mijn kijk opHet boek Job, een inleiding
Het boek Job gaat over de lijdende mens en de prangende vraag waarom de rechtvaardige moet lijden. Wetenschappers kunnen het boek niet nauwkeurig dateren. Vermoedelijk is het in Edom geschreven en kan het zijn ontstaan tussen 300 of 800 voor Christus. Bepaalde woorden in het boek zijn nauw verwant aan het Arabisch en Aramees. Het geheel speelt zich af in een typisch Semitische samenleving, waarin het herdersleven centraal staat. Het boek bevat een dramatische klacht van de lijdende Job, die uitloopt op een twistgesprek tussen God en mens. Het boek Job behoort tot de wijsheidsliteratuur, zoals het boek Spreuken en Prediker en is een van de mooiste literaire boeken van het Oude Testament.
De omgang met het lijden vroeger en nu
In onze hedendaagse cultuur zijn mensen dikwijls verleerd om om te gaan met de tragische kanten van het leven en toch kampt men met de zin van het bestaan. Er blijft een tragiek in het leven die dikwijls niet te begrijpen is. De oude klassieke Griekse tragedies vertellen daarover, maar ook het boek Job. Deze geschriften leren dat het lijden bij het bestaan hoort. In de Bijbel lezen we dat mensen in gesprek gaan met God en hun klachten hebben, met name in de Psalmen en het boek Job komt dit tot uiting.
Waarom moet de rechtvaardige lijden?
In bijvoorbeeld Psalm 73 en het boek Job gaat het om het raadsel waarom de rechtvaardige moet lijden. Het is de hoofdvraag van het Oude Testament.
Harold S.Kushner (rabbi uit de V.S. geb. 1935) schreef het boek
Als het kwaad goede mensen treft. Het beleefde in Nederland in de jaren tachtig verschillende herdrukken en gaat ook over de vraag waarom het kwaad onschuldige mensen treft en hoe men om moet gaan met het lijden.
In het boek Job gaat het over het lijden en de oorzaken van het lijden. Het geschrift gaat over de macht van God en de kleinheid van de mens, die toch mag
protesteren. Het is een veelkleurig boek, waarin veel wijsheden en levenslessen staan. De onderstaande citaten uit de Bijbel zijn genomen uit
De Nieuwe Bijbelvertaling (2004).
Het begin
We lezen de eerste zinnen van het boek Job:
In het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad.
Job was ook rijk, maar dat is niet het eerste wat van hem verteld wordt.
Het belangrijkste wordt voorop gezet, niet Jobs macht en positie, maar zijn geloof en levensstijl.
Job is een
rechtvaardige en staat op één lijn met andere rechtvaardigen uit de Bijbel: hij is een man als Noach. Juist deze rechtvaardige en gelovige Job komt in een onbegrijpelijk lijden terecht. Zal hij zijn geloof vaarwel zeggen? Zal Hij God afwijzen en vervloeken, zoals zijn vrouw hem aanraadt:
Vervloek God en sterf! (Job 2:9).
Job zegt dan tegen zijn vrouw:
Je woorden zijn de woorden van een dwaas. Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden? Ondanks alles zondigde Job niet en sprak hij geen onvertogen woord (Job 2: 10).
Job laat God niet los en verwerpt Hem nooit, maar verderop in het boek gaat Job wel in debat met God en zijn vrienden. Job neemt het niet en begrijpt het niet dat hem zoveel leed overkomt. De vrienden zeggen dat het aan de zondigheid van Job ligt en dat Job dat moet belijden.
Maar Job gaat in tegen de woorden van de vrienden. Job erkent steeds dat God almachtig is, maar hij vraagt zich af of het godsbestuur wel eerlijk en rechtvaardig is.
Een man uit het land Us
Job komt uit het land Us. Hij is dus geen Israëliet en woont niet in het beloofde land. Het land Us is het land van
Edom. Het land van de Edomieten, een volk waaronder Israël diep heeft geleden, een volk dat op gruwelijke wijze heeft huisgehouden in Israël. God zelf zegt van hem (1: 8)
Zoals hij (Job) is er niemand op aarde; hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Dus zelfs in Israël komt zo'n rechtschapen mens als Job niet voor!
De functie van satan
Merkwaardig kan men het gesprek tussen God en de satan achten. Echter Job weet hier niets van. Satan heeft hier de rol van
aanklager in de hemelse hofhouding van God. Later in de Bijbel krijgt de satan een andere functie, een andere positie: dan wordt hij de vijand van God en zet de mensen aan tot het kwade. In het Nieuwe Testament wordt de duivel door Jezus overwonnen en uiteindelijk zal hij worden vernietigd.
