Het sacrament van de ziekenzalving in de katholieke Kerk
Het sacrament van de ziekenzalving is een van de zeven sacramenten van de katholieke Kerk. Het is bedoeld voor mensen die ernstig ziek zijn of een zware operatie moeten ondergaan en niet zozeer als 'laatste sacrament', zoals het voor 1969 was. Het fundament van de ziekenzalving ligt in de omgang van Jezus met mensen die ziek zijn of lijden. Zoals Hij hen genas, wil de Kerk ook de mensen genezen. Tijdens de zalving krijgt de zieke kracht om zijn laatste reis aan te vatten. Vaak krijgt hij ook nog voor de laatste keer de communie.
Inhoudsopgave
Bijbelse bron
De katholieke Kerk kent zeven sacramenten: doopsel, vormsel, eucharistie, huwelijk, wijding, biecht en de ziekenzalving. De andere kerkgemeenschappen erkennen meestal enkel het doopsel en de eucharistie. Zij oordelen dat Jezus enkel deze twee expliciet heeft ingesteld. De katholieke Kerk zegt dan weer dat er ook voor de andere sacramenten bronnen in de Bijbel zijn aan te geven. Voor de ziekenzalving is dat in de Brief van Jakobus (Jak 5, 14-15):
Is iemand van u ziek? Laat hij de oudsten van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Heer. En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden.
Uit het voorgaande citaat uit de brief van Jakobus blijkt al het belang dat gehecht werd aan de ziekenzalving. In Jezus’ tijd was het zalven met olie een algemeen verspreid gebruik. Olie maakt de huid zacht en brengt verlichting voor mensen met pijn. Daarom wordt dit sacrament vaak ook het laatste oliesel genoemd. Volgens Jakobus zal iemand door de zalving en het gebed genezen. Dit is niet per se fysiek bedoeld, de ziekenzalving is eerder bedoeld om de zieke op te beuren, te bemoedigen en kracht te geven. De werking van de ziekenzalving is dus eerder psychologisch: Jezus geeft de gelovige kracht en moed om door te zetten.
Korte geschiedenis van de ziekenzalving
In de begintijd werd de ziekenzalving vaak uitgevoerd, telkens wanneer iemand (ernstig) ziek was. Maar gaandeweg (vanaf de achtste eeuw) werd dit sacrament gereserveerd voor de stervenden. Na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) komen we terug bij de beginsituatie: de ziekenzalving is nu opnieuw bedoeld voor zieken en niet enkel voor stervenden. Toch wordt het sacrament nog steeds door veel mensen zo beschouwd, denk maar aan de naam ‘de laatste sacramenten’. Veel oudere mensen schrikken dan ook wanneer ze horen dat ze 'in aanmerking komen' voor de ziekenzalving. Ze denken dan dat hun laatste uur geslagen heeft. Omdat men het tijdens de middeleeuwen en later maar één keer kon ontvangen, werd de zalving ook pas echt toegediend wanneer iemand in de laatste uren van zijn leven was gekomen.
Verloop van het sacrament van de ziekenzalving
In ziekenhuizen wordt de ziekenzalving meestal toegediend door de pastoraal werkers, vaak door het priestertekort. Maar volgens de Catechismus (artikel 1516) mogen enkel de priesters en de bisschoppen de ziekenzalving toedienen. Zelfs diakens mogen dit niet.
De ziekenzalving begint met het ontvangen van
het boetesacrament. Dit sacrament staat beter bekend als de biecht. Wanneer de zieke niet langer in staat is om te spreken of niet meer bij zinnen is, is dat geen probleem: “Het sacrament van de ziekenzalving verleent ook absolutie voor alle zonden waar de zieke berouw over heeft, maar die nog niet eerder door de biecht zijn vergeven.” (Trigilio) Tegenwoordig wordt de ziekenzalving vaak in grote groepen gevierd en is er een algemene boeteritus in het begin van de dienst.
De zieke wordt
de handen opgelegd. Deze handeling wordt al beschreven in het citaat uit Jakobus. Hiermee wil men vertrouwen, geborgenheid aangeven: God is er voor jou. Daarna vindt de eigenlijke
ziekenzalving plaats. De zieke wordt gezalfd met olie. Deze olie werd door de bisschop gewijd op Witte Donderdag. De zieke wordt zowel op het voorhoofd (het verstand, het denken) als op de handpalmen (het doen, het handelen) gezalfd. Daarbij spreekt de priester volgende woorden uit:
Moge onze Heer Jezus Christus door deze heilige zalving en door Zijn liefdevolle barmhartigheid u bijstaan met de genade van zijn heilige Geest. Moge Hij u van zonden bevrijden, u heil brengen en verlichting geven.
Hierna ontvangt de zieke
de communie. Zeker wanneer de zieke in stervensgevaar verkeert, wordt dit gedaan. Deze communie vormt dan het viaticum, letterlijk ‘reisvoedsel’. Het is wellicht de laatste keer dat de gelovige de communie hier op aarde ontvangt.
Lees verder