnen overkomen. Daar willen ze liever niet aan denken.
De vasthoudendheid van Job
Job houdt vast aan zijn eigen onschuld. Hij reageert woedend op de verwijten van zijn vrienden: ik heb geen zonde begaan in het verleden waardoor het nu zoveel moet leiden. Hij vraagt zich af waaraan heb ik dit lijden te danken? Waar is God? Waarom doet hij niets? Job roept God ter verantwoording. Hij wil van God zelf horen waarom dit lijden hem getroffen heeft. Hij geeft aan dat zijn vrienden hem meer kwaad dan goed doen. Job schreeuwt om recht in zijn ellendige situatie.
Hierop antwoordde Job: ‘Hoe lang blijven jullie mij nog pijnigen, hoe lang nog martelen met woorden? Keer op keer beschimpen jullie mij, is het geen schande mij zo te vernederen? Als ik werkelijk gedwaald heb, dan is het toch míjn dwaling? Als jullie werkelijk jezelf zoveel beter wanen en mijn vernedering terecht vinden, weet dan dat God zich tegen mij gekeerd heeft, dat hij zijn netten om mij samentrekt. Ik schreeuw: 'Onrecht!' – maar krijg geen antwoord. Ik roep om hulp – maar vind geen recht (Job 19: 1-7).
De antwoorden van God aan Job
Job krijgt antwoord van God. Dat is bijzonder. Niet iedereen krijgt antwoord van God. Twee antwoorden geeft God hem. Stapsgewijs laat God zien hoe groot hij is. Eerst laat God zien hoe groot hij is door op zijn schepping te wijzen. Hierop zegt Job ik legt de hand op de mond. Maar daarmee is God niet tevreden. God zegt: 'Als je kritiek heb op mijn rechtspraak, wees dan ook zelf maar eens de rechter, als je dat kunt'. Daarop erkent Job dat hij verkeerd gesproken heeft. God laat in zijn antwoorden zien dat hij niet in menselijke kaders past. God is groter dan een mens kan denken. Hierdoor krijgt Job een nieuw perspectief op zijn lijden.
De reactie van Job op Gods antwoord
Als Job ziet hoe groot God is, hoe groot zijn schepping is, dan buigt hij zich voor God neer. Hij erkent dat hij geen recht heeft om God ter verantwoording te roepen. Job is boven het oude idee van vergelding en beloning uitgetild en hij beseft dat zijn vrienden hem misleid hebben.
Nu antwoordde Job de Heer: ‘Ik weet dat niets buiten uw macht ligt en geen enkel plan voor u onuitvoerbaar is. Wie was ik dat ik, door mijn onverstand, uw besluit wilde toedekken? Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip,over wonderen, te groot voor mij om te bevatten (Job 42: 1-3).
God antwoordt opnieuw
Wanneer God ziet hoe Job zich voor hem vernederd geeft God aan dat Job er goed aan gedaan heeft om vragen te stellen. Het was goed dat hij zich verzette tegen het dogma van vergelding en beloning. Job heeft goede vragen gesteld over zijn relatie met God in het lijden. De vrienden van Job daarin tegen hebben verkeerd gesproken over God. Ze hebben niet nagedacht vanuit het perspectief van Job maar vanuit een algemene theologische leer, namelijk die van de vergelding. Job moet voor zijn vrienden bidden. Zo sprak God tot zijn vrienden: 'Job, mijn dienaar, zal voor jullie bidden, want ik ben alleen hem goedgezind. Dan zal ik jullie niet blootstellen aan schande, ook al hebben jullie niet juist over mij gesproken, zoals mijn dienaar Job.’ (Job 42:8).
Het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Job: eind goed al goed?
Na hoofdstukken vol diepzinnige discussies over het waarom van het lijden, over recht en onrecht, eindigt het boek positief. Het gaat Job weer voor de wind. Het gaat zelfs beter dan vroeger, want zijn bezit wordt verdubbeld. Sommige lezers zijn teleurgesteld in dit einde. Het lijkt wel een sprookje. Veel mensen hebben niet die ervaring dat het na een tijd van tegenslag weer echt goed wordt. De Joods-Amerikaans schrijver Elie Wiesel, die de Holocaust overleefde, merkt op dat Job met zijn nieuwe kinderen zijn vorige kinderen niet terugkrijgt. Het gemis van zijn vorige kinderen en het verdriet om hen zal hij altijd met zich meedragen.
De betekenis van de verdubbeling van Jobs bezit
Na zijn tijd van lijden wordt het bezit van Job verdubbeld. Hij had 7000 schapen en krijgt er 14.000 en in plaats van 3000 kamelen krijgt hij er 6000. Wat is de betekenis van deze verdubbeling. De theologen zijn het niet met elkaar eens. Sommigen zeggen dat hierin God schuld bekent aan Job. Ze baseren zich op bijvoorbeeld Exodus 22:3 waar over een dief die een dier gestolen heeft staat: 'Als het gestolen dier nog levend bij hem wordt aangetroffen, moet hij het dubbel vergoeden, of het nu een rund betreft, een ezel, schaap of geit'. Doordat God Job het dubbele terug geeft zou Hij als het ware schuld bekennen dat Hij onrechtmatig de have van Job had afgenomen. Andere Bijbelgeleerde zijn het niet eens met deze interpretatie. Zij kunnen het beeld van God niet vereenzelvigen met dat van een dief. Zij zien de verdubbeling meer als een soort troost en verwijzen daarvoor naar Jesaja 61:7: 'De smaad die je verdiende loon werd genoemd, je schande wordt je dubbel vergoed. Daarom erven zij dubbel van het land en is eeuwige vreugde hun deel'. De verdubbeling is dan een vergoeding voor de schade en schande die Job geleden heeft.