De satan heeft op Job gelet en zegt tegen God: Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag hebben voor God? Als Job nou eens in grote problemen komt, zou hij dan ook blijven geloven? Zal Job God niet gaan vervloeken? De satan is hier niet volkomen vrij. Hij kan alleen doen, waartoe God hem hier de ruimte geeft. De satan mag aanvankelijk niet aan Job zelf komen, maar hem verder wel alles ontnemen. In hoofdstuk 2 wordt Job zélf wel aangetast.
Het lijden van Job
Het leed dat Job overkomt is onbeschrijflijk. Zijn vee wordt geroofd en zijn knechten gedood door de Sabeeërs. Schapen en geiten en hoeders van het vee werden getroffen door de bliksem. Kamelen worden geroofd en knechten gedood door de Chaldeeën.
En het ergste was dat zijn kinderen omkwamen door een storm toen hun huis instortte.
En dan volgt er een woord dat dikwijls wordt geciteerd en ook wel wordt misbruikt.
Job zegt:
De HEER heeft gegeven, de HEER heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen.
En dan staat er direct achter:
Ondanks alles zondigde Job niet en maakte hij God geen enkel verwijt. De satan krijgt geen gelijk! Job houdt aan God vast, verliest zijn geloof niet. In hoofdstuk 2 wordt Job bedekt met zweren en ook dan in die tweede test blijft Job vasthouden aan God. Weer krijgt de satan ongelijk, immers Job sprak geen onvertogen woord.
De gesprekken met zijn vrienden
Dit alles is nog maar het begin van een lang verhaal. Want Job wordt uitgedaagd door zijn vrienden die zeggen: Job het ligt wél aan jou!
Al dat leed is jou overkomen, omdat het met jou niet goed zit. Maar juist dit kan Job niet aanvaarden en dan begint de intense discussie van zeer hoog niveau over het lijden, over het godsbestuur, over de schuld en de onschuld, over de macht van God en de mens die in debat gaat met God zelf. Job durft. Het verrassende van de Bijbel is dat een mens een twistgesprek met God mag aangaan.
De Job van de discussie staat veelal dichter bij de mensen dan de Job die zegt: De
Heer heeft gegeven en genomen en de Naam van de Heer zij geprezen. Het bijzondere is dat uiteindelijk Job gelijk krijgt van God en dat de vrienden van Job niet recht hebben gesproken over God.
Het boek Job is het opzienbarende verhaal van een mens die een beroep doet op de rechtvaardigheid van God. Een Job die niet schroomt om al zijn teleurstellingen en opstandigheid uit te praten met God. Maar deze man werd uiteindelijk gezegend en gerehabiliteerd.
Kort overzicht van het boek Job
De eerste twee hoofdstukken vormen de
proloog van het boek. Het is
proza (verhalend) evenals het slothoofdstuk 42: 7-17,waarin we lezen dat Job rijk wordt gezegend en het dubbele ontvangt van wat hij eerder bezat. De vrienden moeten een offer brengen en Job bidt voor hen, zij hebben immers niet juist van God gesproken. Vele uitleggers zijn van oordeel dat
de proloog en het slot, de
epiloog, oorspronkelijk niet bij het boek horen. Echter er is geen reden om deze hoofdstukken niet als oorspronkelijk te zien. Ze staan in een duidelijk verband met het gehele boek. Proloog en epiloog omlijsten het boek en noemt men een
raamverhaal. Voor een goed verstaan van het boek Job kan het raamverhaal moeilijk worden gemist.
De overige hoofdstukken zijn
poëtisch (hoofdstukken 3- 42:6). Nadat de
drie vrienden Elifaz, Bildad en Sofar Job hebben getroost en zeven dagen (!) bij hem waren en
zwegen, begint Job met zijn klacht:
Laat de dag dat ik geboren ben vergaan...Waarom geeft God licht aan hem voor wie de weg verborgen blijft, wie Hij de weg verspert? (3:3 en 23).
Daarna komt het betoog (4-5) van
Elifaz die Job duidelijk vraagt:
Ken jij onschuldigen die hij (God) te gronde richtte? Job antwoordt (6-7)
Bezin je, nog altijd sta ik in mijn recht. Ligt er kwaad op mijn tong? (6:29-30).
Ze blijven de monologen en dialogen elkaar afwisselen. De vrienden nemen het op voor God en Job wordt opstandiger. De vrienden zeggen wijze en waardevolle dingen, maar ze kunnen Job niet overtuigen. Hij vindt dat hem onrecht is gedaan.
