De 'Judas' die de brief van Judas schreef

De tekst
In de brief stelt Judas zichzelf met de volgende woorden voor: "Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en een broeder van Jakobus" (Judas 1:1 - NBG 1951)In het Nieuwe Testament en kerkhistorische literatuur komen vijf verschillende Judassen voor. Hiernaast is het een mogelijkheid dat er sprake is van een Judas die niet in deze literatuur voorkomt. Er zijn, volgens Bauckham, daarom in totaal zes verschillende theorieën ontstaan over wie de Judas was die de brief in de Bijbel schreef, namelijk dat:
[OLIST]Hij de halfbroer van Jezus was
Hij de zoon van Jakobus was
Hij de apostel Thomas was
Hij de derde bisschop van Jeruzalem was
Hij Judas Barsabbas was
Hij een onbekende Judas, broer van een onbekende Jakobus, was[/OLIST]
De halfbroer van Jezus
Veruit de meeste moderne theologen identificeren de Judas die de brief schreef met de Judas die een halfbroer was van Jezus. Zij doen dit op basis van Matteüs 13:55 en Marcus 6:3, waarin Jezus een broer van ene Jakobus en een Judas wordt genoemd. De theorie lijkt het meeste recht te doen aan de manier waarop Judas zich in Judas 1:1 voorstelt.De theorie roept echter de vraag op waarom Judas zichzelf niet een (half)broer van Jezus noemde. Het antwoord hierop is luidt volgens Bauckham dat 'Broer van Christus' een term was die wees op het hebben van autoriteit in de gemeente. Judas zou deze autoriteit niet hebben willen claimen, maar zou onderwijl wel duidelijk hebben willen maken wie hij precies was. Om die reden zou hij ervoor hebben gekozen om zichzelf een 'broeder van Jakobus' te noemen. Zo claimde hij niet de autoriteit die hoorde bij de term 'broer van Christus', maar was het wel duidelijk dat hij een bloedverwant was van Jezus.
Judas, zoon van Jakobus
Een aantal oudere Bijbelcommentatoren, waaronder Johannes Calvijn, identificeerden 'Judas, een broeder van Jakobus' met de Judas die in Lucas 6:16 en Handelingen 1:13 (twee opsommingen van een aantal apostelen) de 'zoon van Jakobus' genoemd werd. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat zij aannamen dat een apostel de brief moet hebben geschreven. Om deze reden namen zij ook aan dat de Judas in deze verzen niet de zoon, maar de broer van Jakobus was. Zodoende kon men de beide Judassen met elkaar vereenzelvigen. Deze vereenzelviging is echter incorrect. Ten eerste omdat het de vraag oproept waarom Judas zichzelf niet een apostel noemde, zoals andere apostelen dit wel deden. Ten tweede omdat het niet logisch is om de grondteksten van Lucas 6:16 en Handelingen 1:13 zo te vertalen dat Judas een broer van Jakobus was in plaats van zijn zoon.Onlogisch
De vertalers die de Statenvertaling (en de moderne HSV 2010) maakten deden ook de aanname dat een apostel de brief moet hebben geschreven. Om die reden vertaalden zij de woorden Ἰούδας Ἰακώβου (letterlijk: 'Judas, Jakobus') in Lucas 6:16 en Handelingen 1:13 niet als 'Judas, zoon van Jakobus', maar als 'Judas, broer van Jakobus'. Dit is een onlogische vertaling, omdat mensen doorgaans niet werden geïdentificeerd op basis van wie hun broer was, maar op basis van wie hun vader was.
De apostel Thomas
Volgens Helmut Koester was de apostel Thomas in de Syrische traditie bekend onder de naam 'Judas Thomas'. Het Griekse woord voor Thomas kan worden vertaald als 'tweelingbroer', wat een soort achternaam was. In dat geval was Thomas' naam 'Judas de tweelingbroer' en wordt hij in Lucas 6:16 en Handelingen 1:13 alleen bij zijn 'achternaam' 'Thomas' genoemd. Het is volgens Koester mogelijk dat de Judas die de brief schreef dezelfde was als deze 'Judas Thomas'.Deze theorie roept echter meerdere vragen op. Ten eerste is het, wederom, de vraag waarom Judas zichzelf niet een apostel noemde, hij wordt immers zo beschreven. Ten tweede is het de vraag of de Syriërs 'Judas Thomas' kenden als een broer van Christus (hem vereenzelvigden met de Judas in Mat. 13:55). Dit was volgens Bauckham niet het geval. De Syriërs zouden daardoor niet denken aan 'Judas Thomas' bij de beschrijving 'Judas, broeder van Jakobus'.
De derde bisschop van Jeruzalem
Burnett Hillman Streeter kwam op basis van Judas 1:17 tot de conclusie dat de brief niet is geschreven in de tijd van de apostelen, maar later. In de tekst worden namelijk de woorden van de apostelen in herinnering gebracht die zijn gesproken "vóór dezen", wat impliceert dat de apostelen lange tijd voordat de brief geschreven werd de woorden spraken. Op de vraag wie de Judas die de brief schreef dan was luidt het antwoord van Streeter dat dit de in de apostolische constitutie genoemde derde bisschop van Jeruzalem geweest moet zijn. Die wordt daar namelijk een zoon van Jakobus genoemd. De woorden 'broeder van' (zoals de NBG 1951 het vertaalt) zijn volgens Streeter een latere toevoeging aan de brief, waar volgens hem oorspronkelijk Ἰούδας Ἰακώβου ("Judas, zoon van Jakobus") stond.Streeters theorie is volgens Bauckham echter zeer onwaarschijnlijk, omdat de brief van een tweede-eeuwse bisschop nooit dusdanig gezaghebbend geweest kan zijn dat de kerk tegen het einde van de tweede eeuw deze als canoniek zag. Hiernaast is er geen bewijs dat de brief tweede-eeuws was, de implicatie in vers 17 is daar namelijk niet genoeg voor.