Tot en met hoofdstuk 27 antwoordt Job op de betogen van de drie vrienden en besluit met de woorden:
Ja! God heeft mij mijn recht onthouden, de Ontzagwekkende heeft mij diep verbitterd ( 27: 2) en: tot aan mijn dood houd ik mijn onschuld staande (27:6).
Hoofdstuk 28 gaat over de wijsheid en het slotwoord is:
Ontzag voor de Heer- dat is wijsheid; het kwaad mijden- dat is inzicht (28:28).
Dan volgt het slot van Jobs betoog: 29- 31. Hij blijft zijn
onschuld betuigen en vindt dat hij wreed wordt behandeld en waarom wil God niet naar hem luisteren?
Daarna (32-37) komt
een vierde vriend Elihu aan het woord. Hij is kwaad op de drie andere vrienden en op Job. Hij bleef lang zwijgen omdat zijn vrienden ouder zijn. Elihu wijst op de grootheid van God en maakt duidelijk dat God het kwade straft en: hoe durft Job te protesteren tegen een machtige en wijze God?
In de hoofdstukken 38-41 komt het antwoord van God vanuit een storm: .
Sta op, Job wapen je; Ik zal je ondervragen, zeg me wat je weet. Waar was jij toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het Me, als je zoveel weet (38:3 en 4). Er volgt een indrukwekkende beschrijving van de almacht en wijsheid van God in de schepping. Dan doet Job (40: 3-5) en (42: 1-6) er het zwijgen toe. Hij ziet zichzelf als
onaanzienlijk en l
egt zijn hand op zijn mond. Hij erkent dat hij sprak zonder enig begrip en nu hij Gods almacht heeft gezien
, herroept hij zijn woorden en
buigt zich in het stof en het vuil.
Job wordt zijn plaats gewezen. De kleine mens kan het geheim van Gods schepping niet doorgronden. God is Heer over de natuur en de chaosmachten (symbolen van de chaosmachten:
nijlpaard en krokodil, 40:15-26). Job ontmoet God Zélf (!) en ontdekt dat God naar een mens omziet. Hij krijgt geen antwoord op zijn vragen, maar is onder de indruk van de ontmoeting met God. God is vrij en hoeft niets aan de mens uit te leggen, maar kiest wel voor hem die onrechtmatig lijdt en gaat een
persoonlijke relatie met die mens aan.
Het oordeel en de vragen van Job blijken juist te zijn! En ook: Job weigert God af te zweren en blijft geloven in Gods almacht en verantwoordelijkheid (A. van de Beek, pag. 76-86).
De grondgedachte van het boek Job kan men dus als volgt omschrijven: de mens heeft God te rechtvaardigen, zo zal God ook eenmaal op Zijn tijd de gelovige rechtvaardigen (Th. C Vriezen, A.A. van der Woude, pag. 272).
Zie geraadpleegde bronnen.
Daarna volgt zijn eerherstel en de vrienden krijgen ongelijk en God is woedend op de vrienden die niet recht over God hebben gesproken. Hierna leefde Job nog 140 jaar en zag zijn kleinkinderen tot in het vierde geslacht
. En toen stierf Job, oud en verzadigd van het leven (42:17).
Misverstanden
De betekenis van het boek Job kan worden misverstaan. Het gaat niet allereerst om een verdediging van het Gods bestuur, maar om het lijden van een rechtvaardige: Job zélf.
Of het misverstand dat Jobs vrienden in een rechtvaardige goddelijke vergelding zouden geloven, maar dat Job zelf daarvan afziet. Echter Job vraagt nadrukkelijk om r e c h t! (16:8 -22.; 19:25-29; 31:1-40) en ontvangt dat tenslotte ook (epiloog).
Vier antwoorden op het raadsel van het lijden in het boek Job
- De vrienden brengen het lijden in rechtstreeks verband met schuld. Dit verband bestaat in de Bijbel, maar de toepassing op Job wordt in 42: 7 veroordeeld.
- Lijden kan een mens louteren. Zie de rede van Elihu (33:17-33).
- De Godsopenbaring (38-41) wijst Jobs opstandigheid terug en brengt hem tot de ootmoedige uitspraak dat Gods goedheid en rechtvaardigheid buiten kijf zijn, maar zich niet laten narekenen. De mens kan het Godsbestuur niet doorgronden.
- In de proloog (het geding met de satan) komt het element van beproeving in het lijden op de voorgrond.
Tenslotte
Vele vragen rond het raadsel van het lijden zullen blijven bestaan. Het boek Job is voor ieder mens die vecht met het lijden en moeite heeft met het godsbestuur. Job hoopt uiteindelijk God te ontmoeten en dan ziet hij niet meer in raadselen en wat de toekomstverwachting betreft, gelooft Job in een rechtvaardiging ná dit leven (Job 19:25-27).